DE BIDDENDE GEEST
(1)
Het leven van Gods gemeente staat van begin tot einde onder de leiding van de Heilige Geest. Zij heet „uit de Geest geboren'' f [oh. 3:8). Zij wordt door de Geest geleid (Rom. 8 : 14). De Heilige Geest leert haar wandelen, woont bij haar in, maakt in het hart van Gods kinderen plaats voor de Vader en de Zoon, kortom Hij beheerst haar hele leven. Zoals de beekjes der rivier de stad Gods verblijden en de volle stroom haar helder water door al haar wijken stuwt, zo werkt de Geest in de gemeente en is haar Levensstroom, die dit geestelijk leven schenkt en onderhoudt. Het geëigende middel om met de van nature dode zondaar in kontakt te komen is het levende Woord, het getuigenis der Gods openbaring in de Schrift. Van deze Schrift is de Heilige Geest Zelf de auteur. Alleen en uitsluitend door middel van het geïnspireerde Woord van God wederbaart, troost, leidt en beschermt Hij de gemeente van Christus. Alle genade die ons geopenbaard wordt is een geschenk van de Drieënige God. Vader, Zoon en H. Geest.
Het is evenwel het eigen werk van de Geest, Die van de Vader en de Zoon uitgaat, om het door Christus verworven heil over te brengen, uit te dragen, als uit de Bron van het leven over te hevelen in het door de zonde en dood verdorde bestaan van de van nature dode zondaar in een verloren wereld. De Geest is het die levend maakt, roept Christus ons toe. het vlees is niet nut, de woorden die Ik tot u spreek zijn Geest en zijn leven. (Joh. 6 : 63). Het eigenlijke werk van de Geest kan men in verschillende woorden vatten, zonder de diepte van de stroom die uit het heiligdom vloeit en vliet te kunnen peilen. De profeet Ezechiël bevond zich in wateren waar men tenslotte in zwemmen moest. Maar of nu wedergeboorte zeggen of geloof, bekering, rechtvaardigmaking of heiligmaking, ontdekking of vertroosting, dit alles is het werk van de Heilige Geest.
Een van de opvallendste aanduidingen van de Heilige Geest is de naam Trooster, Parakleet, letterlijk Degene, die er bij wordt geroepen. Wij vertalen dit woord ook wel eens met Advocaat, Pleitbezorger. Het diepste geheim van het ambt van de Heilige Geest is door Christus onder woorden gebracht.
Hij zal het uit het Mijne nemen en u verkondigen. In Romeinen 8 wordt het werk van de Heilige Geest op een bijzondere manier in tekening gebracht. Hij is de Geest, Die het leven van zondaren op het spoor van de Godsvrucht zet, zodat ze overeenkomstig die Geest leren wandelen. De radicaal tegengestelde richting gaan van het vleselijk begeren van mens en wereld. De uitkomst is ook radicaal tegengesteld. Want het bedenken des vleses is de dood, maar het bedenken des Geestes is het leven en de vrede. U ziet het is als een verschil tussen leven en dood.
Vragen we ons af hoe het komt dat mensen die door de Geest leven en wandelen zo geheel anders zijn, dan zegt Paulus: omdat de Geest Gods in u woont. Dat is dus een stap nader tot het heil. De Geest is niet alleen Gids, die de gemeente een ogenblik begeleidt, om daarna weer afscheid te nemen. Hij is de Geest die met Zijn Majesteit en genade intrek genomen heeft en zo naar het woord van Christus, bij haar blijft in der eeuwigheid. Het inwonen van de Geest wordt sterk beklemtoond. En als Hij eenmaal in het hart intrek heeft genomen dan is Hij niet werkeloos, want Hij is niet gekomen om rust te nemen, noch om ons met rust te laten. Hij doet ons onszelf kennen. Hij doet ons de Zoon kennen. Hij doet ons de Vader kennen. Hij legt de wederzijdse band. Vandaar dat Hij wordt genoemd de Geest der aanneming tot kinderen. Dat is een zalige rust, een goddelijke vrede. Maar het leidt ook tot geestelijke activiteit. Hoe dan? Wel de Geest doet ons roepen: Abba Vader.
De Geest getuigt met onze geest dat wij kinderen Gods zijn. Er is een gezegende wisselwerking, een over en weer, die geduid kan worden als verborgen omgang met God. De Geest zet ons ook in het perspectief van de eeuwige erfenis, waarbij het gaat door lijden tot heerlijkheid. Zo wordt de gemeente gezet in de spanning van de heilsverwachting, de vervulling der zalige hoop, die we inwachten met lijdzaamheid. Ik heb hier het een en ander samengevat om te komen tot het doel namelijk met elkaar na te denken over één bijzonder aspect van de Persoon en het werk van de Heilige Geest, Die naast Leidsman, Trooster, Inwoner, Getuige ook Voorbidder is. Maar voordat we daar dieper op ingaan kijken w r e eerst nog even naar het slot van Romeinen acht. Waar loopt heel dit werk van de Heilige Geest op uit? Op de diepe en rijke geloofszekerheid van het: Want wij weten dat degenen die God liefhebben alle dingen medewerken ten goede en ik ben verzekerd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Heere.
Wij weten en... ik ben verzekerd. Dat is klare taal. Soms doet men in onze geesteloze dagen het voorkomen alsof dat niet meer kan, niet meer mag zelfs. Soms stapt men over alles heen en viert feest en leeft men in een aangematigde zekerheid. Langs geen van beide lijnen beweegt zich het leven naar de Geest.
Maar wie wil bew r eren dat de Geest in het onzekere laat doet Zijn Persoon en werk te-
kort, onteert de Heilige Geest, bedroeft Hem, Die ons toch niet in de halve maar wel in alle waarheid leiden wil. Daarom is het „wij weten" en het „ik ben verzekerd" geen greep naar het onbereikbare, geen triomfalisme, maar triomf der genade. Teveel wordt in het geestelijk leven een maatstaf aangelegd die het w 7 erk des Geestes achteruit dringt. Maar daar zullen we het nu niet verder over hebben. Wie in de Heere roemt stijgt in elk geval niet boven de werkelijkheid uit. Dat leert ons de Heilige Geest terdege. Niet voor niets heet Hij de Geest der genade en der gebeden. Dat is bijzonder troostvol.
Zie ik het goed dan heeft de Kerk twee Voorbiders, Eén in de hemel en Eén in hun hart. Die in de Hemel is Jezus Christus, Die gestorven is, ja wat meer is, die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt. Die op de aarde of liever in het hart van dc gelovige is de Heilige Geest, Die naar God voor de heiligen bidt. Dat laatste vraagt nu onze bijzondere aandacht.
Laten we eerst luisteren hoe Paulus daarover schrijft aan de Romeinen (8 : 26, 27). En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen. En Die de harten doorzoekt weet welke de mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt. We verstaan deze woorden pas goed als we ze niet losmaken uit hun verband. Het een staat immers niet los van het ander. Elk woord dient daarom nauwkeurig overwogen te worden. En desgelijks ook de Geest! Het verband met het voorgaande ligt in twee woordjes. Het woord „ook", waarvoor wij kunnen lezen zelfs, zélfs de Geest! Dat sluit al iets van verwondering, van heilige verbazing in. Precies zoals wij iemand ergens ontmoeten die wij er niet verwacht hadden. Jij ook hier? zeggen we dan. En dat andere woord „desgelijks" dat slaat ergens op.
Waarop? Op het zuchten van de ganse schepping, die reikhalzend uitziet naar het einde aller dingen. Die ganse schepping die verkeert in de geboorteweeën van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde en hunkert naar de openbaarwording van Gods kinderen. Maar niet alleen de onbezielde schepping zucht. Neen, wij ook zeiven, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zeiven, zeg ik, zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, n.1. de verlossing van ons lichaam. De schepping strekt de hals uit, Gods kerk rekt haar hals uit naar de toekomst. En dat gaat met zuchten en roepen gepaard. Ook wijzelven zuchten naar het uur van Gods grote Bevrijding, terwijl we de ongeziene hoop in het hart dragen.
Maar nu zijn we er nog niet, er is nog Eén die zucht. Er zit een klimax in dit zuchten. Te beginnen bij de onbezielde schepping, valt de kerk in, omdat zij de eerstelingen van de Geest heeft, omdat zij de Geest als onderpand en voorlopig handgeld bezit, en het geheel eindigt in het zuchten van de Heilige Geest Zélf.
Dit zuchten voltrekt zich binnen drie concentrische cirkels, gerekend van de buitenste naar de binnenste, schepping, Kerk en Geest, zijn we hier bij de grote Zuchter, bij het hart van alle zuchten, bij de Geest Zelf. Wie schetst de verbazing dat ook de Geest, dat zelfs de Geest iets dergelijks doet? Nee, zo staat het er niet. Hij doet niet iets dergelijks, Hij doet desgelijks. Hij zucht mee met de schepping en met de Kerk, en elk doet het op de wijze van de Geest. Het is uiteindelijk de Geest die die zuchten leert en tot dit zuchten aanzet. De Geest mengt zijn zuchten in het zuchten van de schepping en met de zuchten van de gemeente, de Bruidskerk. immers de Geest en Bruid zeggen: Kom! Dit is nu genade ten top, dat de Geest tot de gemeente niet zegt, nu moet u allemaal op mijn niveau komen, maar juist het omgekeerde is het geval. De Geest daalt af. Zoals Christus neergedaald is tot op de bodem van onze menselijke verlorenheid en schuld, en daartoe alle heerlijkheid heeft afgelegd, zo is hier sprake van het neerdalen van de Geest, die naar het Woord van Christus bij u zal blijven en in u zal zijn. Hij mengt zich in onze zuchten. Hij verheft er zich niet boven uit. U moet zich dat goed voorstellen. Natuurlijk is het niet zo dat eerst de schepping begint dan de kerk doorgaat en uiteindelijk de Heilige Geest er ook aan mee gaat doen. Uiteindelijk is Hij het Zelf die ons dit zuchten, dit speciale zuchten naar de wederkomst van Christus leert. Eerst de Geest en dan de Bruid. Maar opdat we getroost zouden zijn in dit zuchten, zegt nu Paulus, kennelijk door de Geest geleid, u zucht niet alleen. De Geest zucht u voor en de Geest zucht met u mee en tenslotte doet Hij het nog voor u ook.
Is het niet een wonderlijke troost de Heilige Geeste op ons laag niveau ~"te ontdekken. Zich Hem op ons standpunt te zien stellen?
De zuchtende Bruidsgemeente staat er waarlijk niet slecht voor ais we hier horen: En desgelijks komt ook (zélfs) de Geest onze zwakheden mede te hulp.
Onze zwakheden/ Dat is niet in het algemeen gesproken, maar dit geldt speciaal de gemeente, degenen die de eerstelingen des Geestes hebben. Die de Geest als Onderpand der hemelse erfenis deelachtig zijn. Misschien kijkt u daarvan op. Misschien denkt iemand, ik wou dat ik zover was, wat zou ik dan sterk zijn en stevig in mijn geestelijke schoenen staan. Zulke mensen hebben toch geen last meer van hun zwakheden ?
Wie zo redeneert geeft blijk van een verkeerde kijk op het geestelijk leven. Dat komt omdat dit geestelijk leven teveel naar onze maatstaven bezien, besproken en ook wel
bepreekt wordt. Het is nu eenmaal met ons begrippenmateriaal niet te vatten en onder woorden te brengen. Eén voorbeeld geef ik hiervan.
Wanneer wij in menselijke categorieën spreken over groei, dan denken we aan een toenemen van de kindsheid naar de volwassenheid, lichamelijk cn geestelijk. Groeien is groter worden. Wanneer we in het geestelijk leven spreken van groeien, dan is er wel toename en in zekere zin rijpt ook het geestelijk leven van het zuigelingen-leven naar geestelijke volwassenheid, maar die groei gaat gelijk gepaard met afname, met het meer en meer kind worden. Naarmate we sterker worden in het geloof en wassen en toenemen in de genade en kennis van onze Heere Jezus Christus, "komt des te helderder onze zwakheid aan het licht. En dat we zoiets niet meer in de gaten hebben, dat getuigt van gebrek aan echt geestelijk leven, dat getuigt van gebrek aan inzicht in de genade en de leiding van de Geest Gods.
Daarin moet de gemeente vanaf de kansel duidelijker onderwezen worden. Onze ouden zeiden dan heel eenvoudig: wij maken onze kinderen groot en de Heere maakt ze klein.
Daar hebt u nu de paradox van het genadeleven dat de Schrift op tal van manieren verwoord. Daar hebt u nu het geestelijk evenwicht. Ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de Heere denkt aan mij. Of: Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods, ik dank God door Jezus Christus onze Heere. Of: als ik zwak ben, dan ben ik machtig. Niet het één zonder het ander, want dan gaat de zaak scheef, maar het één èn het ander. Daarom is er hier sprake van de zwakheden dergenen die de eerstelingen des Geestes hebben. In dit woord zwakheden zit een diep-geestelijke belijdenis. Het vlakt de genade die Gods kinderen ten deel viel niet uit. Het haalt geen streep door hun kindschap. Integendeel, het onderstreept juist het kind-zijn van Gods kinderen. Hoe dichter we in aanraking komen met de Geest der genade, hoe duidelijker aan het licht komt dat wij zwak van moed en klein van krachten zijn. We zeggen wel eens het roemen kan een mens niet lang volhouden. Alsof hij het zuchten, en met name dit zuchten naar de eindtijd wel vol kan houden.
Zijn we ergens zwak in, dan daarin. Echter die zwakheid maakt het kindschap niet ongedaan. Houdt een moeder minder van een kind omdat het zwak is? Moeders met zwakke kinderen weten beter. U houdt er veel meer van.
Het geestelijk leven ligt dan in evenwicht als we terwille van de zwakheid het kindschap niet ontkennen en terwille van het kindschap ons door de zwakheid niet van Christus en zijn genade laten afhouden, maar dan juist des te meer bedenken: zo zal ik dan liever roemen in mijn zwakheden opdat de kracht van Christus in mij wone. Dat is wat anders dan tengevolge van de zwakheden geestelijk zien te roeien met de riemen die je hebt. U kunt u beter laten drijven op vrije genade.
K.a.Z.
H. V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's