Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

LEVEN DOOR GELOOF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LEVEN DOOR GELOOF

12 minuten leestijd

(7)

Het geloof en de Heilige Geest

Nu het geloven van de mens uit gezien een onmogelijkheid is, en we gezien hebben dat in het Woord de oorsprong van het geloof ligt, verdient het onze aandacht dat de Heilige Geest als Bewerker en Onderhouder van het geloof met nadruk genoemd wordt. Telkens wordt er in de belijdenisgeschriften op gewezen dat de Heilige Geest het geloof in het hart werkt, door middel van het Wóórd. Het Woord is dus het middel, de Geest maakt van dit door Hem geïnspireerde Woord gebruik. Gods Woord is het eigen Getuigenis van de Geest. We raken hier een teer punt, waarbij enerzijds onze schuldige blindheid naar voren komt .Het betrouwbare Woord van God moest genoeg zijn voor alle mensen om het zonder meer gehoor te verlenen, om het zonder tegenspraak te geloven. Maar wat is de praktijk? Als wij de mensen Gods Woord voorhouden, tien tegen één zeggen ze dan „ja maar". Het Woord wekt tegenspraak op. Geen wonder, want de natuurlijke mens verstaat niet de dingen die des Geestes Gods zijn. En daar het Woord een schepping is van de Geest zal hij het /onder die Geest niet in het minst verstaan. Ieder die pastoraal met mensen omgaat, weet dan wel hoe mensen zich onder de klem van het woord uit-en in duizend bochten wringen omdat men niet voor het Woord wil buigen. En diezelfde gezindheid ontdekken w T e ook in ons eigen hart.

Anderzijds maakt het 't wonder van Gods genade des te groter, als we dan toch iemand horen zeggen, net als de Kananeese vrouw, wier geloof zo hevig op de proef werd gesteld: „ja Heere", waarmee zij het woord dat haar afwees bijviel, maar tegelijk het als een reden aangreep om geholpen te worden, , .doch ook de hondekens eten van de kruimels die vallen van de tafel der kinderen". Dat machtige verschil tussen „ja maar" en „ja Heere , doch " brengt ons bij het werk van de Heilige Geest. „Daarom zonder de verlichting van de Heilige Geest wordt er door het Woord niets gewerkt." (Calvijn) Moet ik die Geest nu maar afwachten? Neen ik zal er om bidden en ik zal de Heere zijn woord voorhouden dat de Vader de Heilige Geest geven zal degenen die Hem er om bidden. Zo is het geloof op tweeërlei manier een gave Gods geschonken door het Woord verkregen door de Heilige Geest.

Het geloof en de uitverkiezing

In het begin van Zondag 7 lezen we de vraag: Worden dan alle mensen wederom door Christus zalig gelijk zij door Adam zijn verdoemd geworden? Neen zij! Wie dan wel. Velen hebben de neiging om dan meteen maar te zeggen, niet alle mensen worden zalig, maar alleen de uitverkorenen. Geen mens die bij de Schrift wil leven zou dat durven ontkennen. Toch geeft de Catechismus een heel ander antwoord. Neen zij, maar alleen die Christus door een waar geloof zijn ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen. Wel moeten wij daarbij bedenken dat de algemeenheid van de beloften de zaligheid niet algemeen maakt voor allen. Maar het behoud van de zondaar vloeit altijd voort uit de bron van de eeuwige barmhartigheid van God.

Het is voor het bijbelse leven uit het geloof van levensbelang om in de verkondigingvan het Evangelie ons uitgangspunt niet te nemen in de verkiezing. Op die manier zet men de verkiezingsleer in een schema, en zet men de mensen voor de vraag niet of zij Christus door het geloof zijn ingelijfd, maar of ze weten dat zij uitverkoren zijn. Het gevolg is dat men het hart van de Kerk, (de verkiezing) verkeerd gebruikt om het hart van de mensen te laten verstijven in gevoelloze onmachtstheorieën, met als noodlottige gevolgen van dien. Zó noodlottig heeft men van Gods verkiezing een noodlotsgedachte gemaakt, dat men (ik spreek nu uit ervaring) in het aangezicht van de dood durft zeggen dat men alleen nog vraagt om zijn eigen verdoemenis.

U begrijpt dat ik hier niet over de uitverkiezing als zodanig (wat is dat eigenlijk) ga schrijven. Elke verkiezingstheorie die losgemaakt wordt uit de Bijbelse verbanden van de Godsopenbaring, is bij voorbaat een afwijken van de eenvoudigheid die in Christus is, en loopt op ontsporing uit. Waar het me nu om te doen is is deze verkiezing van harte te belijden, maar dan in nauw verband met het gelóóf. Daarom mogen we zo blij zijn met het antwoord uit de Catechismus, en daaraan moeten we ons houden. Wie het geloof als gave Gods wil erkennen, erkent ook zonder twijfel dat de Heere in het schenken van het geloof door Woord en Geest „al het welbehagen Zijner goedigheid vervult, en het werk des geloofs met kracht" (2 Thess. 1:11). Hiervan zegt Calvijn: En wanneer daar de apostel het geloof noemt Gods werk en het met een bijstelling Gods welbehagen noemt, ontkent hij dat het uit des mensen eigen beweging voortkomt... En opdat God des te meer bij een zo voortreffelijke gave Zijn mildheid in het licht zou stellen, keurt Hij niet allen zonder onderscheids haar waardig, maar deelt haar met een bijzonder voorrecht toe aan wie Hij wil".

Let goed op het Woord mildheid. De verkiezing Gods heeft niets hards, niets ijzigs, niets noodlottigs aan zich. Hoe moeilijk en voor ons verstand onbegrijpelijk deze zaken ook liggen, we mogen ze, zegt Calvijn niet uit de weg gaan. In het kort gezegd komt het hierop aan „dat ons behoud uit de bron van Gods onverdiende barmhartigheid vloeit, voordat ons zijn eeuwige verkiezing bekend geworden is, die Gods genade verheerlijkt." (Inst. III-XXI-1).

Ziet u hoe voorzichtig en tevens hoe positief Calvijn de samenhang tussen geloof en verkiezing hanteert? Ons behoud vloeit uit dc bron van eeuwige barmhartigheid, dat staat vast. Pas daarna en daarin wordt ons Zijn eeuwige verkiezing bekend. In het samengaan van Woord en Geest (die beide het geloof werken) werkt God Zijn barmhartigheid uit. Dat is heel wat anders dan zo met de verkiezing opereren dat er tal van kenmerken van het-uitverkoren-zijn op tafel gelegd moeten worden aleer men tot het geloof komt. Want dat is het logisch gevolg van een prediking die het uitgangspunt kiest in de verkiezing. Niet het geloof in Christus is beslissend tot behoud, maar de kenmerken van de verkiezing geven vrijmoedigheid om te „geloven". Niet het geloof in Christus, en het door een waarachtig geloof Hem te zijn ingelijfd geeft blijdschap en troost. Maar het geloof in jezelf, dat men uitverkoren is en daarvan de kenmerken draagt. Zodat het uiteindelijke resultaat is dat men de mens aanspoort om vooral in zichzelf naar vastigheid te zoeken. En als men die zo uiterst moeilijk of in het geheel niet vinden kan, dan toch maar het stempel te geven van „echt werk" of „echte bekommering" waarbij het geloof in Christus buiten beschouwing blijft. Zelfs wordt als eis gesteld dat men eerst moet weten een uitverkorene te zijn wil men toegang hebben tot de belofte. Ik kan hier niet op de historische ontwikkeling in de theologie ten aanzien van geloof en verkiezing ingaan, maar wel is het te betreuren dat zo spoedig na Calvijn een verintellectualisering en rationalisering van het verkiezend welbehagen Gods plaats greep.

Met alle waardering overigens moet toch gezegd worden dat Calvijns opvolger Beza, min of meer die weg is ingeslagen, als hij bijv. zegt: „Het geloof is een zekere wetenschap, waardoor het geschiedt dat men, nadat ieder van zijn uitverkiezing zeker is, voor zichzelf de belofte van het heil in Jezus Christus toepast". Je vraagt je af is dat niet precies het omgekeerde van wat Calvijn geleerd heeft dat „Christus de spiegel onzer verkiezing is", dat wij uit de bron van Gods eeuwige barmhartigheid bediend worden en zo ons Zijn eeuwige verkiezing ons wordt bekend gemaakt?

Het eeuwige besluit Gods moet wel gepredikt, maar mag de verkondiging niet overheersen, zodat de hoorders van het Woord tenslotte zeggen: als het toch maar voor een paar mensen is, dan is het de moeite niet waard om er ook maar aan te beginnen. Ik weet dat er velen zijn die denken: voordat je weet dat je uitverkoren bent is er toch geen beginnen aan. Dat heeft natuurlijk niets meer met het geloof te maken. Als het bij iemand van onze lezers daarop vast zit laat hij of zij zich dan eens laten onderwijzen door onze belijdenis, die in dit opzicht zo verwaarloosd in de hoek ligt geschoven: „De oorzaak of schuld van dat ongeloof, gelijk ook van alle andere zonden, is geenszins in God, maar in de mens. Maar het geloof in Jezus Christus, en de zaligheid door Hem is een genadige gave Gods." (D.L. I-V). Het is veeleer zo en zo is het naar het Woord dat op de roeping Gods, onder het Woord en door de Heilige Geest, de zondaar komen mag tot het aannemen van Christus. Geloof en uitverkiezing. We kunnen deze twee niet op zichzelf

zien, maar., in de onmiddellijke samenhang van Woord en Geest. Roeping en verkiezing mogen niet van elkaar worden losgemaakt ze worden in één adem genoemd.

Beide moeten we ze vastmaken zegt de apostel Petrus. Om zeker te zijn van onze zaligheid moeten we niet bij de verkiezing-Gods beginnen, ook niet bij de kenmerken die we bij onszelf waarnemen, maar bij Gods Woord. In al het theologisch en geestelijk geharrewar , dat steeds erger wordt in onze dagen, is het goed te blijven luisteren of weer opnieuw te gaan luisteren naar wat Calvijn schrijft in zijn commentaar op Joh. 6 : 40. De tekst luidt: n dit is de wil Desgenen, die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk die de Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uiterste dage. Calvijn schrijft dan: Dit is dan het middel om tot de zaligheid te komen, zo wij het evangelie van Christus gehoorzaam zijn... Aangezien dan Gocl wil dat degene die Hij verkoren heeft, door het geloof zalig zullen worden, en op zulk een wijze zijn eeuwige Raad bevestigt en uitricht, zo volgt dat degene die met Christus niet tevreden is, de eeuwige predestinatie (verkiezing) neuswijselijk onderzoekt en buiten de Raad Gods zoveel in hem is zoekt zalig te worden. De verkiezing Gods is hunzelve bedekt en verborgen, maar wordt van de Heere geopenbaard door dc roeping waarmee Hij ons verwaardigt tot Zich te roepen.

Daarom zijn zij uitzinnig (!) die haar eigen zaligheid of die der andere mensen in de doolhof der verkiezing zoeken, niet houdende de weg des geloofs die hen voorgesteld is. Ja die door deze verkeerde fundering te leggen de kracht en de werking der verkiezing zoeken om te stoten.

Want nademaal God ons tot dat. doel verkoren heeft, dat wij zouden geloven zo zal de verkiezing onvolmaakt zijn als gij het geloof wegneemt." Blijkbaar had Calvijn op dit punt ook al vele tegenstanders. Het komt mij als een onbehoorlijk indringen in de Raad Gods voor als men zo strikt van de verkiezing uitgaat. Glimlachend ironisch zegt Calvijn dat ze neuswijs zijn. Misschien is dat nog maar het beste. Hoewel toch aan de andere kant hij zich uitput om het maar - aan. ons verstand te brengen dat we niet moeten speculeren over God en over verkiezing want dat we dan juist de verkiezing Gods de doodsteek toebrengen.

Een strak doorgevoerd verkiezingsschema kan wel de mond vol hebben over „eenzijdig Godswerk", maar zet het eenzijdig Godswerk dat zijn hoogte-en dieptepunt in Christus heeft buiten spel. Perkins heeft ooit eens geschreven: „De zekerheid der verkiezing volgt op de zekerheid des geloofs en ligt er in opgesloten. Want in Christus geloven is niet "alleen geloven in de aanneming tot kinderen, maar ook dat we dientengevolge van eeuwigheid in Hem zijn uitverkoren." Dat is schitterend bijbels en ook op zijn Calvijns gezegd. God verkiest in Christus en kan niet liefhebben buiten Hem. Luther heeft eens vermaand niet te beginnen waar God begint, want dat is voor ons te hoog. Hij wil dat we beginnen waar God met ons begonnen is en wijst daartoe aan de kribbe van Bethlehem. Wie daar begint die kan de zekerheid der verkiezing nooit vinden in zichzelf, en zegt Calvijn „zelfs niet in God de Vader, indien wij ons Hem alleen zonder de Zoon voorstellen. Christus is de spiegel, waarin wij onze verkiezing behoren te aanschouwen.

Als we ons daar meer aan hielden dan zou er heel wat polarisatie die de huidige „gereformeerde gezindte" verdeeld en verscheurd houdt uit de weg geruimd worden. Als men in het voetspoor van bepaalde mystieke en sterk overtrokken piëtistische mannen de eenvoud van het evangelie verlaat dan komt men tot uitspraken als: „De prediking moet wel een algemeen aanbod van genade kennen, maar niet ieder is verplicht om te geloven dat zijn zonden vergeven zijn. Want wie verplicht is om de vergeving der zonden te geloven is ook verplicht om de mogelijkheid van zalig worden te geloven en dat laatste is voor de verworpenen uitgesloten. „Hier is het reformatorisch belijden op grond van de Schrift verlaten, hier is de waarheid Gods in kaart gebracht, hier wordt de mens de onschuld niet benomen, maar wordt hij gestijfd in zijn valse gerustheid dat hij wel onbekeerd kan blijven, dat hij zoals iemand mij eens zei toch eerst moet weten of hij „op het rollletje staat." Dat vindt wel gretig gehoor, maar het werkt de valse gerustheid in de hand.

Geef me dan maar de kale eenvoud, zonder .het te begrijpen, maar wel om te aanbidden van iemand als Augustinus die ooit eens gezegd heeft: „Het is een wonder, dat twee horen: de één versmaadt het, de ander stijgt op. Wie het versmaadt rekene het zichzelf toe, wie opstijgt schrijve het zichzelf niet toe. Waarom is het de één gegeven, en niet de ander? Ik schaam me het niet te zeggen: dit is dc diepte van het Kruis. Maar waarom deze wel en de ander niet? Het is teveel voor mij; het is een afgrond; dc diepte des Kruises. In bewondering kan ik uitroepen, niet in uiteenzetting bewijzen." Zo vertrouwde mij eens een Godvrezende vrouw toe: Ik heb van mijn kinderjaren God gezocht, nooit om verkiezing gedacht, wel om bekering gesmeekt en toen ik Christus had gevonden toen gingen mij in Hem de diepten van Gods liefde open.

Ik denk dat we zo het Woord van God beproefd bevinden en kunnen spreken van bevinding des geloofs.

K. a. Z.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

LEVEN DOOR GELOOF

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's