Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„BONDERS” MET EEN GEZANG?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„BONDERS” MET EEN GEZANG?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Opgeven of opgeven?

De „gezangenkwestie", al bijna twee eeuwen oud, is in onze kerk opnieuw opgedoken. De aanleiding ertoe kan bekend zijn. Simpelweg komt het op het volgende neer. Er zijn een aantal gemeenten in de noordelijke provincies (Groningen en Friesland) waar een opschuiving naar „rechts" valt te constateren. Midden-orthodoxe gemeenten die de maatschappijkritische prediking beu zijn en een predikant zoeken uit de nogal schaarse confessionele sektor. Vanouds confessionele gemeenten die ondanks ijverig zoeken niet de predikant van hun keuze konden vinden en nu het begerige oog geslagen hebben op predikanten en kandidaten van Ger. Bondsrichting.

Aan de rechterkant van de kerk is de „markt" enigszins verzadigd, om niet te zeggen dat er een overschot aan kandidaten dreigt. Waarom zouden toekomstige dienaren van het Woord dan niet een beroep naar het noorden in overweging nemen? Tenslotte is dc Bond er niet alleen tot verdediging, maar ook tot verbreiding van de waarheid!

Maar nu komt het probleem. De gemeenten die een Bondspredikant wensen zingen sinds jaar en dag gezangen. Soms nog uit de berijming van 1773, maar soms ook al uit het Liedboek. Kunnen zij in één handomdraai de klok terugzetten? Met andere woorden: kunnen zij zomaar het ingeburgerde gezang afschaffen? Of moet hun toekomstige predikant maar over zijn bezwaren heenstappen cn een gezang laten zingen?

Zo kunnen beide partijen het gezang „opgeven". Als dc gemeente het opgeeft, wordt het niet meer gezongen. En als de predikant het opgeeft (van de kansel) wordt het juist wèl gezongen. Twee precies tegengestelde situaties.

Ik ben blij dat ik niet voor de keuze word geplaatst. Maar ik kan me wel heel goed voorstellen dat het collega's in een gewetensconflict brengt. Ze zien de nood in een bepaalde gemeente, ze zien misschien wel een stukje roeping liggen om in zo'n gemeente te staan en te arbeiden met het Woord. En terwille daarvan zijn ze misschien ook nog wel bereid om liturgisch wat water bij de wijn te doen. Uiteindelijk is de gezangenkwestie niet hèt criterium voor de Gereformeerde prediking. Maar wie de kerk een beetje kent kan weten hoe gevoelig deze dingen liggen. De kans is dan ook groot dat men door een beroep naar het noorden te aanvaarden, en mèt dat beroep het gezang, zichzelf in een isolement plaatst dat niet gemakkelijk meer doorbroken wordt. Zakelijk gezegd: de weg naar een heleboel kansels is dan afgesloten en de kans op een beroep naar een „gewone" Bondsgemecnte is dan erg klein geworden.

Niet hèt criterium

Vanzelfsprekend heeft deze kwestie ook voortdurend de aandacht van het Hoofdbestuur van de Ger. Bond. Niet dat de Bond dwingend een houding kan opleggen. Maarde predikanten en kandidaten die met deze problematiek worden geconfronteerd hebben uiteraard wel behoefte aan bezinning en leiding.

Enerzijds moet het tot vreugde stemmen dat er steeds meer vraag komt, ook in de noordelijke provincies, naar een Schriftuurlijke, Gereformeerde prediking. Anderzijds is het nu eenmaal door de jaren heen één van dc kenmerken van een „Bonder" dat hij zich onthoudt van het opgeven van een gezang.

In ieder geval is het hoofdbestuur van de Ger. Bond van mening dat men predikanten die terwille van de Ger. prediking dat gezang dan maar op de koop toe nemen, niet mag verketteren. In deze geest heeft ook ds. C. den Boer geschreven in De Waarheidsvriend. Met het opgeven van een gezang, aldus ds. Den Boer, wordt een predikant

„niet op stel en sprong een ongereformeerd man. Het maakt nogal wat verschil of iemand een concessie doet per confessie (m.a.w. omdat hij in feite de bezwaren tegen het vrije lied al lang niet meer deelt) of dat hij vanuit gereformeerde instelling en met een onverdacht gereformeerd karakter zich het zingen van het vrije lied in de eredienst 'veroorlooft'. Nog anders gezegd: het betekent niet dat wij ons bezwaar tegen het zingen van het vrije lied net zolang relativeren totdat het tot nul is gereduceerd. Het betekent wel dat wij het relateren a) aan het hart van ons beginsel en b) aan de situatié waarin de kerk èn een bepaalde gemeente op een gegeven moment verkeren".

Ik denk dat ds. Den Boer hier op een voorzichtige wijze de juiste woorden gesproken heeft. Het is nogal gemakkelijk voor ons, in het oosten, westen, midden of zuiden van het land, de leuze aan te heffen: „Wij hebben genoeg aan de psalmen". Waarbij we dan voor het gemak maar vergeten dat de berijming van 1773 ook niet uitblinkt door z'n Gereformeerdheid. .. Ds. Den Boer erkent dan ook volmondig, dat de geest van de oude gezangenbundel in onze kerk dezelfde is als die van genoemde psalmberijming, omdat dezelfde heren eraan hebben gewerkt. . .

Maar afgezien daarvan, je zult als predikant of kandidaat maar voor de beslissing staan: een gemeente gaan dienen met de Gereformeerde prediking èn een gezang, of „ledig aan de markt blijven staan".

Bovendien, als wij het (terecht!) in de anderen afkeuren dat ze Bonders alleen maar zien als mensen die geen gezangen zingen in de eredienst, dan moeten we zelf niet doen alsof de Gereformeerde prediking staat of valt met een gezang. Dan zijn er nog wel andere kenmerken waaraan die prediking getoetst kan worden. En dan zijn er wellicht onder dc „psalmzingende" dominees ook nog wel een stuk of wat wier prediking die toets niet kan doorstaan .. .

Voor een juist begrip van de zaak: ik voer géén pleit voor het vrijgeven van de gezangen in de eredienst. Ik vraag wel wat begrip — evenals het hoofdbestuur van de Bond cn evenals ds. Den Boer — voor hen die door de omstandigheden gedwongen zo ver komen dat ze een gezang opgeven.

Twee wolkjes!

Natuurlijk ontgaat deze discussie binnen de Ger. Bond ook de andere richtingen in de kerk niet. En met name vanuit de confessionele hoek van de kerk is men erg geïnteresseerd . . . Eén van de twistpunten tussen de Ger. Bond cn de Confessionele Vereniging was immers altijd dat éne gezang in de eredienst? Welnu, als de Bond zich hierin gewonnen geeft, dan komen we al een stuk dichter bij elkaar . . .

Ik vond het een beetje komisch dat het Hervormd Weekblad van donderdag 7 aug. niet minder dan twee artikelen aan deze zaak had gewijd. Kennelijk hebben de scribenten niet van elkaar afgeweten. De bijdragen hadden namelijk ongeveer dezelfde titel. In zijn rubriek „Gehoord - gezien - gelezen" schreef ds. C. Jongeboer over deze kwestie onder het opschrift „een wolkje als eens mans hand? " En twee pagina's verder was er nog een stuk van de heer L. P. van der Wilde over dit onderwerp: „een kleine wolk als eens mans hand". Het enige verschil was eigenlijk het vraagteken. Wat voor ds. Jongeboer nog een vraag was, was blijkbaar voor de heer Van der Wilde al een weet!

Al met al was het Hervormd Weekblad deze keer nogal bewolkt.

Maar de bedoeling was duidelijk: beide scribenten achten het een verheugende zaak dat de Bond blijkbaar niet meer zo ongenuanceerd „nee" zegt tegen het zingen van gezangen. En men ziet wellicht deze kleine wolkjes in de noordelijke provincies al aangroeien tot „een lucht van wind en wolken zwart", waarbij het in de kringen van de Ger. Bond gewoon gezangen gaat regenen . . .

Vanwaar dat optimisme?

Ook het dagblad Trouw heeft zich in de discussie gemengd. In het nummer van maandag 11 aug. schreef A. J. Klei op de hem eigen manier een speels stukje onder de titel: „Er bestaan gezangen-zingende bonders". Ik laat een kleine proeve uit zijn artikel volgen:

„Zeker, ik had weieens vernomen dat een heel enkel keertje, en dan helemaal in 't noorden van ons land door een dominee die lid is van de gereformeerde bond in de hervormde kerk een gezang werd opgegeven in de kerkdienst, maar och, dacht ik, zo ver weg en dan zo'n enkel gezangetje en dan waarschijnlijk nog uit de bundel van 1938, moeten wc ons daar nu zo druk over maken? Toch dreigt het verschijnsel een ernstige omvang aan te nemen. Het geval is namelijk dat er een overschot is aan gereformeerde bondskandidatcn. En dan wil het gebeuren . . . dat een goed-confessionele gemeente denkt: kom, laten wij zo'n bonder maar nemen en dan vragen we, en desnoods stellen we het als voorwaarde dat hij van tijd tot tijd ook een gezang opgeeft en niet louter psalmen. Tenslotte is het zingen van één gezang het kenmerk van een confessionele eredienst".

Ik ben niet van mening dat het optimisme in de kringen van de Confessionele Vereniging èn van de heer Klei op deugdelijke gronden rust. Dat zien ze zelf heus ook wel! Toch vraag ik me af: Waarom staat men daar zo reikhalzend naar uit te zien dat Bonders gezangen laten zingen? Het lijkt wel alsof kerk en prediking gered zijn als dat „taboe" aan de rechterzijde van de kerk maar doorbroken wordt.

En dat wil er bij mij echt nog niet in. Er zijn méér scheidsmuren tussen de richtingen dan alleen liturgische . . .

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 augustus 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

„BONDERS” MET EEN GEZANG?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 augustus 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's