KLEINE KRONIEK
Marxisme en godsdienst-
In het „Centraal Weekblad" is prof. C. Veenhof bezig aan een aantal artikelen over het hierboven vermelde thema. Bekend kan zijn dat prof. Veenhof zich al meerdere malen verdiept heeft in dit zeer aangelegen onderwerp, zeker in onze bewogen dagen. In het tweede artikel (van 26 januari 1980) gaat hij nader in op de veelgeciteerde, maar vaak onjuist geciteerde uitspraak van Marx dat 'godsdienst de opium is van het volk'. Flij schrijft daarover het volgende:
Opium
De ideeën van het marxisme — en ook van de leninistische versie daarvan — ten opzichte van de godsdienst worden bijzonder duidelijk als men nagaat wat Marx bedoelde met zijn fameuze uitspraak: „Godsdienst is de opium van het volk".
Om deze uitspraak goed te verstaan is het gewenst er op te wijzen, dat ze dikwijls verkeerd wordt geciteerd. Men zegt en schrijft namelijk vaak: „Godsdienst is opium voor het volk". Zoals vanzelf spreekt zegt die laatste zin heel wat anders dan de eerste. En ten gevolge van dat onjuiste citeren van deze spreuk wordt ze ook steeds weer verkeerd geïnterpreteerd.
Men stelt dan Marx' bedoeling met zijn beroemde uitspraak globaal genomen zó voor: er is onder de mensen een categorie van beroepsbedriegers, verachtelijke knechten van het kapitalisme, lakeien van de bourgeoisie, die een middel hebben uitgevonden om de werkende massa, het onderdrukte en uitgebuite proletariaat, onder de duim te houden, het te verzoenen met zijn lot. Een middel waardoor het er geen besef van krijgt, in welk een ellendige situatie het zich bevindt. Het is een middel dat er de oorzaak van is dat de proletariërs zich volgzaam, gewillig schikken in de slavernij waarin ze door de kapitalisten worden gehouden. Tot die beroepsbedriegers behoren vóór alles de „geestelijken", de „priesters" en de „predikanten" van de verschillende kerken. Het middel dat deze lieden bij hun verachtelijke praktijken gebruiken, is nu de godsdienst. Het is de opium, die ze het volk toedienen.
Door middel van die godsdienst maken zij enerzijds de massa bevreesd. Want zij verkondigen dat er een of andere „god" is die opstandige lieden straft — als ze het erg maken zelfs met de eeuwige verdoemenis! Maar anderzijds prediken zij ook dat de slaven van het „kapitalisme", als ze maar geduldig hun slavenjuk torsen en trouw hun slavenarbeid volbrengen, na hun dood daarvoor rijk worden beloond. Hun wordt namelijk een „hemel" in het vooruitzicht gesteld, een soort heilsstaat, waarin ze onuitsprekelijk gelukkig zullen zijn.
Kort en nuchter gezegd: deze volksmisleiders schepen de proletariërs af met een „wissel op de eeuwigheid" en houden hen daarmee in bedwang.
De mens maakt de godsdienst
Van deze voorstelling van zaken vindt men bij Marx als hij in verband met de godsdienst van opium spreekt evenwel niets. Marx spreekt erover in een van zijn, vooral bij de „christelijke" neomarxisten, geliefde „Friihschriften". Hij betoogt daarin dat de grondslag van de kritiek op de godsdienst, op alle godsdiensten, deze is, dat, zoals reeds Feuerbach leerde, de mens de godsdienst maakt en niet de godsdienst de mens. De godsdienst, zo schrijft hij letterlijk, is „het zelfbewustzijn en het zelfgevoel van de mens, die zichzelf nog niet gevonden óf al weer verloren heeft".
Marx betoogt dan verder dat, zoals we reeds hoorden, de mens wordt beheerst, gekneed, gevormd door de produktiewijze van de materiële gebruiksgoederen. „De mens", zo betoogt hij, „dat is de wereld der mensen: de staat, de maatschappij". En de godsdienst, de religie is nu „de algemene theorie van deze („kapitalistische") wereld". Zij is „haar allesomvattende handleiding, haar logica in populaire vorm". Zij is „haar spiritualistisch eergevoel, haar bezieling, haar zedelijke bekrachtiging, haar vervolmaking, haar algemene troost en rechtvaardigingsgrond. Zij is de schijnverwerkelijking van het menselijk wezen, omdat
het menselijke wezen geen ware werkelijkheid bezit. De strijd tegen de religie is dus indirect de strijd tegen die („kapitalistische") wereld, waarvan de religie het geestelijk aroma is".
Maar — hiermee is nog niet alles gezegd. Aan alle religies, en speciaal ook aan de christelijke, is inhaerent het lijden. Er is geen christelijk of ander geloof, geen christelijke of andere religie zonder lijden. Dit godsdienstige lijden is enerzijds de uitdrukking van het werkelijke lijden der mensheid, maar ook, anderzijds, hoe paradoxaal het ook lijkt, de uitdrukking, de openbaring van het verzet tegen dat werkelijke lijden. „De religie is zó de verzuchting van het schepsel in nood, het geweten van een harteloze wereld, zoals zij de geest van de geesteloze wereld is. Zij is „opium van het volk" (Opium des Volkes, niet: Opium für das Volk). De afschaffing van de religie als het denkbeeldig geluk van het volk is daarom eerste vereiste voor zijn werkelijk geluk. De eis af te stappen van illusies voor iemands toestand is de eis af te stappen van een toestand die behoefte aan illusies schept! De kritiek op de religie is aldus in de kern de kritiek op het tranendal waarvan de religie het aureool is".
Kick
Volgens Marx is het dus zo: godsdienstige lieden, speciaal de christenen, zijn gelijk aan mensen die in ellendige omstandigheden verkeren en in hun ellende de toevlucht nemen tot de opium van de religie, die ze zelf hebben gefabriceerd. Zij proberen zich daardoor een illusie te scheppen, een „kick" te verschaffen, „high" te worden, ten gevolge waarvan ze zich verplaatst voelen in een schone, ideale wereld.
Maar dit gedoe is schijn, illusie, zelfbedrog. Het is de ergste en meest fatale zelfvervreemding van de mens. Wat deze rampzalige stakkers nodig hebben is de opheffing van de afschuwlijk levensomstandigheden, waarin zij verkeren, en die hen ertoe dreven de toevlucht te nemen tot de opium, de drug, het vergif van de religie. Als dat slaagt, zal de drang om die opium te maken en te gebruiken vanzelf verdwijnen. In plaats van het schijngeluk van de godsdienst valt hen dan het ware geluk ten deel. Zij zullen dan niet langer hunkeren naar een illusoire heilsstaat in het hiernamaals, maar zich koesteren in een ideale — en werkelijke! — hemel op aarde, een heilsstaat in het hiernumaals.
Het is met het oog op die zelfvervreemding van de mensen door de godsdienst nu „de taak van de geschiedkunde om, nadat de waarheid van het bovenzinnelijke is ontdaan, de waarheid omtrent deze wereld te grondvesten. En het is in de eerste plaats de taak van de wijsbegeerte, die de geschiedwetenschap moet dienen, om, nadat de heiligenfiguur van de menselijke zelfvervreemding —
namelijk de godsdienst — is ontmaskerd, ook de zelfvervreemding in haar onheilige verschijningsvorm te ontmaskeren. De kritiek van de hemel gaat dan over in de kritiek van de aarde, de kritiek van de godsdienst in de kritiek van het recht, de kritiek van de godgeleerdheid in de kritiek van de politiek".
Kort, krachtig en duidelijk formuleerde Marx zijn opvatting omtrent de godsdienst eens zo: de godsdienst is „op zichzelf zonder inhoud". Hij leeft „niet van de hemel, maar van de aarde". En hij stort vanzelf ineen „met het verdwijnen van de verkeerde praktijk waarvan hij de theorie is".
Marx en Lenin
Prof. Veenhof zet dan nog uiteen hoe Lenin een slaafs volgeling in dezen is van Marx. Ook en juist in zijn kritiek op de godsdienst. Ja, Lenins kritiek was nog scherper, venijniger. Veenhof noemt de ideologie van het marxisme-leninisme een valse religie. Zij is, zegt hij, de doodsvijand van het christelijk geloof. Tenslotte een citaat van Lenin in dit verband: „Het marxisme beschouwt alle tegenwoordige godsdiensten en kerken, alle religieuze organisaties steeds als organen van de burgerlijke reactie, die de uitbuiting moeten verdedigen en de arbeidersklasse moeten dom houden en in nevelen moeten hullen".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's