EEN ANDERE WEG
Doch Jezus liet hem dat niet toe, maar zeide tot hem: Ga heen naar uw huis tot de uwen, en boodschap hun, wat grote dingen u de Heere gedaan heeft en hoe Hij Zich uwer ontfermd heeft. En hij ging heen en begon te verkondigen in het land van Dekapolis, wat grote dingen hem Jezus gedaan had; en zij verwonderden zich allen. Markus 5 vs. 19 en 20
een verzoek afgewezen
Vrees, maar vooral liefde, innige liefde hebben de man, die bezeten was geweest gebracht tot zijn verzoek om bij Jezus te mogen blijven. Christus had hem aan Zich verbonden. Hij wilde wel altijd in Zijn nabijheid zijn. Hem volgen waar Hij ook heenging.
Zo'n verzoek zal Christus toch wel inwilligen? Een verzoek waaruit zoveel hartelijke liefde en innige dankbaarheid spreekt. We kunnen toch geen beter verlangen hebben, dan altijd bij Jezus te mogen zijn. We lezen echter: Doch Jezus liet hem dat niet toe. Zijn verzoek wordt afgewezen. Hij mag niet mee het schip in, hij moet achterblijven.
Haast pijnlijk getroffen, merken we hoe Jezus het verzoek van de Gadarenen wel inwilligt, maar van deze Gardareen niet. Het goddeloze verzoek vindt gehoor, maar het verzoek uit liefde niet.
Hij liet hem dat niet toe. Hij verhoorde hem niet. Dat is meer de ervaring van Gods kinderen.
De HEERE voldoet niet aan alle verzoeken van Zijn kinderen. Zelfs niet als dat de beste zijn. Als ze vragen naar de gedurige genieting van Zijn lieflijke tegenwoordigheid. Altijd zouden we wel op de hoogtepunten van het geloof willen verkeren. Altijd zouden we wel Gods nabijheid kennelijk willen ondervinden, willen smaken en zien dat de HEERE goed is. Altijd zouden we wel in de stilte en eenzaamheid willen vertoeven met Jezus. Het zijn ogenblikken waarin alles eeuwig goed is. Al ons begeren, al ons onrustig jagen en zoeken verstilt en vindt rust in God. We zouden dat wel eeuwig vast willen houden. Maar dat verlangen wordt niet vervuld. En bange vragen bestormen ons hart. Anderen, goddelozen krijgen zomaar waar ze om vragen. De HEERE laat ze maar met rust. Maar mijn verlangen vervult Hij niet. Ik begeer toch niet in wereld en de wellust te leven. Ik begeer toch niets voor mijzelf. Het is mij toch om Hem te doen. En toch, mijn verzoek slaat Hij af, mijn verlangen blijft onvervuld. En soms daalt de bitterheid en de wrevel als een grauwe nacht in onze ziel. We dolen in het donker rond van ons vertwijfeld en verbitterd vragen.
Laten we daar toch niet trots op zijn. Die toon beluisteren we heden wel eens. Het summum van godsdienst zou dan zijn deze bittere worsteling met God, om onvervulde wensen en vragen. Neen, we ontkennen de werkelijkheid ervan niet. Soms staat ons hart recht overeind als een vuist gebald naar de hemel. Maar dat is niet om ons op te verheffen. Dat is om ons te verootmoedigen. Wie zijn we immers! Hebben we het dan zo met ons zelf getroffen?
Of dieper, heeft de HEERE het dan zo met ons getroffen? Wie zijn we voor Zijn Aangezicht. In onszelf zijn we niet beter dan enig ander. We zijn tezamen afgeweken en onnut geworden.
En bovendien, wat weten wij eigenlijk van wat goed voor ons is. Een „onverhoord gebed" kon ons wel eens tot grote zegen zijn, omdat de HEERE een andere, een betere weg ging. Dat betere kijken wij er dan zo niet aan af, maar we leren het tenslotte toch verstaan. Ja, zelfs bewonderen en aanbidden. Hoe wonderlijk zijn Uw werken, o HEERE.
Wat is het dan rijk om met alles, wat onvervuld bleef en onverzadigd in Gods handen te vallen met het vaste vertrouwen op de troost waarmee de HEERE Paulus in zijn teleurstelling opving: Mijn genade is uw genoeg. In die genade mogen we toch alles hebben. In die genade mogen we toch Christus hebben. In Hem ligt alles wat we nodig hebben om welgetroost te leven en welgetroost te sterven, hoe onze levensweg ook zij-
een andere weg aangewezen
De Heere Jezus wijst het verzoek van de bezetene wel af, maar Hij laat hem daarin niet aan zichzelf over. Het is niet zo, dat hij het nu verder zelf maar moet uitzoeken wat hij doet, of waar hij heengaat om dat dat de Heere Jezus onverschillig laat. Hoe kunnen we dat veronderstellen van Hem! Onze levensweg laat Hem niet koud. Dat mag nooit de bittere vrucht zijn van een onverhoord gebed. Integendeel, Hij wijst andere wegen, betere wegen. Zijn gedachten zijn hoger dan onze gedachten.
De man, die bezeten was geweest krijgt een andere weg aangewezen. Ga heen naar uw huis, en naar de uwen. Kennelijk heeft de man een vrouw en kinderen gehad. Naar hen moet hij nu terugkeren. Daar lag nu allereerst zijn taak en roeping. Daarheen wordt hij terugverwezen.
Opmerkelijk is dat. Hij wilde Jezus volgen net als de discipelen. Die hadden alles verlaten, hun netten, hun schepen, hun familie en ze waren achter Christus aangekomen. Deze man moet terug. Het is als of de Heere Jezus zegt: Daar hoor je allereerst.
Wij willen ook nog wel eens grote dingen presteren in het koninkrijk Gods Zendeling worden of dominee of evangelist. We hebben het gevoel dat het dan pas helemaal echt zou zijn. Het kon goed zijn dat de Heere Jezus dan ook tot ons zegt: Ga heen naar uw huis en tot de uwen. Uw taak en roeping ligt veel dichterbij dan u dacht. Laat die hoge dingen nu maar eens voor diegenen, die God daartoe roept, voegt u zich maar eens in het eenvoudige. En het is nog zeer de vraag wat dan hoog en laag is. Wat zou dat immers kunnen betekenen in het koninkrijk Gods!
Ons huis en de onzen, die heeft de HEERE allereerst op onze levensweg geplaatst. We moeten zelfs oppassen dat we daarvoor niet wegvluchten in het verre en bijzondere, omdat we dat eigenlijk te moeilijk vinden. Laat maar altijd onze bede zijn: Leer mij o HEERE de weg door U bepaald!
Zo wijst Christus hem een andere weg, een weg die veel meer voor de hand lag, dan wat hij begeerde. Tegelijk stelt Christus hem daarmee op de proef. Zo had Hij zelfs Zijn discipelen nog niet beproefd. De man moet immers leren te wandelen door geloof en niet door aanschouwen. Bij Jezus zou hij nog veel meer hebben kunnen zien van diens wondere macht en majesteit. Hij zou gezien hebben, gehoord en getast het Woord des
Levens, in Gadara bleef hem het geloof over. Het vertrouwen, dat Jezus ook voor hem zorgen kon en zou, zonder lichamelijke tegenwoordigheid. Het geloof, dat Hij ook vanuit de verte hem bewaren kon voor nieuwe bezetenheid. Ja ten diepste het geloof dat Jezus de almachtige en eeuwige Zoon van God is, die alle dingen draagt door het woord Zijner kracht. Later zal Christus tegen Thomas zeggen: Zalig zijn ze, die niet zullen gezien hebben en nochtans zullen geloofd hebben. Deze man had gezien, hoe heerlijk en machtig Christus was, nu moest hij door het geloof verder.
Is dat niet de weg die de HEERE met Zijn kinderen gaat? De weg van het geloof. O, soms mag er gezien en gesmaakt worden. Dan is de HEERE met Zijn goedheid en genade dichtbij. We zouden dat wel altijd willen vasthouden. Maar we moeten weer voort. En we kunnen ook weer voort, maar alleen door het geloof. Tot dat geloof beproeft de HEERE ons, tot verheerlijking van Zichzelf. In dat geloof draagt Hij Zelf Zijn kerk. Hij heeft voor hen gebeden, dat hun geloof niet ophoude. En daarom zal het ook niet ophouden.
De man, die bezeten was geweest moet terug naar huis en hij krijgt nog een opdracht mee ook. Hij moet hun boodschappen, wat grote dingen de Heere aan hem gedaan heeft en hoe de Heere Zich over hem heeft ontfermd. Hij moet boodschapper zijn van de grote daden Gods. Met vreugde en verwondering mag hij vertellen wat de Heere aan hem gedaan heeft. De zwijnenhoeders hadden er in de stad al het een en ander van verteld, maar vol angst en met gezichten waarop de schrik nog te lezen stond. Zijn ogen mogen stralen. Zijn stem mag juichen. Het mag bij hem zijn: Hoort wat mij God deed ondervinden, wat Hij gedaan heeft aan mijn geest.
Zijn boodschap mag een boodschap zijn van grote dingen, van de grote dingen Gods, van de magnalia Dei. Wat een dingen immers verlost te zijn van de duivelse macht, vrede gevonden te hebben door Christus.
Zijn er groter dingen denkbaar? Wij willen nog wel eens onder de indruk komen van allerlei zaken. W r e vergapen ons aan de wonderen van de wereld, wonderen van wetenschap en techniek. En ze zijn ook groot. Maar wat is groter dan de verlossing van zonde en dood en hel? Groter en heerlijker is dat dan het scheppingswerk Gods. Toen is de mens uit niet geschapen. Nu herschept Hij. De oude mens wordt nieuwe mens om Hem te dienen in ware gerechtigheid en heiligheid.
Dat zijn waarachtig grote dingen. Dingen die altijd een wonder mogen blijven. dingen waaraan we nooit helemaal gewend kunnen raken. Dingen waarover we eenmaal de HEERE eeuwig zullen mogen groot maken. En Iet u er dan ook op dat het dingen van de Heere zijn, van God getekent dat hier. De man moet vertellen dat God deze dingen aan hem gedaan heeft. Jezus heeft ze gedaan, maar in en door Jezus God Zelf. Hij mag vertellen, hoe God Zelf de hand naar hem heeft uitgestoken en dat het daarom ook nooit meer ongedaan gemaakt kan worden. Wie door God verlost wordt, wordt immers eeuwig verlost.
Grote dingen heeft de Heere gedaan, aan hem. Dat moet hij er nadrukkelijk bijzeggen. Dat maakt mede het wonder uit. Aan hem, niet anders dan een armzalig, geschonden en gebonden mens. Aan hem, een willoze prooi van de boze. Aan hem, die het zo geheel anders had verdiend.
geheel anders had verdiend. Aan hem heeft de Heere deze grote dingen gedaan. Daarom zijn het ook dingen, die uiteindelijk alleen maar rusten in Zijri ontferming. Dat is het laatste geheim van Gods grote dingen voor zondaren. Zijn ontferming, Zijn innerlijke bewegingen der barmhartigheid, die Hij zo rijk heeft geopenbaard in de gave van Zijn eniggeboren Zoon op Golgotha. De magnalia Dei, de grote werken Gods vallen helemaal open als de hemel van Gods gunst zich sluit boven de Zoon en in die duisternis Zijn bittere klacht wordt gehoord. Alzo lief ha-.l God de wereld! Zo onfermde Hij Zich!
Is dat dan geen blij en verwonderd getuigenis waard tegenover de uwen? Tegenover al degenen die de HEERE op uw weg heeft geplaatst?
Ja maar, zegt u, waren er maar grote dingen in mijn leven. Kon ik daar maar over spreken. Voorzichtig aan echter! We doen immers zo gauw tekort aan Gods eer. We staren ons zo gauw blind op het bijzondere. We hebben zo vaak nog de gedachte dat alle bekeringen Paulus-bekeringen moeten zijn en dat we dan pas kunnen spreken van grote dingen.
Is het al geen groot ding als u liefde kreeg tot de Heiland. Als de prediking van het Evangelie waar u wellicht van kindsbeen af onder mocht zitten, u bond aan Hem? Als u enigzins uw hart hebt leren kennen, kan dat alleen maar een wonder voor u zijn. Een wonder van Zijn ontferming. Ach we moeten altijd de HEERE maar vragen om een open oog en een open hart voor Zijn werk in ons leven. Dan is het kleine al groot. Dan is het minste al genoeg om Zijn Naam te verheerlijken. Dan leeft het in onze ziel: Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen.
die andere weg gegaan
En hij ging heen. We lezen niets van verder vragen zoals een kind, dat zeuren blijft. We lezen niet van tegenwerpingen noch van teleurstelling, evenmin van verbittering. Wat een genade om maar stil en gehoorzaam te gaan in Zijn weg. Wat een genade om te volgen zonder vragen. Dieper en vaster geloof is er niet te vinden. We mogen het dan in Zijn handen overgeven en vertrouwen, dat wat Hij met ons voor heeft het goede is, ja het allerhoogst en het eeuwig goed.
En hij ging heen. Heerlijker nog dan uit zijn verzoek om bij Hem te mogen blijven blijkt hier zijn liefde tot Jezus. Gij zijt mijn vrienden, zo Gij doet wat ik U gebied. Gehoorzaamheid is beter dan offerande. En hij ging heen. Dat kan veel strijd kosten. W r e kunnen soms heen gaan omringd door de vraagtekens. Als we dan maar gaan. En de HEERE zegene ons daartoe met Zijn Geest.
Wat zal het een wonderlijke en heerlijke thuiskomst geweest zijn, daar in dat huis van die man. Daar was vader weer, gezond en wel. Het was weer vader net als vroeger, voor de duivel hem in zijn macht had gekregen. Maar, toch niet net als vroeger, dan zou de duivel nieuwe kansen hebben gehad. Het was vader die de Heere Jezus mocht liefhebben als zijn Heere en Koning en die van Hem mocht getuigen.
Och, en dan kan hij het thuis ook niet uithouden, dan moeten ook anderen het horen. Al de anderen in de landstreek waar hij woont. Overal mocht hij getuigen van de grote daden Gods in zijn leven. Het deerde hem niet dat de meesten van zijn toehoorders niet op Jezus gesteld waren, vanwege het verlies van hun zwijnen. Het deerde hem
ook niet dat ze niet veel verder kwamen dan verwondering, wat bepaald nog geen geloof was. Hij ging rond, verkondigde als een heraut van de koning wilde hij overal Christus' genadige heerschappij uitroepen.
Als de liefde tot Christus ons vervult zijn we niet bekrompen. Dan zeggen we niet: Dit is mijn terrein en verder houd ik mijn mond. Ach nee waar we dan maar kunnen mogen we spreken van Zijn ontferming.
En laten we dat maar veel doen. Getrouw in het gebod en blind voor de uitkomst. We kunnen schouders wel eens ophalen en zeggen: Wat zal het uithalen. Daar hoeven wij echter niet over in te zitten. We moeten maar gaan, ons brood maar uitwerpende en wetende dat onze arbeid niet ijdel is in Hem.
Zo gaat die man daar rond door zijn geboortestreek verkondigende. Ja, nu is de Heere Jezus er eigenlijk toch. Zijn Naam wordt er immers uitgeroepen. De Gadarenen hadden Hem gevraagd of Hij weg wilde gaan en Hij was gegaan. De duivel kon denken dat hij dan tenminste die troostprijs er nog uit had gesleept. Maar dat is misgedacht. Want waar Jezus' Woord is, daar is Hijzelf.
Wonderlijk is dat: een verhoord gebed blijkt toch niet verhoord en een onverhoord gebed toch wel. Wij hoeven de HEERE niet voor te rekenen. Hij zal het zo maken dat we ons verwonderen moeten.
Intussen Zijn W'oord is ook nog bij ons. Hij liet ons nog niet aan onszelf over. Wat doen we ermee. De Gardarenen verwonderden zich, maar ze bleven op een afstand. Ze handhaafden zichzelf. En u? Als we het bloed van Christus onrein achten moeten we wel bedenken, dat er geen slachtoffer voor de zonde meer overblijft.
Leer mij, o Heer', de weg, door U bepaald: Dan zal ik dien ten einde toe bewaren: Geef mij verstand, met Godd'lijk licht bestraald: Dan zal mijn oog op Uwe wetten staren; Dan houd ik die, hoe licht mijn ziel ook dwaalt: Dan zal zich 't hart met mijne daden paren.
A.
Jac. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's