Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(21)

ARTIKEL XI

De Persoon en eeuwige Godheid van de Heilige Geest

„Wij geloven en belijden ook, dat de Heilige Geest van eeuwigheid van de Vader en de Zoon uitgaat..."

In de vorige artikelen hebben wij beleden, dat de levende God zich als Drieënige heeft geopenbaard. We hebben beleden, dat Jezus Christus waarachtig en eeuwig God is. Nu volgt het artikel over de derde Persoon, de Heilige Geest. Onmiddellijk valt op, dat dit artikel kort en sober gesteld \s: aan de Persoon van de Heilige Geest worden niet veel woorden gewijd. Het is, zoals in het Apostolicum: Ik geloof in de Heilige Geest! En meer staat er niet. Dit nu is kenmerkend juist voor de Geest van de Vader en de Zoon. Hij vraagt niet veel aandacht voor zichzelf, maar is altijd bezig de Vader en de Zoon te verheerlijken. Daarbij treedt dc Geest zelf terug en richt niet de aandacht op zichzelf.

Het gaat nu om de belijdenis, dat niet alleen de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God is, maar ook de Heilige Geest dat is. In de oude christelijke kerk is deze belijdenis niet onmiddellijk aan de orde geweest. Er waren er, die beleden van de Heilige Geest, dat het een kracht was, die van God uitging. Een onpersoonlijke kracht. Deze gedachte kon opkomen, alleen al door de Naam: Heilige Geest. Vader en Zoon, dat

zijn namen, waarbij we ons, op aarde, een voorstelling kunnen vormen. Dan weten we: het zijn beelden, wat onze voorstelling betreft, maar we zien bij de naam Vader en Zoon iets voor ons. Maar — de Heilige Geest, hoe kunnen we ons deze voorstellen? De Kerk had verboden dc Heilige Geest in mensengestalte voor te stellen. Er bleven dan de bijbelse symbolen, zoals de Geest in de gedaante van een duif. Maar we kunnen ons van de Geest geen voorstelling vormen.

Wonderlijk is ook de naam: Heilige Geest. Waarom hier het woord „heilig"? Ook de Vader is toch heilig, en ook de Zoon immers is heilig? En dan het woord , , Geest". Ook de Vader is toch Geest, en eveneens de Zoon? En dan valt er nog iets wonderlijks te zeggen van de Naam van de Geest. In het Hebreeuws is het woord voor , .Geest" een vrouwelijk woord, zodat er wel gedacht is, zeer begrijpelijk, dat de Geest een soort van moedergestalte is naast de Vader en de Zoon. In het Grieks echter is het woord voor „Geest" een onzijdig woord. „Het geest" dus eigenlijk. Vandaar, dat de gedachte aan een kracht, die van God uitgaat, gemakkelijk kon opkomen. Het heeft lang geduurd in de Kerk, , voordat de belijdenis van de Heilige Geest tenvolle vanuit de belijdenis van de drieënige God onder woorden werd gebracht.

„Wij geloven en belijden ook, dat de Heilige Geest van eeuwigheid van de Vader en de Zoon uitgaat..." Hoe is de verhouding van de Geest tot de Vader en de Zoon onder worden te brengen? We denken een momentterug aan de verhouding van de Vader en de Zoon. De Vader genereert eeuwig de Zoon, de Zoon w^ordt eeuwig door de Vader voortgebracht. „Heden heb Ik U gegenereerd", dat is een eeuwig heden.

De Heilige Geest gaat uit van de Vader en de Zoon. Hier spreken we van de uitgang van de Heilige Geest. „... niet zijnde gemaakt, noch geschapen, noch ook geboren, maar alleen van beiden uitgaande...".

Uitgaande, naar buiten komende! Dat is de onmededeelbare eigenschap van de Heilige Geest. Dit kan alleen van de Geest gezegd worden, niet van de Vader of de Zoon. De Geest gaat uit van de Vader en de Zoon. Dit woord „uitgaan" vinden we letterlijk bijvoorbeeld in het woord van Christus: Maar wanneer de Trooster zal gekomen zijn. Die Ik u zenden zal van de Vader, namelijk de Geest der waarheid, Die van de Vader uitgaat, Die zal van Mij getuigen." (Joh. 15 : 26)

Wat is nu het verschil tussen de geboorte van de Zoon uit de Vader en de uitgang van de Geest uit de Vader en de Zoon? Is het geboren worden in dit verband iets anders dan het uitgaan? Ja, zo heeft de Kerk beleden, de Geest is niet geboren, maar Hij gaat uit. Maar tegelijk beleed de Kerk: we kunnen verder niet onder woorden brengen wat het verschil precies is. „Ik weet ze niet te onderscheiden", zei Augustinus, „omdat ze beiden onuitsprekelijk zijn". Wanneer we denken aan de Naam van de derde Persoon, hebben we echter wel enig houvast. „Geest" heeft zowel in het Hebreeuws als in het Grieks te maken met: adem, wind, leven! De Geest gaat van de Vader cn de Zoon uit als de levendmakende Geest, als het blazen, als de adem van het leven. En daarin is dc Geest de „eeuwige Kracht en Mogendheid", die uitgaat van de Vader en de Zoon, zoals in artikel 8 beleden is.

Heeft het enige zin over dit uitgaan van de Geest verder na te denken? ja, want het gaat in deze belijdenis ten diepste om de vraag, of wij in de Heilige Geest ook tenvolle en waarachtig met God zelf te maken hebben. We weten dat het w ? erk van dc Geest onder meer omvat de toepassing, de toeeigening van het werk van Christus aan ons hart en leven. De Geest draagt het gehoorde W T oord onze harten binnen, zodat het uitwendige Woord ook geheel inwendig is geworden. Alles komt hierbij er op aan, dat in heel dat wondere gebeuren van de liefde van Christus, waaronder de deur van ons hart bezwijkt, wij met God zelf te maken hebben in het werk van de Geest. Daarbij is er nog zoveel méér wat het werk van de Geest betreft. In heel de schepping, overal waar maar leven is, is de Geest scheppend aanwezig.

Dan is de vraag: ontmoeten wij in dc Geest, in de kracht van de Geest werkelijk God zelf? Of kunnen we hier spreken van niet méér dan een kracht, en daarom met de zogenaamde Jehovahgetuigen met een kleine letter „heilige geest" schrijven? Hier is opnieuw, en dat geheel, de belijdenis van de drieënige God in het geding.

Daarom vervolgen we: , , ... welke in orde is de derde Persoon van de Drieëenheid, van éénzelfde wezen, majesteit en heerlijkheid met de Vader en de Zoon; zijnde waarachtig en eeuwig God, gelijk ons de Heilige Schriften leren." Het is ook hier de heilige Schrift, die ons leert, dat de Heilige Geest waarachtig en eeuwig God is, en dat Hij een Persoon is!

Een Persoon is Hij, en dus niet een onpersoonlijke kracht. Zoals bij het Pinksterfeest, ontmoeten we niet maar de kracht van wind en vuur, maar de Heilige Geest in de krachten van wind en van vuur. We luisteren naar enkele Schriftplaatsen, waarin doorklinkt, dat de Geest van de Vader en de Zoon ook zelf een Persoon is.

Er is een verscheidenheid van geestelijke gaven, zegt Paulus in 1 Cor. 12, „doch al deze dingen werkt één en dezelfde Geest, delende aan een ieder in het bijzonder, gelijk Hij wil." Van een onpersoonlijke kracht, zoals bijvoorbeeld de wind op zichzelf, kan dit niet gezegd worden: elende, gelijk HIJ wil. Willen, dat kan alleen een persoon. Verder wordt de Geest met nadruk de Trooster genoemd. „En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster zenden..." (Joh. 14 : 16). „En wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, zal Hij u in al de waarheid leiden..." (Joh. 16 : 13).

We denken verder aan de woorden bij de doop gesproken: „... hen dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes", waarin de Heilige Geest op één lijn met de Vader en de Zoon genoemd wordt. Zo gebeurt het ook in de woorden: „De genade van de Heere Jezus Christus, en de liefde van God, en de gemeenschap van de Heilige Geest".

We horen vervolgens in de Schrift, dat we tegen de Heilige Geest kunnen zondigen, de Geest kunnen bedroeven, uitblussen zelfs. Dit alles kan alleen tegenover een Persoon. Zo w'orclt het ons uit de Schriften duidelijk: de Geest is een HIJ, en niet een het! Hij is een Persoon, niet in de zin, zoals wij over personen spreken, maar in die geheel enige betekenis van de levende God: één wezen, drie personen. De Geest is niet maar een kracht, al is het dan een geweldige, goddelijke kracht, de Geest is ook: God zelf! Hij is de derde Persoon, maar tegelijk: van éénzelfde wezen met de Vader en de Zoon, van éénzelfde majesteit en heerlijkheid.

Ook hier rust deze belijdenis op het Schriftgetuigenis: at de Heilige Geest waarachtig God is. Wanneer Ananias gelogen heeft tegen de Heilige Geest, betekent dit, zegt Petrus, dat Hij tegen God zelf gelogen heeft. De Heilige Geest is eeuwig God: ij de schepping horen we al dat de Geest van God zweeft over de wateren. De Geest is overal tegenwoordig: aar zou ik heengaan voor Uw Geest, en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht? " (Psalm 139 : 7). De Geest weet alle dingen: Doch God heeft het ons geopenbaard door Zijn Geest; want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods" (1 Cor. 2 : 10). We denken in dit verband ook aan de inhoud van het laatste bijbelboek, waar gesproken wordt van de zeven geesten, die voor de troon van God zijn, waarin doorklinkt de zevenvoudige volheid van God de Heilige Geest.

Echter, zoals we eerder opmerkten, we hoeven niet enkele verspreide teksten samen te voegen, om alleen daarmee te „bewijzen", dat de Heilige Geest waarachtig en eeuwig God is. Al de genoemde teksten getuigen samen met het gehele Schriftgetuigenis van het levende loflied. Wanneer wij de Schriften openen, horen wij spreken: in de Naam van de Vader van de Zoon en van de Heilige Geest.

We willen nu vooral nadenken over het wondere geheim van de betekenis van deze belijdenis voor ons leven in geloof, hoop en liefde. Daartoe keren wij nogmaals terug naar het begin van dit artikel, namelijk dat de Heilige Geest van eeuwigheid van de Vader en de Zoon uitgaat. Over deze woorden is een eeuwenlange strijd gevoerd in de Kerk. Gaat de Geest uit van de Vader en de Zoon, of gaat Hij alleen uit van de Vader? Deze strijd liep uit op de eerste werkelijke grote breuk in de christelijke kerk, in het jaar 1054, toen de kerk uiteenviel in Kerk van het Westen en van het Oosten. Oorspronkelijk stond in de geloofsbelijdenis van Nicéa alleen, dat de Heilige Geest van de Vader uitgaat. Het Oosten beriep zich hiervoor vooral op teksten uit het Johannesevangelie, waar Jezus spreekt van de Geest der waarheid, Die van de Vader uitgaat, en waar we niets horen over een uitgaan ook van de Zoon.

E.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 augustus 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 augustus 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's