Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BUIGEN ZONDER OVERGAVE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BUIGEN ZONDER OVERGAVE

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar Job antwoordde en zeide: aarlijk, ik weet, dat het zo is; want hoe zou de mens rechtvaardig zijn bij God? Job 9 : 1 en 2

gebogen zijn zonder buigen

De vrienden van Job weten het zo goed. Ze komen tot Job met hun bespiegelingen over God en de mens. In die bespiegelingen is alles gladgestreken, alles logisch en consequent. Hun betogen zijn a's het gladde vijveroppervlak, er bruist niets er rimpelt niet eens wat. Bewegingsloos zijn hun woorden, roerloos, koel en strak.

De woorden van Bildad net zo goed als die van Elifaz. Het is Bildads beurt geweest en hij heeft ook gesproken. Wel feller en onstuimiger dan Elifaz, maar niet veel anders. Hier en daar ook met minder takt en voorzichtigheid.

Job moet nu eens ophouden met zijn winderige woorden. God verkeert toch het recht niet! En weer komt hij met de gedachte, dat er zonde moet zijn, bijzondere zonde bij job en bij zijn kinderen, anders laat zich een dergelijk handelen Gods niet verklaren.

Die vrienden van Job hebben hun vastomlijnd Godsbegrip. Het laat zich verklaren, het laat zich helder uiteenzetten. Die vrienden praten en redeneren. Van worstelen weten ze niet. Van de werkelijkheid, grillig en weerbarstig als een rots weten ze niet, willen ze niet weten. Ze menen dat hun schema's en dogma's zo maar toepasbaar zijn. Bittere aanvechtingen, raadsels, worstelingen hebben in hun denken geen plaats.

Ze spreken van een hoge en rechtvaardige God zonder te weten van Zijn werkelijkheid. Ze gebruiken woorden van nederigheid en ootmoed, zonder dat die ootmoed gewonnen werd in de strijd tegen het hoogmoedig hart. Daarom hebben hun woorden ook geen kracht. Hoogstens prikkelen ze Job tot verdere opstand en tegenstand. Loert hier niet een gevaar voor ons allen? We zijn misschien bij God en de woorden over God opgevoed. We redeneren en theoretiseren. We hebbgn alles in systeem gebracht. En ach, eigenlijk is er ook niets tegen in te brengen. Alleen maar, dat het hart ontbreekt. En we denken dat we zo nog troosten kunnen ook.

Jobs buigen

In zijn antwoord gaat Job nauwelijks op de woorden van Bildad in. Ze deden ook nauwelijks ter zake, ze gingen niet in op de zaak van Jobs hart.

Toch is er iets bij Job blijven haken. Hij kan daar niet van loskomen. Het is niet eens iets van Bildad, het is iets van Elifaz. Het is dat van de menselijke rechtvaardigheid bij God. Elifaz heeft dat aan dc orde gesteld. Zou een mens rechtvaardig zijn bij God? Wie zal ik voor God zijn, kan ik mij tegenover LIem verantwoorden? Dat houdt Job bezig,

We kunnen bepaald met mindere dingen bezig zijn in ons leven! We kunnen bezig zijn met ons zelf voor ons eigen geweten te rechtvaardigen. Dat is ook wel nodig. Wc kunnen anders niet voort. We worden geremd, ja verlamd door de vraag naar onszelf.

We kunnen ook bezig zijn onszelf te rechtvaardigen voor onze omgeving. De mensen moeten een goede en rechte indruk van ons hebben. Wat ellendig immers als we onrechtvaardig worden beoordeeld. Als ze niet begrijpen, wat ik eigenlijk bedoel. Ik probeer dan uit te leggen wat de eigenlijke beweegredenen zijn van mijn gedrag. Ik tracht mezelf te rechtvaardigen. En ook dat is een nodig en goed ding.

Maar de vraag, die job in haar greep houdt, is van oneindig veel meer gewicht. Rechtvaardig voor God, hoe zal ik dat zijn? Houdt die vraag ons ook bezig? Niemand mag die vraag van zich afduwen. Die vraag en het antwoord daarop zijn van levensbelang. Ze beslissen over mijn eeuwigheid.

Wat zijn we toch geneigd om die vraag weg te duwen. We leven er zo gemakkelijk aan voorbij! We zijn heel kerkelijk en christelijk en zelfs aan de behoudende kant, maar we sluimeren voort! Het gericht stond nog nooit over ons leven op. Gods Woord wil u wakker schudden en u dc werkelijkheid onthullen, de werkelijkheid van gericht en genade. En de vraag ontwaakt: Mijn ziele, doorziet gij uw lot, hoe zult ge rechtvaardig verschijnen voor God?

Het antwoord op die vraag moet zijn: Dat is onmogelijk. Een mens is immers niet rechtvaardig voor God. Hoé zou hij ooit! Job moet dat ook toegeven. Hij belijdt: Waarlijk, ik weet dat het zo is, want hoe zou de mens rechtvaardig zijn bij God? Hij is dat met Elifaz eens, Maar wat een verschil. Elifaz heeft dat gelanceerd als een algemene stelling. Job belijdt dat midden in de worsteling van zijn hart. Hij zegt er bijna letterlijk „Amen" op. Hij buigt, hij valt eronder. Bij Job is dat geen gezegde, maar een belijdenis.

Wat hebben wij ook een gezegdes. „Een mens is maar niet" „Wat zijn we toch een zondaren", en zo meer. Het zijn woorden die doodgemoedereerd worden uitgesproken. Het zijn woorden, die de leegheid van ons hart moeten verhullen. We willen immers toch nog wat lijken. We willen vroom lijken, dan passen zulke woorden goed.

Het belijden, eronder buigen is anders. Wij doen dat zo gauw nog niet! We hebben nog allerlei dingen bij de hand en in het hart om ons te verdedigen. We menen dat we niemand kwaad hebben gedaan. We denken dat we goed hebben opgepast. God kan over ons geen klagen hebben, we zijn toch altijd naar de kerk geweest. We hebben toch fatsoenlijk geleefd. En noemt u verder al die zelfrechtvaardigingen van ons maar op. Ze zulen nog wel met vele zijn aan te vullen, job doet dat hier niet! Hij buigt. Een mens is niet rechtvaadig bij God. Al kan Job dan geen bijzondere zonde ontdekken en al houdt hij staande dat er geen aanleiding is voor een leed als hem dat overkomen is, als het gaat over rechtvaardig voor God, kan Job zich niet staande houden. Hij moet buigen.

Buigen wij ook? Gezegend de mens die het leerde! We verloren alle zelfrechtvaardigingen en konden ons slechts verootmoedigen. We konden slechts vallen in het stof. Hij is immers God en wij zijn mensen. En we gingen met Job, onze Rechter om genade bidden. Daar spreekt Job van in het 15e vers. Als het gaat om mijn verhouding tot God, mijn Rechter blijft er alleen genade over. Daar kan ik nog slechts eerbiedig om vragen.

Wat een goede gestalte! Ons verzet brak. We staakten onze verdediging. Slechts een smeekgebed bleef over. Als een boeteling gingen we pleiten op de barmhartigheid en de genade Gods. W T e vernederden ons tot

een bedelaar.

Zo'n gestalte is goed, niet om die gestalte zeil. Daar zal ook nog wel van alles aan mankeren. Maar om de belofte en haar vervulling. Op deze zal Ik zien, op de arme en de verslagene van geest. Daar hebben we rijker en vaster geranatie voor dan Job. Christus is immers gekomen en Zijn evangelie is zwanger van genade! Christus heeft Zelf voor rechtelozen, recht verworven. Maar nu is gerechtigheid Gods geopenbaard van de hemel in Christus Jezus. Hij heeft de wet van God volkomen vervuld. Hij was de Rechtvaardige! Op het neen van Job en Elifaz is maar een uitzondering: Christus. En rechtelozen w r orden in Hem gerechtvaardigd.

buigen zonder overgave

Als de storm over het land giert en bomen en struiken schudt, zijn er soms momenten van rust. Even houdt de wind als het ware haar adem in. Het is een ogenblik als een belofte van de rust die er straks zijn zal, als alies weer voorbij is. Maar het is ook niet meer dan een ogenblik. Onmiddellijk haalt de wind weer aan, en weer kreunt de natuur onder zijn geweld.

Het is een beeld van ons innerlijk leven. Wat woeden er een stormen van aanvechting en strijd. Bij Job ook. In zijn strijd gaat het op en neer. Soms lijkt de overwinning al behaald, maar dan is het weer verre van daar. Hier in de woorden van onze tekst is job dicht bij de eindoverwinning. Hij buigt immers. Hij getuigt zelfs van om genade bidden. Hij raakt hier al aan wat hij straks in hoofdstuk 42 van hem lezen, dat hij zijn hand op zijn mond legt en niet verder spreken wil.

Toch is er verschil. Job buigt wel, maar toch eigenlijk alleen omdat hij wel moet. Hij heeft het gevoel dat hij tegen de Almachtige toch niets kan uitrichten,

Leest u maar eens verder in ons teksthoofdstuk. Daar zien we wat de eigenlijke grond is voor Jobs buigen hier. Hij geeft het Elifaz toe dat er niemand rechtvaardig is voor God, niet allereerst om dat hij het besef heeft: God is heilig en ik ben zondig en schuldig. Maar omdat hij voelt: God is almachtig en soeverein. Ik trek bij Hem altijd aan het kortste eind. Ik moet wel buigen. Hij is het immers, die de bergen verzet. Hij beweegt de aarde. Als Hij het wil gaat de zon niet op en blijft het duister. Hij heeft het gesternte gemaakt. Hij doet grote dingen, wonderen die men niet tellen kan. Hij is de Eeuwige, de Almachtige. Hij hoeft toch van Zijn daden geen rekenschap te geven. Een mens kan Hem toch niet voor de vierschaar dagen. Een mens is immers maar zwak en nietig, maar een sterveling zoals er in de grondtaal van onze tekst staat. Hoe zou een mens, een sterveling rechtvaardig zijn bij God? We kunnen in het gericht tegen Zijn almacht toch niets beginnen. Hij verteert ons toch door Zijn Majesteit!

Job buigt wel, maar op de bodem van zijn hart blijven de strijd en de opstand voortsmeulen. En de vlam laait weer op ook. Aan het eind van ons hoofdstuk horen we Job zeggen: Was God maar een mens, dan zou ik met Hem in het gericht kunnen komen. Was er maar een scheidsman tussen ons. De vlam van de opstand, schiet hier wel erg hoog op! Te hoog!

Misschien kennen we het uit eigen ervaring, dat onwillig buigen. We willen het eigenlijk niet, maar we hebben het gevoel dat we wel zullen moeten. Tegen God kun je immers toch niet op. Soms doen we het gelaten. We zeggen tegen elkaar: Je moet er maar in berusten. Er is toch niets aan te veranderen. Dat is ook buigen zonder overgave.

Een andere keer blijven we doorvechten, doorvragen. We moeten er wel aan, maar kunnen en willen niet. En de opstand blijft onze ziel verteren. Want vrede vinden we niet. De bitterheid vreet aan ons hart en leven. We buigen onder Gods almacht, maar we zijn niet overtuigd van Zijn rechtvaardigheid. Als Hij werkelijk rechtvaardig was, zou Hij immers wel anders doen.

En wat moeten we ervan zeggen? We zitten zo gauw op het spoor van Elifaz, Bildad en Zofar. Dan spreken we niet recht van God. In ieder geval is het waar, dat God de HEERE Almachtig is en soeverein. Dat houdt ook in dat Hij geen rekenschap van Zijn daden hoeft af te leggen. Dat'houdt zelfs in dat wij niet uitmaken wat rechtvaardig is, maar Hij. Alles is aan God onderworpen. Hij maakt het uit wat goed is, wat rechtvaardig is. Hij bepaalt de inhoud van alle waarden en begrippen.

Maar is Hij dan willekeurig? Doet Hij dan maar? De ene keer zus en de andere zo? Is Hij als een oosters vorst die zich door luimen en grillen laat leiden?

Ach, hoe kunnen we het eigenlijk denken! Hij is de HEERE! Hij is de Getrouwe, de God des eeds en des verbonds! Voor Job was dat nog maar half zo duidelijk als voor ons. Wij mogen in het volle licht staan. In het licht van Christus. Juist omdat Hij geen vorst is van gril en willekeur, maar een God van trouw, gaf Hij Zijn Zoon.

Wat is dat wonderlijk! Job zei in zijn opstand en wrevel: God is almachtig. Hij stoort Zich aan de gerechtigheid niet. Het enige wat je doen kunt is je aan Hem onderwerpen. Je moet wel. In Christus openbaart zich God als die God Die zich zoveel aan het recht gelegen laat liggen dat Hij Zelfs Zijn Zoon geeft. Een God, die niet in Zijn almacht en soevereiniteit het recht verkracht, maar in Christus zwak wordt en onmachtig en zo het recht laat bestaan.

Zouden we daar niet klein onder worden? Job voelde zich ook klein, maar zonder ootmoed. Zijn vragen bleven recht overeind. Hij had de lijnen van het kruis ook niet in het oog.

Dat kruis wordt ons in de diepte van onze wegen getoond. We mogen onze opstand er aan verliezen. Aan Hem verliezen, de overste Leidsman en Voleinder des geloofs. En de vrede Gods bewaart onze harten en zinnen in Christus Jezus.

De HEER' is recht in al Zijn weg en werk; Zijn goedheid kent in 't gans heelal geen perk. Hij is nabij de ziel, die tot Hem zucht; Hij troost het hart, dat schreiend tot Hem vlucht.

A.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 september 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

BUIGEN ZONDER OVERGAVE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 september 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's