Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET PAD DES LEVENS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET PAD DES LEVENS

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij zult my het pad des levens bekend maken (Ps. 16 vs. 11a.)

De God van het leven

Dit lied is als een kostbaar sieraad. Er straalt een diepe glans af, de glans van de innige liefde tot God en van het vaste vertrouwen op Hem.

Met een sieraad kun je pronken. Je kunt het te kijk hangen op je kleren of aan je lichaam. Ieder moet het dan opvallen hoe rijk je bent en hoe fraai je jezelf uitdost. Maar een sieraad kun je ook bewaren als een kostelijke schat. Zoals een kind dat een heel erg mooie stuiter op een geheim plekje verborgen houdt en er af en toe met grote verwonderde ogen naar kijkt. En het is een geweldige gunst als een vriendje hem ook eens zien mag.

Zo is ook dit kleinood van David geen pronkstuk, maar een schoon geheim van de tere en verborgen dingen van zijn hart. Daar gunt hij ons een blik in.

Die tere en verborgen dingen zijn een innige liefde en een vast vertrouwen. De dichter belijdt in dit lied hoe God, de HEERE zijn een en al is. Met het gebed om bewaring zet hij in. Kennelijk zijn er toch moeilijke omstandigheden in zijn leven. In ieder geval beseft hij, dat hij bewaard moet worden. Biddend schuilt hij bij zijn God. Maar hij raakt daarbij zo onder de indruk van de grootheid en de goedheid Gods, dat hij daar verder alleen nog maar van zingen kan.

Er is voor hem geen goed buiten de HEERE. Hij is zijn allerhoogst en eeuwig goed. En hij heeft ook allen lief, die net als hij de HEERE vrezen. Hij noemt ze hier zo treffend de heiligen en de heerlijken. In hen is al zijn lust.

Wie een andere God wil dienen, rnoet dat zelf weten, David zal er niet aan mee doen, het deel van zijn erve is de HEERE. In een raak beeld geeft hij daarmee aan, wat de HEERE voor hem is. Toen de Israëlieten Kanaan hadden veroverd, moest het land onder de stammen, families en gezinnen verdeeld worden. Dat geschiedde bij loting. Bij dat loten werden bekers gebruikt en ook wel touwtjes, snoeren zoals we hier lezen. Zo kreeg ieder gezin een stuk land, het zgn. erfdeel. We kunnen ons nauwelijks voorstellen wat zo'n erfdeel voor een rechtgeaarde Israëliet betekende. Het was zijn onvervreemdbaar eigendom, dat mocht hij bewerken, hij mocht er van leven samen met zijn gezin.

De dichter belijdt hier, dat is de HEERE nu voor mij. Hij is mijn erfdeel. Hij is mij ten deel gevallen. Hij is mijn God. Ik mag met Hem leven, ik mag van Hem leven.

Bij de verdeling van het land Kanaan zal de een meer tevreden geweest zijn dan de ander, al naar gelang het stuk land, dat men trof. Hier zingt een mens: Ik heb het geweldig getroffen. Ik heb een prachtig stuk land gekregen, mooier en lieflijker kan het niet. Ik heb immers de HEERE tot mijn erfdeel. Hij is meer dan de zwarte vruchtbare aarde. Hij is meer dan de korenhalmen, die wuiven in de wind buigend onder de last van hun vette aar. Hij is meer dan een bron, die niet opdroogt maar altijd fris levend water geeft. Hij is meer dan een grazige weide. Lieflijker dan de glooiende heuvels en de groene bossen. Hij is schoner dan de bloemen, die met hun frisse heldere kleuren de velden omzomen. De snoeren zijn mij in lieflijke plaatsen gevallen, ja een schone erfenis is mij geworden. De HEERE Zelf is immers mijn God.

De dichter zingt van de schoonheid en de heerlijkheid van zijn God. Hij zingt ook van al Diens zegeningen voor zondaren. Hij is het, die raad geeft. Wat kunnen we om raad verlegen zitten. We kunnen geen kant meer uit. We zien geen hand voor de ogen meer. Onszelf en de mensen vertrouwen we niet. Wat is dan nog de weg? W 7 aar moeten we heen? Wat moeten we doen? De HEERE geeft raad belijdt David. Als ik 's nachts wakker lig en het niet meer weet, onderwijst Hij. Hij spreekt met Zijn woord in mijn geweten cn ik kan weer voort. Hij geeft mij ook kracht en steun. Zelf zou ik wankelen op de weg, die ik gaan moet. Maar Hij is er aan mijn rechterhand. Nu kan ik verder.

En vooral, Hij is de God van het leven. Hij zal mij in de dood niet laten ondergaan. De macht van de dood heeft niet het laatste woord. Zelfs mijn vlees zal in de grafkuil zeker wonen.

We merken het deze man is vol van God de HEERE en van Zijn heerlijkheid. En wij? Vallen wij hem bij? Dat spreekt niet vanzelf. Vanzelf spreekt, dat wij vervuld zijn van onszelf, dat wij aanzien wat voor ogen is. W 7 e heffen ons hart niet op tot de hoogte van Gods heil. Onze zondigheid bindt ons aan onszelf, aan de wereld, de mensen. Die zondigheid is onze schuldigheid. Dat we zo'n heerlijk en groot God toch niet voor heerlijk houden. Dat we niet alles zoeken en vinden in Hem. Dat Hij onze levensleegte niet vervullen mag.

Toch openbaart Hij Zich zo. Hij laat zich zo verkondigen. En Hij wint Zelf onze harten in, We gaan het in schaamte en verwondering belijden. De HEERE is God, een heerlijk God.

Het pad des levens

In onze tekst klinkt nog een laatste akkoord van de heerlijkheid van Gods zegeningen. Het staat in onmiddellijk verband met wat zoëven is gezongen. De HEERE zou David niet overgeven in de dood. Neen, Hij zal hem het pad des levens bekend maken. Het pad des levens is het licht dat zich aftekent tegen de zwarte duisternis van de dood. De dood is de donkere macht, die het leven bedreigt. We weten daar allen van, althans we kunnen er allen van w T eten, of we dat willen is een tweede. Er zijn taken in het leven, die bïiiven aan sommigen voorbehouden. Zij weten ervan, anderen niet. Die anderen kunnen er wel over praten maar blijven buitenstaanders. De dood is voor iedereen. Alle mensen moeten sterven. Het leven hier op aarde is begrensd, het begint en het eindigt ook. Dat willen vergeten is dwaasheid. Het is net zo dwaas als wanneer je in een trein gestapt zou zijn en zou vergeten, dat je ook nog ergens aan moet komen.

Trouwens het einde van het leven kondigt zich aan. Er is geen krant zonder rouwadvertenties. De lijkwagens gaan door dc straten. En de voortekenen liegen er ook niet om. Of spreekt een ziekenhuis geen duidelijke taal? Is het niet veelzeggend dat we niet meer alles kunnen, wat we vroeger konden, Daar moeten we onze ogen toch niet dicht voor doen. Er komt een dag dat we sterven gaan. En soms is die dag er, zomaar ineens onaangekondigd, als de bliksem die inslaat. Dan is de dood er, ons lichaam verstijft en verkilt. Na een paar dagen wordt

het naar het graf gedragen om daar te verteren tot stof.

Maar hebben we daarmee de diepte gepeild van de dood? De Schrift zegt: Het is de mens gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel! Dat oordeel dat moet uitgesproken worden door de eeuwige God en het zal betrekking hebben op ons leven. Het zal er over gaan hoe ik geleefd heb. Of dat wel tot Gods eer, of ik mijn levenstijd niet gestolen heb en voor mijzelf gebruiktof ik zelf de zin van mijn leven ben geweest of niet. En zo'n oordeel van zo'n God kan toch alleen maar negatief uitvalen. De dood, dat is toch gevonnist worden, veroordeeld, verdoemd! Als de Heere Jezus daar wat van zegt, spreekt hij van buitenste duisternis, van wening en knersing der tanden. Dat is de diepte van de dood, het donkere gat. Ik verga er in. Ik kom er voor eeuwig in om, want ik ben een zondaar!

Daarom kunnen we niet eens zeggen, dat de dood alleen maar iets is voor straks. Iets dat later mijn levenspad kruisen zal en afsnijden, zodat ik zou kunnen zeggen: Nu leef ik en straks ga ik dood. Neen, ik bèn dood in de misdaden en de zonden.

Het leven buiten God is geen leven. Het is de dood. Dat w r as de grote „vergissing" van Adam en Eva. Ze dachten het leven te vinden. De satan had ze het zo voorgespiegeld. Ze zouden het goed en het kwaad kennen. En ze aten van de vrucht en ze vonden de dood. Het is nog altijd de grote vergissing. Met het woord leven wordt zoveel valse reklame gemaakt. Door de consumptie-industrie. Het zou leven zijn als je kunt genieten wat je maar wilt. Door de ideologieën en de machten. Leven dat vind je als je „Bagwan" volgt. Leven, dat wordt pas leefbaar als de maatschappij wordt geherstruktureerd naar het model van Marx. Wat wordt er met het woord leven niet gesold. Het is allemaal schijn, het is de dood. Wie leeft buiten God is dood.

Gij zult mij het pad des levens bekend maken. Tegenover de donkere werkelijkheid van ons aller leven, licht dit vertrouwen heerlijk op. Het pad des levens. Maar wat is dat nu eigenlijk? Is dat het pad dat naar het leven voert, zoals Christus bijvoorbeeld zegt: De weg, die ten leven leidt? Of is dat het pad van het leven, dat wil zeggen het pad waarop het leven is, het pad, dat het leven zelf is. In de laatste zin lijkt het mij hier allereerst bedoeld. Het pas des levens is het leven zelf. Het ware leven. Het leven in gemeenschap met God. De Heere Jezus belijdt in Zijn hogepriesterlijk gebed: Dit is het eeuwige leven, dat zij u kennen en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt. De gemeenschap met God haalt ons op uit de diepte van de dood, zij zet ons in de lichtkring, vervult ons met verwachting en vreugde. Ons bestaan is niet langer ten dode opgeschreven. Het is licht en leven in God.

Nu al, maar ook straks. Want dit leven heeft de toekomst. Dit leven is onverwoestbaar. De dood kan het niet meer klein krijgen. Zeker het sterven blijft ook op de weg van het leven. Maar dat sterven is siecnts heerlijker ontplooiing. Dan wordt de gemeenschap met God immers volkomen. Wij zullen altijd bij Hem zijn. Ons lichaam valt wel in de aarde en sterft, maar als een zaad. Straks als Gods eeuwige zomer komt, ontkiemt het. Het lichaam wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid.

Wat een geweldig heerlijk vertrouwen. Gij zult mij het pad des levens bekend maken. Want dat bekend maken is niet maar een intellectuele zaak. Niet alleen maar ervoor zorgen, dat ik her weet! Dan zou het een mooie droom kunnen zijn, die toch geen werkelijkheid wordt. Een fata morgana, die ik wel achteraan kan jagen, maar nooit bereik. Met eerbied gezegd: De HEERE houdt ons geen luchtspiegeling voor, maakt ons niet lekker om ons verder aan de dood over te laten. Neen Hij zal het pad des levens bekend maken. Hij zal dat bevindelijk leren kennen. Hij zal daarop doen wandelen.

Ik kom er maar niet. Ik haal dat leven nooit. Ik kom niet verder dan de zonde, mijn zonde. Wat ik ook poog en wat ik ook worstel, ik werk mij alleen maar dieper de dood en het graf in. Ik word.alleen maar het oordeel meer en meer waardig.

Gij zult mij het pad des levens bekend maken. Gij zult mij weder levend maken. Gij staat daar met Uw almacht en uw genade voor in. Zo'n heerlijk en groot God bent u. De God van het leven. Ik kan het helemaal aan U overlaten. Ik kan mijn leven helemaal in uw handen leggen. Bij U houd ik altijd een morgen over, een nieuwe dag. Bij U houd ik de dag van de vervulling over. U leeft en ik zal leven.

Maar dat grote struikelblok dan? De zonde dan? Huppelt David daar lichtvoetig overheen? Vergeet hij dat? O neen, maar hij weet een geheim. Hij weet het geheim van Christus. God zal Zijn Zoon geven. Die Zoon zal leven door de dood heen. En in Hem is ook Davids levenslot geborgen. Dit hed is vervuld in Christus. Petrus spreekt daar op de Pinksterdag met zoveel woorden over. Christus heert onze dood gedragen, De dood van onze zonden. Hij is buiten de gemeenschap van God gestoten, afgesneden uit het land der levenden afgevallen ais een dor blad meegevoerd op de hete adem van Gods toorn. Maar de dood kon Hem niet houden. Hij heeft de grendel van de dood gebroken. Hij heeft de zonde te niet gedaan. In Hem mogen wij verzoend voor het oog van de Vader treden. In Hem leven wij.

Wat is dat groot. De HEERE is de God des levens. Hij heeft dat leven gegrond in de dood van Zijn Zoon. Hij doet zondaren leven door Zijn leven. Hij maakt ons dc weg van het leven bekend. Hij doet ons het evangelie prediking als het levenswoord. Hij bevrijdt ons door dat W r oord en Zijn Geest van de waan. Hij doet ons het leven zoeken en vinden, waar Hij het Zelf heeft gelegd: in Christus. En hij onderhoudt dat leven zolang wij hier op aarde zijn maar straks ook. Hij onderhoudt en bewaart dat leven door het sterven heen. Wie in Hem gelooft, zal leven al ware Hij ook gestorven.

Wij zitten wel eens te tobben over onze toekomst. Wij vragen ons van alles af. Hoe zal dat toch wezen als ik mijn laatste woorden gesproken heb, en mijn laatste adem uitgeblazen? We proberen ons daar soms van alles bij voor te stellen. Het onbekende maakt ons al gauw angstig. Maar wie God mag kennen en Christus mag kennen hoeft voor die onbekende dingen niet bang te zijn. Hij is er immers altijd en overal. Hij zal ons de weg des levens bekend maken. Hij doet ons het leven vinden in der eeuwigheid.

Gij maakt eerlang mij 't levenspad bekend, Waarvan, in druk, 't vooruitzicht mij verheugde; Uw aangezicht in gunst tot mij gewend, Schenkt mij in 't kort verzadiging van vreugde; De lieflijk'neên van 't zalig hemelleven Zal eeuwiglijk Uw rechterhand mij geven.

A.

A.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

HET PAD DES LEVENS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's