Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CORRESPONDENTIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CORRESPONDENTIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

L. P. S. te K. U vraagt naar de positie die de richter Jefta heeft ingenomen tijdens de oorlog tussen de Israëlieten en Ammonieten en dan nog wel tegen de achtergrond van Hebr. 11 waar we Jefta genoemd zien onder de rij der geloofsgetuigen. Nu is het mogelijk om enige zwarte bladzijden vol te schrijven over het leven van Jefta. Daar hoeven we niet veel moeite voor te doen. Zijn geboorte legt al een smet op zijn bestaan. Later wordt hij door de wettige zonen van Gilead niet erkend. Hij moet de wijk nemen en wordt de leider van een lichtzinnige roversbende, die overal angst en schrik brengen. Hij raakt bekend als een dapper man die zijn mannetje heus wel staat.

Als de leiders van het volk, met name zijn eigen broers, door de oorlogsomstandigheden in het nauw komen, dan bidden en smeken zij om Jefta weer terug te krijgen. Nu is hij opeens wel goed. Dat laat hij goed voelen, al vindt hij het toch wel een eer dat zijn broers en zijn volk hem nu nodig hebben. Hij onderhandelt met hen en zweert en dan neemt hij het aanbod aan. Hij wordt hun leider, die Israël zal bevrijden uit de hand van het volk van Ammon. Iemand heeft van hem opgemerkt dat niet God hem tot richter had geroepen, maar de mensen het hem hadden gemaakt en dat pas achteraf die roeping tot richter door de Heere is bevestigd.

Ook in de onderhandelingen met de koning van Ammon schroomt hij niet de god Kamos gelijk te stellen met God, want hij zegt in Richteren 11:24 iat de god Kamos de vijanden voor het aangezichtder Ammonieten heeft verdreven. En dan het slot van deze historie! Hij belooft zeer voorbarig een gelofte aan God dat hij als de overwinning behaald is de (het) eerste de beste die uit zijn huis komt tot een brandoffer te offeren. Zozeer was hij volgens sommigen nog van de heidense praktijken ran het mensenoffer vervuld. En dan toch een geloofsheld?

We moeten ons voor twee gevaren hoeden, dunkt mij. In de eerste plaats dat we Jefta niet zwarter schilderen dan hij is. En als ik in het bovenstaande me even heb trachten in te leven hoe men over Jefta soms denkt, dan betekent dit niet dat ik die mening deel. Niet zwarter dus dan hij is. Aan de andere kant moeten we Jefta ook niet mooier voorstellen dan de Bijbel ons hem tekent. Want als hij een plaats mag innemen onder de rielden van het geloof, dan is dat niet om zijn goede kwaliteiten. Wie gelooft in de genade van God sluit goede kwaliteiten in de mens bij voorbaat uit. Als we geen bezwaar hebben tegen opname van Simson in de rij der geloofshelden — en iijn leven blonk heus niet uit in heiligheid — dan kunnen we ook niet van Jefta zeggen dat hij aan bepaalde voorwaarden niet voldoet om tot de mannen des geloofs gerekend te worden. Want tenslotte geldt het van allen, dat ze uit genade zalig worden en dat niet uit u, maar door het geloof, niet uit de werken opdat niemand roeme. Als eerst maar vaststaat dat God goddelozen rechtvaardigt en blijft vaststaan dat het geloof gave Gods is. Dan kunnen we met de geschiedenis van Jefta verder komen. En dan wil ik het wel zeggen dat ik hem niet zo zwart wil tekenen als ik hierboven heb weergegeven. Maar dat ligt niet aan Jefta's geestelijke kwaliteiten. Hij houdt vanaf het begin dat zijn broeders bij hem komen en hem uit eigenbelang willen rehabiliteren, rekening met God. Dat is geloof en daarin is het geloof werkzaam. Zo stelt hij in vers 9 van Richteren 11: Zo gijlieden mij wederhaalt om te strijden tegen de kinderen Arnmons, en de HEERE hen voor mijn aangezicht geven zal, zal ik dan u tot een hoofd zijn? Hij weet dus zeer goed dat hij met al zijn dapperheid en krijgskunde de oorlog niet wint. En als hij dan in vers 11 de gezworen afspraken nog eens herhaalt voor het aangezicht des HEE-REN, dan kunnen we niet zeggen dat hij niet met God rekende.

Ook meen ik dat we vers 24 ten aanzien van Jefta niet negatief moeten verklaren. Zeker, hij zegt wel dat de god Kamos de vijanden van voor het aangezicht der kinderen Ammons heeft verdreven, maar daarmee is niet gezegd dat hij Kamos gelijkstelt met de God van Israël. Zelfs niet dat hij het bestaan van Kamos erkent. Hij kruipt alleen maar even in de huid van zijn tegenstander. Dat deed Elia ook spottend toen hij tegen de Baaipriesters zei dat ze harder moesten roepen omdat Baal misschien wel sliep of op reis was. Niemand haalt het in zijn hoofd om Elia ervan te beschuldigen dat hij Baal gelijkstelt met de Heere. Waarom hier dan wel? Jefta vervolgt immers wat voor hem en in ieder geval voor de koning van Ammon ook duidelijk kan zijn met er op te wijzen wie God voor Israël was. Hij zegt dan — en dat klinkt mij als een geloofsbelijdenis in de oren: Zo heeft nu de HEERE God Israëls, de Amorieten voor het aangezicht van Zijn volk Israël uit de bezitting verdreven... en, alzo zullen wij al degenen erven, die de HEERE God voor ons aangezicht uit de bezitting verdrijft. Dat is geloofstaal. Jefta spreekt de overwinning uit voordat die behaald is. En wat denkt u van zijn beroep op God in vers 27: De HEERE die Rechter is, richte heden tussen de kinderen Israëls en de kinderen Ammons.

Dit maakte Jefta tot man des geloofs. Maar dat hij ook een man is die in het geloof struikelt dat zien we in het vervolg. En als hij de Heere al te voorbarig een gelofte doet van een brandoffer, wat dat ook mag zijn en hij later voor de konsekwenties van die gelofte wordt geplaatst, dan kunnen we daaruit slechts lering trekken dat we ten aanzien van de geloften die wij voor de Heere uitspreken de grootste voorzichtigheid moeten betrachten.

En al is het uiterst moeilijk voor ons om aan te nemen dat Jefta een mensenoffer beloofde, als we de tekst (vs 31) letterlijk nemen, dan kan men kwalijk ontkennen dat hij het duidelijk uitspreekt. Of hebben zij gelijk die zeggen dat Jefta voor de konsekwenties van zijn eigen gelofte is teruggeschrokken en toen het zijn eigen dochter gold geen mensenoffer heeft gebracht omdat dit toch duidelijk bij de wet van God verboden was, maar het offer in zekere zin heeft gebracht? Tot nog toe kan op deze vragen niemand een bevredigend antwoord geven. Dat klinkt mogelijk wel wat teleurstellend, maar hoe het ook zij, het heeft de Heilige Geest goed gedacht om Jefta, en dan mogen we van hem zeggen wat van alle gelovigen geldt, ondanks hemzelf te scharen in de rij van de mannen des geloofs. Ondanks hemzelf en dankzij genade, opdat het zij: wie roemt, roeme in de Heere.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

CORRESPONDENTIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's