Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Deze belijdenis vasthouden*)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Deze belijdenis vasthouden*)

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Daar wij dan een grote Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus, de Zoon van God, zo laat ons deze belijdenis vasthouden.

Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, zoals wij, is verzocht geweest (doch) zonder zonde.

Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd." Hebr. 4 : 14—16.

1) Wat wij mogen hebben

We mogen elkander wel vurig aansporen! Jongeren en ouderen, mensen die jaren geleden belijdenis hebben gedaan en anderen die er nu vóór staan. We mogen elkaar ernstig op het hart binden dat er zo grote dingen op het spel staan, ja dat er een eeuwigheid te winnen of te verliezen is.

U vindt dat ook telkens in de Schrift. De Bijbel is doortrokken van grote ernst en bewogenheid. Tussen wieg en graf valt er in het mensenleven een beslissing van oneindige draagwijdte. Ook de Hebreeënbrief is een woord van vermaning. Een indringend appèl. Tot vier keer toe is in het teksthoofdstuk de opwekking 'laat ons...' te lezen.

In vers 1: Laat ons dan vrezen...' Waarvoor vrezen? Dat we geen toegang zullen hebben tot Gods eeuwig koninkrijk, net zoals het merendeel van de Israëlieten die uit Egypte zijn getrokken nooit in het beloofde land is aangekomen. Ze hebben niet kunnen ingaan vanwege het ongeloof (3 : 19), vanwege de ongehoorzaamheid (4:6). Zullen ook w r ij naast de zaligheid grijpen? Zullen we dan te vergeefs geleefd hebben in het heden van de genade? Zal het woord der prediking ons dan geen nut doen? Laat ons dan vrezen! Laat de ernst van de zaak wegen op onze ziel. We zijn toch zeker op deze aarde om zalig te mogen worden? Zullen we dan ons doel missen?

Deze ernst doet ons niet lijdelijk met de armen over elkaar of wanhopig met de handen in het haar of berustend met de handen in de schoot zitten. Vers 11 noemt een tweede 'laat ons...' 'Laat ons dan ons benaarstigen, om in die rust in te gaan.' De door God geordineerde middelen aangrijpen. Onze zaligheid werken met vrezen en beven. In de afhankelijkheid van de Heilige Geest vol ijver bezig zijn om onze roeping en verkiezing vast te maken. Trouw in gebed, in kerkgang, in bijbellezen, in bijbelstudie.

Laat ons dan vrezen. Laat ons dan ons benaarstigen. En dan vanuit de tekst daar bovenop nós eens twee keer: Laar ons deze belijdenis vasthouden, laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan. Al met al is dat nogal wat. Een veelomvattend appèl. Iemand zou kunnen zeggen: worden we als gemeente of als jonge belijders niet veel te hoog aangeslagen? Worden ons geen lasten opgelegd, - waaronder we moeten bezwijken?

Nu zegt echter de apostolische schrijver: gemeente, Iet er nu eens op wat u hebt! Ja, wat hebben wij? Wat hebben wij als lidmaten die belijdenis doen? Zullen we het eens gaan inventariseren, zullen we de balans eens opmaken?

We hebben enige kennis opgedaan op de (belijdenis-)catechisatie. We hebben goede voornemens om ons ja-woord gestand te doen, al is het ook met vallen en opstaan. We hebben een zekere levensernst. Er mag van ons trouw kerkelijk meeleven verwacht worden, We bidden. We zijn bekeerd? Wederom-geboren? Gerechtvaardigd door het geloof? Verenigd met Christus? O, o, wat wordt het nu moeilijk. Wat een hoge woorden zijn dat en wat een grote zaken. Maar... mag u onbekeerd zijn? Mag u zonder Christus voortleven? Wat hebben wij? Kom, tel eens op en reken nog eens na. Ja, ook u die vijf, tien, twintig, dertig jaar geleden belijdenis deed. Weet u wat ik hoop? Dat we voor Gods aangezicht in alle eerlijkheid uitkomen in de rode cijfers. Tekort! Vandaag tekort, gisteren tekort, alle dagen van mijn leven tekort. Wat wij hebben? Het is net als bij de Hebreeën: gebrek aan moed, geestelijke inzinking, hardleersheid, achterop raken, ongeloof!

Maar nu slaat de schrijver een heel andere toon aan. Wat wij hebben? Daar wij dan een grote Hogepriester hebben! Het oog omho^^ het hart naa~ K oven! Zalig als uw faillissement in uzelf ligt, maar uw kapitaal in Christus. De schat van de gemeente is Christus. Hij is 'cle hoofdsom der dingen, waarvan wij spreken' (8:1). De hoofdsom van de prediking, van de catechese en van de belijdenis. Hij is door de hemelen doorgegaan om als Overste van de koningen der aarde Zijn plaats in te nemen op de hemeltroon aan de rechterhand van de Vader — maar ook om als Priester te naderen tot het hemels heiligdom met Zijn volmaakte offerande van Zichzelf. Tegelijkertijd is Hij de medelijdende Hogepriester, 'want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, zoals wij, is verzocht geureest, (doch) zondêr zonde'.

Alle aanvechtingen en beproevingen heeft de Heere in Zijn staat der vernedering aan den lijve ondervonden. Daarom heeft Hij 'sympathie' (naar het griekse grondwoord) met de zwakken. Hij zal het gekrookte riet niet verbreken en Hij zal de rokende vlaswiek niet uitblussen. Hij schrijft ons niet af vanwege onze zwakheid. Zelfs kan met Pascal gezegd worden dat Christus in Zijn gemeente meestrijdt en meelijdt en zó in agonie, in doodstrijd zal zijn tot op de jongste dag.

Wat hebben wij? Deze grote Hogepriester! De latijnen zeggen: Pontifex Maximus, dat is letterlijk: de grootste bruggenbouwer. Hij legt de brug tussen een mens in diepten van ellenden en God, Die het ontoegankelijk licht bewoont. Het is Zijn Naam, Die hemel en aarde verenigt tezaam. Want Hij is Jezus, Zoon des mensen. Èn Hij is de Zoon van God. Zo is Hij de levende Jakobsladder. Een grote Hogepriester! Veel is groot in deze wereld. Beangstigend en bedreigend groot, zodat we ons klein voelen als een speldeknop. Maar groter dan de Helper is de nood toch niet!

Hém hebben wij! We behoeven Hem niet te maken, niet te zoeken en niet uit te vinden. Hij is ons voorgesteld op de catechisatie, Hij is ons verkondigd in de prediking, Hij is ons geschonken in de belofte. Vergeet het nooit — elk appèl is gebaseerd op dit gegeven, op deze Gegevene! We werpen elkaar niet terug op onszelf, maar op Hem. Hierin is geen onzekerheid. Ziehier dan — de ons geschonken Hogepriester!

2) wat wij moieten houden

, , Zo laat ons deze belijdenis vasthouden!" Eerst wijst de tekst ons op hèt houvast, daarna voigt het appèl: houdt vast! We zeggen tegen de nieuwe belijders: houdt vast aan uw belijdenis, want u hebt houvast aan de Hogepriester van onze belijdenis.

W T e zeggen zo wel eens onder elkaar wanneer we een kerkdienst meemaken waar een bijzondere ernst en bewogenheid ons vervult: 'een mens zou dat vast willen houden...' Misschien denken we ook wel met een zekere weemoed terug aan het ogenblik toen we zelf voorin de kerk stonden en ons ja-woord uitspraken. W T at meenden we het toen echt, maar het lijkt nu alles zo onbereikbaar ver weg. We hebben dan ook wel de neiging ons neer te leggen bij het schijnbaar onvermijdelijke. Je kunt het nu eenmaal niet vasthouden...

Maar we dienen goed te beseffen: et gaat in dit appèl niet om het vasthouden van ons eigen ja-woord of van onze geesteijlke 'gestalte', de ernst, de ontroering, de bewogenheid van een belijdenisdienst. Het gaat om het vasthouden aan het geloof, ja aan de geschonken Christus, '...aanmerkt de Apostel en Hogepriester van onze belijdenis, Christus Jezus' (3 : 1). 'Deze belijdenis vasthouden' wil zeggen: ien op Jezus. Ik denk aan het mooie en diepgravende boek van Isaac Ambrosius 'Zien op Jezus'. Steeds meer oog voor Hem krijgen, steeds meer in Hem gaan zien, zo hoe langer hoe meer van onszelf afzien en tot de Heere als tot een volkomen Zaligmaker opzien.

Maar nu zal een eerlijk gemaakt mens zeggen: ik houd niet vast, ik Iaat telkens weer los, zal het ooit goed komen met mij, dan moet ik vastgehouden wórden. De grote Hogepriester is ons wel geschonken in de belofte — maar net zoals het ongelovig Israël in de woestijn Aaron tot hogepriester had. En ze hadden de geschonken belofte van de rust van het beloofde land. Maar ze zijn gestorven in de woestijn. Moet ik daarin niet mijn eigen beeld herkennen? Zal ik niet voor eeuwig schipbreuk lijden als ik zelf vast moet houden en vol moet houden? Zal dan mijn gedoopt voorhoofd, ja mijn belijdenis-doen, ja mijn avondmaalsgang mij niet aanklagen in de dag der dagen? Moet ik dan niet met dubbele slagen geslagen worden, omdat ik de weg heb geweten, maar niet bewandeld?

Zo is het — we moeten vastgehouden wórden. We zijn volkomen aangewezen op de genade van de HEERE. Genade van begin tot eind. Vóórkomende, bijblijvende en achtervolgende genade. De psalmdichter had dat verstaan, toen hij bad:

Verlaat niet wat Uw hand begon, o Levensbron, wil bijstand zenden.

En toch stelt de tekst ons voor de roeping: 'zo laat ons deze belijdenis vasthouden!. Wat is de weg om aan dit appèl gevolg te geven? Wel, de Hebreeën-brief is één stuk bijbeluitleg, een diep indringende Schriftstudie. Onderzoekt de Schriften, want die zijn het, die van Christus getuigen. Het gelovig zien op Jezus heeft meer te maken met onze oren dan met onze ogen. Wie belijdenis van het geloof heeft gedaan, zal toch elke week, elke dag tijd vrij maken om het Woord te horen en te onderzoeken. Wanneer u dat doet en daarin volhardt onder biddend opzien tot God, zal dat niet ongezegend blijven. U gaat steeds helderder de Heere Jezus zien — en naarmte u Hem ziet, wórdt u door Hem geboeid en vastgehouden. En naarmate u door Hem vastgehouden wordt, houdt u ook zelf vast aan déze belijdenis.

Er is nog een tweede middel om gehoor te kunnen geven aan het appèl van de tekst. We lezen in vers 16 het vierde 'laat ons..." uit dit hoofdstuk. 'Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade'. Het gebed is de sleutel tot alle schatkamers van de hemel. Omwille van de barmhartige Hogepriester mag u vrijmoedig komen tot de HEERE. U mag tóégaan over de brug, die de Pontifex Maximus heeft aangelegd. Waag het niet in onheilige brutaliteit en vrijpostigheid tot de heilige God te komen. Dat doet u wanneer u al biddend het Lam Gods niet aan uw hart drukt.

Laat ons dan met vrijmoedigheid komen — dan, wanneer we eerst gelovig op Christus hebben gezien, wanneer we onze vrijmoedigheid aan Hem hebben ontleend. Met vrijmoedigheid. U mag alles zeggen. U mag uw hele hart uitstorten. U mag spreken als een dankbaar of een blij of juist een beangstigd of beschaamd kind tot dc hemelse Vader. Met vrijmoedigheid toegaan. Dat is een priesterlijke handeling, tóégaan, toetreden tot het altaar. Wel, ga dan schuilend achter Christus, van Wie de tekst zegt dat Hij door alle verzoekingen heen zonder zonde is gebleven. Zó'n Hogepriester betaamt ons, zo één hebben wij diep verdorven zondaars nu net nodig om door Hem tot God te kunnen gaan. Ga maar met al uw vragen tot de troon van God. Ga maar in het voetspoor, dat is in het bloedspoor van de Hogepriester. Ga maar met het Lam in uw handen en aan uw hart. Laat uw gebedspaspoort getekend zijn met Jezus' bloed en gebruik dan heilige durf:

O, Allerhoogste Majesteit, Die in het rijk der heerlijkheid, de heem'len hebt tot Uwe troon — wij roepen T J in Uwe Zoon, Die voor ons heeft genoeg gedaan, als 'onze Vader' need'rig aan.

Zo laiat ons deze belijdenis vasthouden — zó alleen zal het gaan, geworteld in het Woord, gesterkt door het gebed, gedragen door de genade Gods. Zo kunt u vasthouden al moet u stroomopwaarts koersen en al krijgt u tegenwind tot windkracht 10. Hij Die Zichzelf door alle verzoekingen heengeloofd heelt, Hij heeft ook ons met Zichzelf er doorheen geloofd. Dus het is enerzijds: nieuwe belijders, welkom in de strijd! Maar anderzijds: Christus heeft de strijd al volstreden en daarom vechten alle christenstrijders met de overwinning in de rug.

3) wat wij zullen krijgen

Nu tenslotte nogmaals een hart onder de riem! We mogen niet (s)preken als de 10 verspieders, die het volk moedeloos maakten door de verovering van het beloofde land als onbegonnen werk voor te stellen. Dan worden wel alie gevaren en bezwaren en onmogelijkheden breed uitgemeten - maar de HEERE Die het beloofd heeft krijgt de eer niet.

We mogen ook niet luisteren naar het ongelovige en murmurerende volk, dat zei: 'het beloofde land kunnen ze van ons cadeau krijgen, want het is toch veel te zwaar, veel te moeilijk om het te beërven.'

Neen, maar als Jozua en Kaleb mogen we spreken van de schoonheid van de erfenis:

Hoe groot is 't goed, dat gij zult geven, hem, wiens oprechte geest op U betrouwt, u vreest. Hoe groot is 't heil, dat Ge in dit leven, ver boven beed' en wensen, reeds wrocht voor 't oog der mensen!

We stellen de weg niet gemakkelijker voor dan hij is. Wie in deze wereld belijder van Christus wil zijn, kiest niet een effen weg en een ongestoord leventje. Er zal strijd op af komen van buiten èn van binnenuit. In de wereld zult u verdrukking hebben. Maar de HEERE is zo getrouw als sterk! Hoor de belofte van de tekst wat we zullen krijgen, wanneer we in Gods weg mogen gaan: 'opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd.'

De HEERE wil u barmhartigheid en genade schenken. Dat is vrede met God en rust in het volbrachte werk van Christus. Kennen wij dat, nieuwe belijders en ook u, die al eerder belijdenis hebt gedaan? Weten wij er van, zo heel persoonlijk, dat we als verloren zoon of dochter tot inkeer zijn gekomen — dat we het niet meer uit konden houden in een leven zonder God — dat we opstonden om onze Rechter om genade te gaan smeken — maar ook dat de Vader ons de kus van vergeving en verzoening gaf?

Het gaat nu niet om iets wat heel opzienbarend en plotseling zou moeten plaatsvinden. Het kan zijn dat het gaat groeien en toenemen in uw hart, door het vasthouden van de belijdenis, door het zien op Jezus en het toegaan tot Gods troon. Dat we het besef krijgen of liever 'de vrolijke wetenschap': nu heeft God niets meer op mij tegen, nu ben ik in Christus met God verzoend.

Barmhartigheid — genade — daar kunnen wij niet buiten, dat mógen we niet missen. Helaas, zovelen zijn tevreden met een uitwendige belijdenis en met tijdelijke uitreddingen. Maar weet dan toch dat ook dat Israël dat in dc woestijn is omgekomen veel van de goedertierenheden des HEEREN gesmaakt en gezien heeft! Maar nooit hebben deze mensen door het geloof de zekerheid ontvangen in hun hart dat zij op reis waren

naar het beloofde land en dat zij daar eens zouden wonen. Hoe ligt dat bij u? Zie toch de openbare belijdenis niet als een finish, maar veeleer als een startschot.

Een christenmens zal niet zo gauw zeggen: 'ik heb 't gevonden!' Maar wel: ik weet het te vinden. De vindplaats van het eeuwige leven aan de troon van Gods genade. Dan wordt het ook: ik bèn gevonden. Want:

Zijn liefde zocht mij en Zijn bloed dat kocht mij — door genade ben 'k een kind van God!

Om geholpen te worden ter bekwamer tijd. Dat is: wanneer u het meest om hulp verlegen zit, telkens als u weer vastgelopen bent en voor een blinde muur staat. Ter bekwamer tijd — dat geeft geen vrijbrief om nu maar lijdelijk Gods tijd te gaan zitten afwachten. De bekwame tijd is heden — zo gij Zijn stem hoort. Nu is er hulp voor u, gebedshulp, geloofshulp, levenshulp en stervenshulp. Begeer die hulp van God vóórdat de deur voor eeuwig dicht valt. Nu is het de bekwame tijd — nu is het de dag der zaligheid.

Nu heb je 'ja' gezegd en je geloof beleden, en schuchter leg je nu je hand in Jezus' hand. Hij houdt je vast, Hij heeft voor je gebeden; Alleen door Zijn gebed houdt jouw belijden stand. Je zult je vele malen om je zonden schamen en vele malen denken: God is er niet meer. — Maar Jezus waakt. — Hij brengt Zijn schapen samen en roept ze bij hun namen, telkens weer. (Nel Benschop)

V.

J. H.


*) Prediking in een dienst van Openbare Belijdenis des geloofs op zondag 23 maart 1980.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Deze belijdenis vasthouden*)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's