Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GROETEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GROETEN

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

„U groet Aristarchus, mijn medegevangene en Markus, de neef van Barnabas, aangaande welke gij bevelen ontvangen hebt; zo hij tot u komt, ontvangt hem. En Jezus, gezegd Justus, welke uit de besnijdenis zijn, deze alleen zijn mijn medearbeiders in het Koninkrijk Gods, die mij een vertroosting geweest zijn. U groet Epafras, die uit de uwen is, een dienstknecht van Christus, te allen tijde strijdende voor u in de gebeden, opdat gij staan moogt volmaakt en volkomen in al de wil van God. Want ik geef hem getuigenis, dat hij grotè ijver heeft over u en degenen die in Laodicea zijn en degenen die in Hierapolis zijn. U groet Lukas, de medicijnmeester, de geliefde en Demas. Groet de broeders, die in Laodicea zijn en Nymfas en de Gemeente die in zijn huis is. En wanneer deze zendbrief van u zal gelezen zijn, maakt, dat hij ook in de Gemeente der Laodicensen gelezen worde en dat ook gij die leest, die uit Laodicea geschreven is. En zegt aan Archippus: ie op de bediening die gij aangenomen hebt in de Heere, dat gij die vervult. De groetenis met mijn hand, van Paulus. Gedenkt mijner banden. De genade zij met u. Amen" Colossensen 4 : 10—18.

Aristarchus, Markus, justus

De apostel gaat afsluiten met een aantal persoonlijke mededelingen en groeten. Hij noemt daarbij een aantal namen en schetst een aantal situaties waarin hij zijn meeleven betoont. Te leren valt hier van hoeveel belang Paulus het acht relaties te onderhouden en met elkaar mee te leven, aandacht voor eikaars wel en wee te hebben. Ook om elkaar op de hoogte te brengen van anderer noden en zorgen. Wc zouden hier kunnen denken aan de rondzendbrief die we vanuit zendingsgebieden van medewerkers en medewerksters plegen te ontvangen. Men kent ook wel zogeheten gebedsbrieven, waarin op concrete noden wordt gewezen in de zendingsarbeid en waarvoor dan voorbede wordt gevraagd door de zendende gemeente en gemeenschap. Het is goed van elkaar te weten. Ook binnen de gemeente waar we wonen en leven. Ons huidige leefklimaat is sterk tot individualisering neigend. Ieder zoekt het zijne, heeft zorg om het hare. Het leven is vol geprogrammeerd. We weten niet of weinig meer van elkaar af. Geestelijk leven we soms als vreemden langs elkaar heen. Verkwikkend is het, bemoedigend tevens te merken dat er mensen om ons heen staan met hun gebeden, meeleven, meestrijden. Hoe kan een dienaar des Woords het merken als hij in zijn bid-en studeervertrek zich voorbereidt op de prediking dat er voor hem gebeden wordt of de Heere hem inzicht

wil geven in de heilgeheimen van het Woord. Hoe wonderlijk kan het Woord opengaan en hoe rijk kan het neervallen in de akker die de gemeente is. Hoe kan een gemeente het bemerken of haar. predikant ook een priester is die haar dagelijks gedenkt in zijn voorbede.

Wel, aan dat alles moet ik denken als ik met u de afsluitende regels van de ingrijpende Colossensenbrief lees. "U groet Aristarchus, mijn medegevangene..." Deze Aristarchus is wellicht dezelfde die we elders in het Nieuwe Testament ook tegenkomen. Hij komt uit Thessalonica. Hij vergezelde Paulus op diens derde zendingsreis. Voer ook met Paulus mee, toen deze vanuit Cesarea als gevangene naar Rome werd overgebracht (zie Hd. 19 : 29; 20 : 4 en 27 : 2). De apostel noemt hem hier 'mijn medegevangene'. Je kan dat letterlijk opvatten. Velen hebben het ook geestelijk opgevat. Bedoeld is dan: ok Aristarchus is net als ik overwonnen door Christus en vervolgens in Zijn dienst gesteld (bij Ridderbos deze mogelijkheid gevonden). Ridderbos acht deze uitleg mogelijk, omdat Paulus ook wel op andere plaatsen over de dienst van Christus spreekt in militaire termen. Wellicht is het het beste om te kiezen voor een wat ruimere uitleg. Aristarchus staat de apostel bij in diens gevangenschap. Hij blijft bij hem, laat Paulus niet in de steek. Zo is hij mijn medegevangene. In hem zorgt de Heere trouw voor Zijn knecht. Hij laat hem niet alleen, maar zet mensen naast hem en op zijn weg. Ik denk dat dc apostel in Aristarchus Gods trouw en liefde mag opmerken.

"... en Markus, de neef van Barnabas, aangaande welke gij bevelen ontvangen hebt; zo hij tot u komt, ontvangt hem". Daar heeft Paulus blijkens Handelingen 15 : 37—39 grote moeilijkheden mee gehad. Markus liet Paulus bij Perge in Pamfylië in de steek en keerde daar terug naar Jeruzalem (Hd 13 : 13). En als dan later Barnabas toch weer Markus mee wil nemen op een volgende zendingsreis van Paulus, is deze het daar niet mee eens. Dan vindt er een scheiding plaats tussen Barnabas die Markus wel wil meenemen en Paulus die het niet wil en Silas wil meenemen. Dan ontstaat er een verbittering daarom (zie Hd 15 : 39). Barnabas met Markus schepen in naar Cyprus. Paulus reist met Silas naar Syrië en Cilicië. Droevig, maar waar. Hier blijkt dat Paulus zich verzoend heeft met Markus en Barnabas. Leerzaam: ienaren van dc Vredevorst mogen niet met elkaar in onmin blijven leven, hoezeer misverstanden en botsingen soms onvermijdelijk schijnen. Paulus doet een goed woord voor Markus bij de gemeente van Kolosse waarheen deze kennelijk op weg was.

"En jezus, gezegd Justus, welke uit de besnijdenis zijn, deze alleen zijn mijn medearbeiders in het Koninkrijk Gods, die mij een vertroosting geweest zijn". Jezus is een Griekse vorm van het Hebreeuwse Jozua. Justus is zijn bijnaam = de rechtvaardige. Net als Markus was deze Jezus Justus Paulus' enige Joodse medewerker in de dingen van het Koninkrijk Gods. Van hen heeft de apostel veel vertroosting ontvangen. Vertroosting omdat ze Paulus met raad en daad terzijde hebben gestaan in zijn arbeid. Maar ook tot troost omdat zij uit het volk van Abraham gesproten evenals Paulus in Jezus hun Messias hadden mogen vinden. Broeders naar het vlees waren ook broeders in de Geest geworden. Dat geeft extra band en samenbinding. Deze alleen! Dat geeft ook een stuk droefheid weer. De meesten uit het oude Bondsvolk verwierpen blijvend de Messias. Elders getuigt Paulus daarvan met grote droefheid. "Dat het mij een grote droefheid en mijn hart een gedurig smart is, want ik zou zelf wel wensen verbannen te zijn van Christus, voor mijn broederen, die mijn maagschap zijn naar het vlees" (Rom. 9, 2 en 3). Hier zijn er dan twee die wel met hem in Jezus hun Zaligmaker mochten vinden. Ze zijn hem een vertroosting geweest.

Epafras, Lulcas, Demas, Nymfas

"U groet Epafras, die uit de uwen is, een dienstknecht van Christus, te allen tijd strijdende voor u in de gebeden, opdat gij moogt staan volmaakt en volkomen in al dc wil van God". Epafras, een zoon van de gemeente zelf. Een dienstknecht van Christus uit de gemeente van Kolosse zelf afkomstig. Dat moet de gemeente goed doen van hem groeten te ontvangen. Paulus kwalificeert Epafras, zoals hij ook zichzelf meermalen noemt, als een slaaf van Christus (Ridderbos). Altijd is ook Epafras in de gebeden met de gemeente bezig. Eigenlijk staat er: die altijd in de gebeden voor u worstelt. Dat is een zwaargeladen woord, maar het geeft wel de innige band weer tussen deze dienaar en de gemeente. Hij kan de gemeente niet vergeten. Maar strijdt dagelijks voor hen in de gebeden. Waarom dan? Wel, opdat de gemeente vastgesteld moge worden, volmaakt en vast overtuigd in alles wat Gods wil is (NV). Het gaat er hierbij om dat de gemeente tot de volle doorbraak in Christus moge gebracht worden. Dat ze niet halverwege blijft steken. Dat ze tot het rechte geestelijke inzicht mag worden gebracht en dat ze de geestelijke zaken ook recht moge onderscheiden. Dat ze vervolgens ook mag weten hoe ze in het leven van elke dag haar Christusgeloof praktisch tot ontplooiing mag brengen. Daar had Epafras, en niet alleen hij, steeds zorg om. Vandaar de strijd, de worsteling in het gebed voor de gemeente. Hier kijken we in het rechte pastorale hart van toen en nu. Daarin wordt bewogenheid gevonden om het wel en wee van de schapen. Ze leven immers temidden van wolven? En het gaat om een vruchtdragend leven. Dc wil van God moet gedaan worden. Niet maar half of een beetje of zo af en toe. Maar volmaakt en volkomen. Dat is de hartstocht die Epafras, de dienstknecht van Christus, bezielt. Paulus getuigt er dan ook van dat hij grote ijver heeft over Kolosse en over hen die in Laodicea en Hierapoüs zijn. Daar zijn nog twee gemeenten dus. Ook voor hen getroost Epafras zich grote moeite.

"U groet Lukas, de medicijnmeester, de geliefde '' Lukas, die kennen we wel als metgezel van Paulus (zie: il:24 en 2 Tim. 4 : 11 en in de Handelingen der Apostelen). Hier wordt gezegd dat deze Lukas dokter was. Dat hij daarom Paulus' metgezel was, is louter speculatief (zo: idderbos). "... en Demas...". Op een andere plaats lezen we dat Demas Paulus ontrouw is geworden (2 Tim. 4 : 10). Hier is dat nog niet het geval. Hier hoort hij nog bij hen die Paulus vergezellen en de gemeente Gods groeten. Het kan verkeren. Het is wel aangrijpend zijn naam hier nog te lezen onder de metgezellen van Paulus om in een latere brief van zijn vertrek te lezen. Een ontdekkende naam. Wie zijn we zelf? Ook tijdelijke meelopers, zonder wezenlijke band aan Christus? Nooit echt losgeraakt van deze tegenwoordige wereld en daarom altijd nog slechts een 'halve'? Deze onthullende vraag geldt met name de dienaars van Christus. Waarom zijn we dat geworden en waarom zijn we het nog? Wat zoeken we in deze dienst en wie zoeken we er. Eigenbelang, eigen eer en roem? Zoeken we er een bevestiging van ons zelf? Of mag het zijn: iens ik ben, Welken ik ook dien!? O, dan hebben we net zo'n ontrouw hart als Demas en dan hebben we net zulke deserteurneigingen als hij. Maar dan is er de troost: ij Die roept is getrouw! Hij bidt dat ook het geloof van een dienstknecht niet ophoudt.

"Groet de broeders, die in Laodicea zijn en Nymfas en de gemeente die in zijn huis is". Tussen Kolosse en Laodicea bestaan kennelijk nauwe banden en is regelmatig contact. Vandaar de wederzijdse groet. Dat was dan ook niet zomaar een formaliteit in de, dagen van Paulus. Dr. Goedhart, overleden in 1977, hield op de zendingsdag van 1973 een toespraak over de groeten in de brieven van Paulus. Hij zei toen: "De groet bij Paulus heeft een tweevoudig karakter:

1. zij beklemtoont de verbondeheid van hen, die elkaar groeten.

2. zij deelt vrede mee, als zij in geloof wordt ontvangen."

Wij zeggen zo vaak gedachtenloos: Doe de groeten aan die of die. Slechts een formaliteit die we meestal vergeten. Paulus bedoelde het wezenlijk. In de groet ontmoette men eikaars hart en deelde men eikaars liefde mee. Hier wordt dan nog speciaal melding gemaakt van Nymphas. Het is niet duidelijk of we met een man of een vrouw van doen hebben. In zijn of haar huis komt een gemeente samen, huisgemeente. Ridderbos wijst er in dit verband op dat de Christenen in de eerste tijd veel "huisgewijze" bijeen kwamen. Zo was dat dan ook het geval bij deze Nymphas. Calvijn schrijft hierbij: ...Zo zullen wij gedachtig zijn dat hij in een huisgezin voorschrijft, hoedanig alle huisgezinnen der christenen behoren te zijn, te weten, dat zij allen behoren te zijn kleine gemeenten. Daarom zal een ieder weten dat deze last hem opgelegd is, dat hij zijn huisgezin onderwijze in de vreze des Heeren, en onder heilige dwang houde en tenslotte een afbeelding van de gemeente daarvan make".

Lezen en doorgeven

"En wanneer deze zendbrief van u zal

gelezen zijn, maakt, dat liij ook in de gemeente der Laodicensen gelezen worden en dat ook gij die leest , die uit Laodicea geschreven is". Paulus brieven waren maar geen strikt persoonlijke correspondentie, maar hadden betekenis voor heel de gemeente en het gemeentelijk leven. Daarom moesten ze worden voorgelezen in de samenkomst van de gemeente, net als dat gebeurde met de geschriften van de profeten van het Oude Testament in de synagogen. Hier krijgt de gemeente in Kolosse dan ook nog de opdracht om deze brief uit te wisselen met de gemeente in Laodicea, terwijl laatstgenoemde gemeente haar brief dan weer aan Kolosse ter lezing moet afstaan. Die van Laodicea is voor ons niet bewaard gebleven. Je kan hier al iets zien van de gewoonte om de apostolische brieven te bewaren en deze een zeker gezag toe te kennen. Het waren maar geen gewone brieven, ze hadden gezag in zich door de hand van hem die ze schreef. "Tevens ontvangen we hier een inzicht in het ontstaan van verzamelingen van apostolische brieven en in de .oorsprongen van de nieuwtestamentische kanon" (Ridderbos). We ontdekken hierin Gods aanbiddelijke zorg voor Zijn Woord, dat Hij ook ons gegeven heeft.

Archippus

Tenslotte nog een apart woord voor ene Archippus. "En zegt aan Archippus: Zie op de bediening, die gij aangenomen hebt in de Heere, dat gij die vervult". Deze Archippus wordt ook in de brief aan Filémon genoemd. Verder is hij onbekend. Hij staat in de bediening. De gemeente moet hem aansporen deze dienst te vervullen. Dat hoeft niet te betekenen dat Archippus daarin ontrouw is. Wel moet hem op het hart gebonden worden deze dienst toch vooral uitte richten. Deze tekst wordt nogal eens gebruikt bij de handoplegging van een te bevestigen kandidaat tot de Heilige Dienst. Het is daar een uiterst toepasselijke tekst voor. We hebben een bediening (een dienst = diakonia) aangenomen, op ons genomen. En die wil vervuld zijn. Dat sta in alles voorop. Dat hebben we de Heere beloofd. Daar kunnen we niet van af. Aangenomen in de Heere. Die Heere ziet daar op toe.

Calvijn geeft dan nog een leerzame kanttekening bij deze tekst. De gemeente moet dat aan Archippus zeggen. "Hij beveelt dit de Colossensen opdat zij weten dat zij ook zelf haar herder moeten vermanen, zo zij hem zo zien en dat de herder niet weigere van de gemeente vermaand te worden. Want de dienaren des Woords hebben uitnemende macht, die hen echter niet van de wetten ontslaat. Daarom moeten zij zichzelf leerzaam bewijzen, willen zij anderen leren."

"De groetenis met mijn hand, van Paulus". Hieruit blijkt dat de apostel gewend was zijn brieven te dicteren en ze dan tenslotte persoonlijk ondertekende. Dat wil de echtheid van zijn brief onderstrepen. "Gedenkt mijn banden". Hij is ook maar een mens. Hij heeft meeleven en voorbede hard nodig. "De genade zij met u". Die zegenbede is maar kort. Toch bevat ze het ene nodige. De genade. Dat is immers alles. Zij bevat de samen-vatting en de inhoud van het Evangelie Gods. Die genade zegt de apostel de gemeente met apostolische volmacht toe. Daarvan moet zij leven, als bron van haar kracht (Ridderbos).

Amen. Dat is maar geen punt of formeel slot. Het is waar en zeker alwat God in deze brief ook ons deed horen. Liet komt er op aan dat we met onze ziel Amen leren zeggen op alwat God ons zegt in Zijn heilig Woord. De Geest leert dat alleen. Die Geest worde u en mij gegeven, bij aanvang en voortgang, om van het Woord alleen te leven. Ook van het Woord vervat in de Colossensenbrief die we afgelopen maanden met elkaar lazen. Gebiede de Heere daarover Zijn eeuwige zegen.

B.

J. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

GROETEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's