KLEINE KRONIEK
Wet en Evangelie
Over dit veelbesproken thema verschenen de afgelopen weken een aantal artikelen in „De Wekker" van de hand van prof. dr. W. H. Velema. Uit een verslag in hetzelfde weekblad onder de titel „Twee dagen Ermelo" van de hand van ds. A. Bijkerk (Putten) blijkt dat prof. Velema op de predikantenconferentie van de Christelijke Gereformeerde kerken over dit onderwerp heeft gesproken. Prof. Velema gaat in zijn artikelenreeks o.a. in op de al vele malen gestelde vraag: gaat de prediking van de wet vooraf aan de prediking van het evangelie?
Hij wijst dan op een aantal teksten die voor het bevestigend antwoorden op deze vraag meestal worden aangewend. „Want door de wet is de kennis der zonde" (Rom. 3, 20). „Ik kende de zonde niet dan door de wet" (Rom. 7. 7). „Waartoe is dan de wet? Zij is om der overtredingen wil daarbij gesteld" (Gal. 3, 19). Prof. Velema tekent hierbij aan: Oppervlakkige lezing van de tekst zou tot de conclusie kunnen leiden, dat de wet tot taak heeft de zonden aan het licht te brengen. Dan nog blijft de vraag of dat hetzelfde is als: e wet leert ons eerst de zonde kennen. Daarna pas komt het Evangelie aan de beurt. Deze volgorde wordt door de gang van het betoog in Galaten 3 : 15—22 weersproken. Paulus benadrukt juist dat het Evangelie voorop gaat. Hij spreekt over de belofte. Daarmee bedoelde hij Gods genadewoord in het kader van het verbond. Men kan alleen reeds vanwege dit verband moeilijk aan Galaten 3 : 19 een bewijs ontlenen voor de stelling dat de wet aan het Evangelie voorafgaat". Prof. Velema noemt dan tenslotte nog de tekst Galaten 3 : 24: Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden". Vooral dit beeld van de tuchtmeester, schrijft prof. Velema, is de eeuwen door gebruikt om de voorbereidende functie van de wet bijbels te fungeren. De wet baant de weg voor de kennis van Christus. De wet is de aanklager, terwijl in Christus de vrijspraak te vinden is. Geen vrijspraak zonder beschuldiging. Geen kennis van vergeving zonder kennis van ellende.
Heilshistorisch verstaan van de wet
Prof. Velema gaat op deze stelling dan nader in door er op te wijzen dat men de laatste twintig jaar veel meer aandacht heeft gevraagd voor het heilshistorisch spreken over de wet bij Paulus. Hij bedoeld daar dit mee. Voor Paulus is in Christus het Oude Testament vervuld. En vanuit dat heil in Christus kijkt hij terug naar de oude bedeling. Daar ziet hij de wet.
Daar ziet hij hoe de Jood in de wet zijn heil zoekt. En de Judaisten zoeken een combinatie van heil uit de wet met heil in Christus. En in de confrontatie met deze beide groeperingen komt Paulus dan tot zijn boven geciteerde uitspraken over de wet. Steeds weer wijst Paulus de wet af als heilsweg. „Paulus spreekt derhalve vrij negatief ovei> de wet. Zij is een sta in de weg voor het geloof in Christus. Wie het met de wet houdt, blijft ver van Christus. Wie op de wet vertrouwt, kan het geloof in Christus niet ontvangen. Het is: of de wet of het heil in Christus".
In Romeinen 7 spreekt Paulus niet over de wijze waarop en de weg waarlangs hij tot God bekeerd is geworden. „Paulus spreekt hier als bekeerd mens over zijn verleden als farizeeër. Juist in die jaren is hij met de wet bezig geweest. Toe is de wet door het onderwijs van zijn farizeistische leermeesters in zijn leven gekomen. Wat was daarvan het resultaat? Zijn zondige aard greep de wet aan om door gehoorzaamheid zich sterk te maken voor God. Met zijn vermeende gehoorzaamheid aan de wet was Paulus echter op de weg van eigengerechtigheid. Hij kwam zo niet dichter bij God, maar steeds verder van God af. Hoe „vromer", hoe goddelozer.
Als hij nu op dat stuk van zijn leven terugziet (hier in Romeinen 7 dus, JM), zegt hij: doch ik ben gestorven" (Rom. 7, 9). Dat wil zeggen: Ik vond het leven niet, waarnaar ik zo hunkerde. Ik raakte steeds verder van God af, maar dat zie ik nu pas goed, nu ik Christus heb leren kennen".
Welke plaats voor de wet dan wel?
Prof. Velema gaat dan nog nader in op de vraag: hoe moeten we de wet en de prediking van de wet dan zien naar Bijbels inzicht? Naar aanleiding van Romeinen 3, 20: „Want door de wet is de kennis der zonde", schrijft prof. Velema dan als volgt. Dat door de wet de kennis der zonde is, „betekent: juist door de wet gaat de zonde leven. Komt zij tot haar volle sterkte.
In Romeinen 3, 20 is niet bedoeld het ontdekkende werk van de Heilige Geest bij de bekering, speciaal via de wet. Dat kan daarom niet het geval zijn, omdat de wet hier voorkomt in het kader van: uit de werken der wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden! De wet staat in dit gedeelte niet in dienst van, maar tegenover het heil in Christus. Datzelfde moet ook gezegd worden van Galaten 3, 19 („Waartoe is dan de wet? Zij is om der overtredingen wil daarbij gesteld..."). Ook hier toont Paulus de onmacht van de wet aan, voor een mens die zich met behulp van haar voor God wil recht-
vaardigen. De wet kan ook daarom voor de joden geen heilsmiddel zijn, omdat de belofte van genade er reeds eerder was. Wat de betekenis van het beeld van de tuchtmeester in Galaten 3, 24 ook is, in geen geval kan het betekenen dat in de prediking eerst de wet verkondigd moet worden en daarna pas het Evangelie. Paulus is zelf ook nimmer zo te werk gegaan. Hij heeft het juist tegen een geïsoleerde verzelfstandigde wetsprediking opgenomen. Hij begon zelf met de verkondiging van Christus. Prof. Velema waarschuwt dan w r el voor de fundamentele vergissing die men uit zijn woorden zou kunnen afleiden als zou de wet achterhaald en overbodig zijn geworden door het Evangelie. God handhaaft zijn wet. Ze toont haar veroordelende en verdoemende kracht juist daar waar mensen de wet niet eerbiedigen.
Stellingen
In het verslag dat ds. Bijkerk dan geeft in „De Wekker" van de genoemde conferentie zijn ook een negen-tal stellingen opgenomen betreffende het referaat van prof. Velema. Ik neem daar enkele van over hieronder.
1. Van oudsher is het thema in de theologie en prediking een centraal gegeven geweest. Met name vanuit de lutherse tegenstelling tussen wet en evangelie is de verhouding van beide als een volgorde-probleem naar voren gekomen. In de Nadere Reformatie is de volgorde van wet en evangelie tot een heilsordelijk schema geworden. Daarvan zijn ook recente voorbeelden te geven.
2. Paulus' spreken over de wet ter voorbereiding op en tevens als tegenstelling van het evangelie is heilshistorisch bepaald. De in dit verband veel geciteerde teksten ais Rom. 3 : 20; 7 : 7; Galaten 3 • 18 en 3 : 24 kunnen niet gebruikt worden om de kennis van zonde door de wet als voorafgaand aan de geloofskennis van het evangelie bijbels te funderen. De zonde grijpt juist de wet aan om zich als zonde sterk te maken. Kennis van zonde door de wet kan dan ook niet het eerste stuk van de weg der bekering zijn, waarop liet tweede stuk als vrijspraak door het evangelie volgt.
3. Juist in het evangelie krijgen we met de wet te maken. Het gaat in het evangelie om de vervulling van de wet. Het evangelie zegt dat de wet door De Ander, Jezus Christus is vervuld. In het evangelie vervult de wet de functie van beschuldiger. Het woord aangaande de Christus zegt dat de aanklacht krachteloos is geworden, omdat aan de eis der wet is voldaan. Wie evangelie zegt, spreekt ook over de wet. Zonder over de wei te spreken, kan niemand het evangelie verkondigen. Het evangelie is gerichtswoord èn genadewoord. Het dilemma: zondekennis uit de wet óf uit het evangelie is een onbijbels, wijl onevangelisch dilemma.
4. De oproep tot bekering is gefundeerd in de prediking van het evangelie, zoals blijkt uit Matth. 3 : 2; 4 : 17; Handelingen 2 : 38 (vlg. Luc. 1 : 77). Men zie ook Hand. 3 f .18 en 19 en 17 : 24—31.
5. Direct met het voorgaande hangt samen dat Calvijn berouw de vrucht van het geloof noemt. De uitspraken in Inst. III, 3, 1 en 2 zijn niet voor misverstand vatbaar. ...
Eventuele andere uitspraken bij Calvijn (Inst. III, 3, 20 en II, 7, 2) halen geen streep door deze grondstelling. Calvijn wil blijkens III, 3, 2 geen schema maken „van de verschillende wijzen waarop Christus ons tot Zich trekt of voorbereidt tot de oefening der vroomheid".
6. Zondekennis is vrucht van de Heilige Geest. De Geest werkt deze vrucht niet buiten Christus om. Hij neemt ook deze vrucht uit Christus.
Het evangelie zegt ons wie wij zijn en hoe wij door vergeving én vernieuwing andere mensen mogen resp. moeten worden. Het evangelie spreekt met twee woorden. Van hieruit zegt Calvijn terecht dat boetvaardigheid en vergeving van zonden de hoofdinhoud vormen van het evangelie.
De eenheid van zondekennis en geloof ligt in God Zelf, Die beschuldigt én vrijspreekt; Die veroordeelt én vergeeft.
7. De kennis van zonden moet in de prediking aan de orde gesteld w r orden. Dat worde echter niet gedaan van onderen op, niet vanuit de ervaring van de mens. Het geschiede van bovenaf, vanuit de verkondiging van het werk van God in Christus door de Heilige Geest. Dan mag aan de zondekennis niet worden voorbijgegaan.
Opmerkelijke uitspraken
We zijn ons bewust dat prof. Velema met deze uitspraken is in gegaan op hete hangijzers rond de vraag naar wat de rechte prediking is. In het al eerder genoemde verslag trof me een zin uit de samenvatting van het geheel van prof. Velema's woorden: „We moeten geen schema's prediken, maar Christus". Daar ben ik het van harte mee eens. Er is vaak een onvruchtbare strijd over de juistheid van bepaalde schema's, terwijl de volle Christusprediking niet aan bod dreigt te komen. De keuze voor de heilshistorische uitleg van wet en Evangelie geeft zeer verhelderende lijnen. Het verdient volle aandacht en overweging, opdat er ruim baan kome in de prediking voor Christus die de Wet in haar verdoemende en veroordelende kracht heeft gedragen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's