Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN AFSCHEID VOL BELOFTEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN AFSCHEID VOL BELOFTEN

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Hij leidde hen buiten tot aan Bethanië, en Zijn handen opheffende, zegende Hij hen En het geschiedde, toen Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde en werd opgenomen in de hemel.

En zij aanbaden Hem, en keerden weder naar Jeruzalem met grote blijdschap. En zij waren te allen tijde in de tempel lovende en dankende God. Amen. Luk. 24 : 50-53

De plaats

Lukas eindigt met deze verzen zijn eerste boek. Het boek, dat, zoals hij aan Theofilus schrijft aan het begin van zijn tweede boek gehandeld heeft over Jezus. En wel over al hetgeen Hij gedaan en geleerd heeft, tot op de dag, waarin Hij opgenomen is, nadat Hij door de Heilige Geest aan de apostelen, die Hij uitverkoren had, bevelen had gegeven. Hier lezen wij van dat opgenomen worden van Jezus. Christus' opname is een einde. Het aanschouwen, het aanraken, tasten van het Woord des Levens is nu voorbij. Tegelijk echter is het een begin! Zijn opname is immers verhoging, verheerlijking. Na alles wat Hij volbracht heeft is Hij gezet tot een Hoofd boven alle dingen en is Hij aan de gemeente gegeven. Weldra zal Hij Zijn Geest uitstorten in de gemeente en zal in Zijn Naam gepredikt worden bekering tot vergeving van zonden onder al de volkeren.

Lukas schrijft er dan ook aan het begin van zijn tweede boek weer opnieuw over en nog uitvoeriger. Hier vertelt hij het in sobere woorden. Lukas' verhaal begint met: Hij leidde hen buiten tot aan Bethanië. Hij wilde alleen zijn met Zijn discipelen. Niet voor de ogen van de massa's zal Hij ten hemel varen. Het is als bij Elia die zich met Elisa afzondert om opgenomen te worden. Het is niet gepast, dat vreemde ogen Hem nu zien. Het moment van afscheid is er te teer en te innig voor. Het is ook nog niet de tijd dat aller oog Hem ziet in Zijn heerlijkheid. Die tijd is de tijd van Zijn wederkomst en zij is bij de Vader verborgen. Tot zolang zal het de bedeling zijn van Woord en Geest. Christus' heerlijkheid mag nu gehoord worden in de verkondiging van het Woord en gezien worden door het oog van het geloof.

Hij leidde hen buiten tot aan Bethanië. Ze zijn door het Kedrondal de Olijfberg opgegaan. Vandaar zou Hij ten hemel varen. Ooit heeft de profeet Zacharia van die berg . voorzegd, dat daar de voeten des HEEREN zouden staan, als Hij komen zou om Zijn volk te verlossen. Hoe vaak hebben Jezus voeten er niet gestaan en gegaan? Op die Olijfberg heeft Hij tranen geweend over een onwillig Jeruzalem. Van die Olijfberg is Hij als Koning Jeruzalem ingereden, zachtmoedig rijdende op een ezelin. En wat de zachtmoedigheid en nederigheid van Zijn Koningschap inhield heeft Hij op diezelfde berg laten zien, toen Hij in Gethsemane kroop in het stof en Zijn zweet bloed werd. Zo wat er op de Olijfberg gebeurd is spreekt ons van koningschap, spreekt ons van verlossing. Maar van een verlossing van andere snit en maat dan de discipelen en anderen die zich dachten en hoopten.

En is het ook voor ons niet nodig om bekeerd te worden van onze verlossingsidealen en verlossingswegen. Hemelvaart ligt achter Gethsemane. Als wij in gedachten gaan over de Olijfberg moeten we beseffen dat het een niet zonder het ander kan. De diepste oorzaak van onze onverlostheid, van onze schande is onze zonde. Wie dat ontdekte, wie daaraan ging lijden, wordt Jezus verkondigd, die in Gethsemane was, die onder de last van de zonde boog en zo heerlijkheid verwierf.

De zegen

Onderweg van Jeruzalem naarde Olijfberg hebben ze nog verschillende dingen samen besproken. Ltikas zwijgt er hier over. Als ze op de bestemde plaats zijn aangekomen heft de Heere Jezus Zijn handen over Zijn discipelen op en zegent hen.

Hij maakt daarmee een priesterlijk gebaar. Zo deed immers de priester als zijn dienst in het heiligdom . : ht was. Hij had dan offers gebracht zo^.^ers en dankoffers. Hij had gebeden opgedragen en daarna trad hij naar buiten om het wachtende volk te zegenen. Stil en plechtig klonk over de gebogen hoofden van de menigte: De HEERE zegene u cn behoede u! De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten, en zij u genadig! De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede!

Nu zegent de Heere Jezus Zijn discipelen. Hij is niet maar een priester. Hij is dè Priester. De grote Hogepriester over het huis van God. Maar vooral, de grote Hogepriester, die zelf de bediening der verzoening heeft uitgericht. Hij heeft geen stieren of bokken geofferd. Hij heeft zichzelf Gode opgeofferd tot een rantsoen voor velen. Daarom heeft Hij voluit de macht en het recht om de zegen op Zijn volk te leggen.

De zegen waarbij dat volk het goede wordt toegezegd, al het goede, het goede Gods. De zegen waarbij in wezen aan dat volk God zelf wordt toegezegd, God in Zijn genade en trouw. De zegen dat is: Immanuël, God met .ons. En God is een overvloeiende fontein van alle goeds.

De zegen is het tegengestelde van de vloek. Dan is God tegen. En God tegen, dat is alles tegen. We kunnen dan nog misschien wat uiterlijke welvaart vinden, maar God hebben we er niet in mee en het einde is de dood. En die vloek is eigenlijk ons aller lot. Het staat er toch, dat een ieder vervloekt is, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. En wie zal zich ais dat aan de orde is ooit staande kunnen houden?

Jezus spreekt de zegen over Zijn zondig volk uit. Hij kan dat en mag dat. Hij is zelf tot een vloek geworden, borgtochtelijk, plaatsvervangend. Zijn zegen heeft geldigheid. Zijn zegen heeft kracht. De handen die Hij opheft zijn doorboorde handen. De tekenen van Zijn borgtocht staan er in gekerfd als een zichtbare garantie voor al wat Hij nu zegenend toezegt.

Wat is dat groot. Als een mens zijn handen opheft over een ander zijn dat altijd zondige handen. Christus heft reine handen, en doorboorde handen. De straf, die ons de vrede aanbrengt was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden.

En dan, terwijl Llij Zijn handen nog zegenend heft scheidt Llij van Zijn discipelen. Een sterke uitdrukking gebruikt de evangel hier. Er valt scheiding. En zeker! Niet langer immers zullen zij de Heere Jezus hier op aarde bij zich hebben. Hij zal ook niet meer verschijnen, zoals Llij dat na Zijn opstanding deed. Ze zullen Hem niet langer horen met hun lichamelijk oor, noch zien met hun vleselijk oog. Hij gaat nu voorgoed heen van deze aarde.

Als er tussen ons mensen scheiding valt, vervult weemoed ons hart. We kennen het veel geciteerde spreekwoord wel over afscheid nemen en sterven. Hier komen we

met zulke woorden niet uit. Het is hier ook een merkwaardig scheiden. Het is hier een zegenend scheiden. We lezen: En het geschiedde, toen Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde. Al zegenend gaat Hij van hen heen. Zijn doorboorde handen opheffend vaart Hij op naar de hemel, gaat Hij het hemels heiligdom binnen. Hij gaat heen terwijl Hij nog eens uitbeeldt wat Hij gesproken heeft: Ik ben met 11 al de dagen tot aan de voleinding der wereld. Lichamelijk zal Ik er niet langer zijn, maar met Mijn Godheid genade, majesteit en geest, wijk Ik nimmermeer van u. Je leeft voortaan onder mijn zegenende handen. Ik ben in de hemel. Ik ben daar al zegenend. Ik zet al de eeuwen van de kerkgeschiedenis onder Mijn belofte. Ik zet al de dagen van een enkel mensenleven daaronder. Mijn afscheid is vol beloften. Het is eigenlijk helemaal geen afscheid. Ik zal er zijn, nog veel heerlijker dan in Mijn lichamelijke tegenwoordigheid.

Wat is dat groot. Hemelvaart een afscheid zonder scheiding. Hemelvaart, dat ons een zegenende Hogepriester toont, onder Wiens zegen wij nog leven mogen.

We kunnen er blind voor zijn. We kunnen er aan twijfelen in aanvechting en strijd. Zien wij op onszelf, wat hebben we anders nog te wachten dan vloek. Zien wij op de kerk en op de wereld om ons heen, met de machten, die zich breed en groot maken dan kan de bange vraag rijzen of die zegenende handen soms gezakt zijn, en Christus de wereld maar verder aan haar lot heeft overgelaten, een speelbal van de machten der duisternis. Ondanks dat alles. Ja, hoog boven dit alles uit gaat de belijdenis van Zijn zegenend scheiden. Hij is er. Op Hem mogen zondaren hopen. Van Hem alleen alles verwachten. Hij scheidde van hen en werd opgenomen in de hemel, zo lezen we in onze Statenvertaling. Helemaal zeker of die woorden er ook in het oorspronkelijke stonden zijn we niet, maar Bijbels is de gedachte, die ze uitdrukken zeker. Hij werd opgenomen in de hemel. Omhoog gebracht tot in de hemel. Dat duidt vooral op Zijn verhoging en verheerlijking. Hij wordt met eer en heerlijkheid gekroond. De aarde kan Hem geen passende eer bewijzen. In de hemel wordt Hem die gegeven. Hij ontvangt alle macht in de hemel en op de aarde. Hij erft alle dingen. Hij mag zitten aan de rechterhand van de hemelse Majesteit. Hij heeft ook zo'n groot werk gewerkt. Als een Romeins veldheer ergens in de provincie een overwinning had behaald, mocht hij zegevierend een triomftocht houden door Rome. Christus is Triomfator. Hij heeft de machten uitgetogen en heeft over ze getriomfeerd. Zijn strijd was echter niet getekend door stoerheid en kracht. Hij overwon als een lam dat ter slachting werd geleid, als een schaap, dat stom is voor het aangezicht van zijn scheerders. Het geheim van Zijn overwinning is Zijn machteloosheid, althans het afleggen van Zijn acht. in de dood. Zo is Hij de Held geworden van zondaren. Zo moet Hij ontvangen hemelse glorie en hemelse glans.

En Iet dan ook op het passieve. Hij werd opgenomen. De Vader doet dat. Hij verheerlijkt Zijn Zoon. Zijn werk is volbracht en aanvaard. Hij is helemaal welkom in de hemel. De hemel verheerlijkt Hem. Maar dat houdt dan meteen in dat allen, die van Hem en in Hem zijn, in die hemel welkom zijn en dat die allen ook in de hemel verheerlijkt zullen worden. Pilatus heeft op Lithostrotos gezegd: Zie de mens. Wat is Hij deerniswekkend. Daar hebben we de mens, onszelf gezien in onze schande. Nu mag het opnieuw klinken: Zie de mens. Het mag klinken voor een ieder, die Zich aan Hem verloor. Zie de mens. Dat mag Zijn verwachting zijn. Dat is Zijn zekere toekomst.

En het geschiedde, toen Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde en werd opgenomen in de hemel. Dat houdt dus ook in dat Hij zegenend werd verhoogd. In oude tijden goldt het dat een zegen-of vloekspreuk meer kracht had naarmate de persoon meer in aanzien was. Balak haalde niet voor niets Bileam erbij om Israël te vloeken. Hoeveel kracht eer en heerlijkheid heeft Christus! Hoeveel kracht heeft Zijn zegen dan, Zijn belofte dan?

Moeten we ons niet beschuldigen, dat we vaak te gering van Hem en Zijn zegen denken. We laten ons zo gemakkelijk onder de indruk brengen van de machten van deze eeuw. De wetenschap en de techniek zijn ook zo machtig. Het materialisme schijnt aller harten wel bevangen te hebben. Maar kan die schijn ooit een verontschuldiging zijn? Hij heeft toch Zelf gezegd: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op aarde. En Zijn zegen is op Israël verspreid. O, dat de HEERE dan ons ongeloof verbreke. En wij meer en meer uit Zijn Woord en belofte mogen leven.

De vreugde

Tenslotte meldt Lukas ons de reaktie van de discipelen. Die reaktie is geen weemoed of verdriet. Ze zeggen niet tegen elkaar: Nu is alles voorbij. Ze zuchten niet verdrietig: Was Hij nog maar hier. O, neen: ze aanbaden Hem. Daarmee laten ze wel duidelijk zien dat het voor hen niet afgelopen was, mar eigenlijk pas goed begon. Ze aanbaden Hem. Nu beseffen ze immers pas goed, hoe groot en heerlijk Hij was. Niet slechts de koning van Juda en Jeruzalem, maar de Koning des hemels, aan wie alle dingen onderworpen zijn en die zij slechts eerbiedig hulde konden bieden. En hun aanbidding gaat gepaard met gehoorzaamheid en grote blijdschap. Met gehoorzaamheid, want ze keren-terug naar Jeruzalem. Zo had Jezus gezegd en zo doen ze.'Ze willen niet wijzer zijn dan nun Meester. In Jeruzalem willen ze biddend wachten op de belofte van de Vader.

Het zou ook wel vreemd zijn als hun aanbidding gevolgd werd door het gaan van eigen wegen. Helaas komt dat voor! We aanbidden zgn. Jezus Christus als de Koning van Zijn Kerk, we vieren Hemelvaar . maar we gaan onze eigen gang in de we rei ; . in de kerk. We treden op volgens onze eige.i inzichten. Het Woord van Hem, die we zgr . aanbidden leggen w T e naast ons neer.

Ware aanbidding zal gepaard gaan nu gehoorzaamheid. En in ieder geval met lu gebed: Maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw r paden. Aanbidding, gehoorzaamheid en grote blijdschap is de Hemelvaartsgestalte van de discipelen. Geen droefheid of weemoed, maar grote blijdschap heerst in hun hart. Grote blijdschap om de heerlijkheid van hun Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Grote blijdschap, omdat ze Zijn volk mochten zijn, en leven mochten onder Zijn genadige heerschappij.

En zou die vreugde ook ons hart niet mogen vervullen. Het is hemelvaartsdag. Wij vieren Jezus' heerlijkheid. Zien wij op onszelf op de mens, dan vinden we slechts ontluistering, de ontluistering der zonde, dan hebben we geen toekomst en geen hoop. Wij mogen echter Hem verkondigen: Jezus Christus met eer en heerlijkheid gekroond.

Tenslotte schrijft Lukas nog, dat zij gedurig samen waren in de tempel lovende en dankende God. In Handelingen 1 schrijft hij over hun gemeenschappelijk gebed. Dat hoeft elkaar ook niet uit te sluiten. Hier loven en danken zij God om de Heere Jezus Christus, hun Heere en Koning. Voor het danken staat hier eigenlijk hetzelfde woord als voor zegenen. Zo is het dan ook helemaal. Wie leven mag onder de zegenende handen van God in Christus gaat zelf ook zegenen, gaat God zegenen. Niet dat we de HEERE daarmee iets toebrengen, maar wel: we gaan Hem groot maken. We gaan veel goeds, veel heerlijks van Hem zeggen. Beter kan een mens niet doen. Gelukkiger kan een mens niet zijn. dan in het grootmaken van Gods Naam.

God vaart voor het oog Met gejuich omhoog; 't Schel bazuingeluid Galmt Gods glorie uit. Heft de lofzang aan. Zingt Zijn wonderdaan, Zingt de schoonste stof. Zingt des Koning lof. Met een zuiv're galm, . Met een blijde psalm; Hij, de Vorst der aard', Is die hulde waard.

A.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1980

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

EEN AFSCHEID VOL BELOFTEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1980

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's