CORRESPONDENTIE
E. J. K. te K. - U vraagt waarom Jacob steeds nog in de Bijbel met zijn oude naam genoemd wordt in tegenstelling tot Abraham.
Jacob wordt in de Bijbel ook meermalen met. de naam Israël genoemd. De twee namen worden dus dikwijls door elkaar gebruikt. We zullen daar niet te veel achter moeten zoeken, om de klip van de inlegkunde te omzeilen.
In het algemeen kan gezegd worden dat de naam Jacob een blijvende herinnering is aan wie en wat Jacob in zichzelf was en bleef: een zondaar. Dat is dan bijzonder troostvol dat de Heere de God van Jacob wil zijn. Daartegenover schittert in de nieuwe naam Israël de vrije genade waardoor Jacob is gered
Uw volgende vraag betreffende het meningsverschil t.a.v. de algemene genade zoals dat destijds (enige maanden geleden) speelde op de reformatorische school in Loenen aan de Vecht hoop ik later nog wel eens in een uitvoeriger behandeling te bespreken.
Mevr. v. IC. te V. - Uw vraag betreft ook het onderwerp dat in de vorige vraag is genoemd. U zult dus nog even geduld moeten hebben.
Mevr. J. V. d. J. te B. - U raakt in uw brief zeer wezenlijke zaken. Gelukkig ligt er ook in uw leven de vaste en blijde zekerheid van de vergeving der zonden door het volbrachte werk van Christus. Het bezwaart u dat er in de Bijbel zo weinig staat over de nacht van Gods kinderen. U weet wel dat er het een en ander over staat, maar zegt u het is allemaal positief en dan bedoelt u natuurlijk: ze komen er allemaal weer uit en door.
Ik zou zeggen ja, zo getrouw is nu God en zo maakt Hij zelfs in de nacht de belofte waar: Ik zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten. Maar beste mevrouw, er is ook nog een andere kant. Wie is de man die de Heere vreest, als hij in duisternis gezeten zal zijn en geen licht zal hebben, dat hij dan betrouwe op de Naam des Heeren en •Dteune op zijn God.
Daaruit blijkt dat het juist in de nacht op de oefening van het geloof aankomt. Want al is het waar dat wij onze gerechtigheid en heiligheid buiten onszelf in Christus hebben, wij hebben die alleen op de wijze van het geloof. We hebben dit niet zomaar op zak. In dezen geldt ook het Woord van de apostel Paulus, als niets hebbend en alles bezittend. Het is genade te roemen in het licht, maar het is niet minder genade om geoefend te worden om te geloven in duisternis. Want het geloof leeft uit het nochtans van Gods genade. Ja zegt u, maar het gaat ook om de vruchten in het leven der heiligmaking. Inderdaad, dat is ook de opdracht. Blijft in Mij en Ik in u. Denk eens aan die rijke les uit Joh. 15. De rank draagt vrucht, maar uit de wijnstok. Zonder Mij, zegt Jezus, kunt gij niets doen. En geldt dan niet als een bijzondere troost dat uw vrucht uit Mij wordt gevonden?
U schrijft: het is heel gemakkelijk om te zeggen „God ziet mij aan in Christus. Hij neemt mij zoals ik ben". Gelooft u dat zelf? Het is juist niet gemakkelijk. Het is juist de strijd waarin Gods kerk geworpen wordt en die we beschreven vinden in Romeinen 7. Het ik ellendig mens heft toch het ik dank God door Jezus Christus onze Heere niet op; en omgekeerd houdt het ik ellendig mens ons zo dicht bij Christus dat we slechts roemen kunnen in Hem. En wat de beschrijving van die nachten betreft, ja de diepte daarvan wordt niet altijd onder woorden gebracht. Kan dat eigenlijk wel? Zegt de Spreukendichter niet dat het hart zijn eigen bittere droefheid kent? Hoeft dat eigenlijk wel? ITeeft een patiënt er wat aan als de dokter hem iedere keet' als hij hem bezoekt zijn ziekte uitvoerig beschrijft? Dan kunt u wel zeggen: die dokter kan zo in mijn ziekte komen. Maar hij moet ook het geneesmiddel voorschrijven en de patiënt moet het gebruiken. Aan de andere kant mogen we mèèr zeggen. In de Bijbel wordt wel gesproken over de nacht van Gods kinderen, maar er wordt ons bovenal verteld van de nacht van Gethsémané en van Golgotha. Wij hebben een Hogepriester die behoorlijk medelijden kan hebben met onze zwakheden, omdat Hij in alle dingen verzocht is geweest als wij, uitgenomen de zonde. Hij is ons lied in de nacht. Hij is de Rotssteen Wiens werk volkomen is. En al zien wij niet altijd de vruchten, Hij ziet ze wel. Er zullen in het jongste gericht kinderen Gods voor Christus' rechterstoel staan die zeggen: Heere, wanneer hebben wij u hongerig gezien en u te eten gegeven en dorstig en u te drinken gegeven en naakt dat wij u gekleed hebben? Of ziek en in de gevangenis dat wij u bezocht hebben? En dan worden al die vragen beantwoord: Voorzcveel dat gij dit aan de minste van mijn broeders gedaan hebt, hebt ge het Mij gedaan.
En zonder u neer te leggen bij de gedachte dat u straks de Heere volmaakt zult mogen dienen, mag u nu leven uit het Woord. Maar Ik ben in het midden van u als Eén die dient. En uit Zijne volheid hebben wij ontvangen ook genade voor genade. Zondaar en toch rechtvaardige, ziehier het geheim van het leven der genade. Geen vruchten en toch vervuld met vruchten der gerechtigheid.
K. a. Z.
H. V.
Dhr. A. v. P. te Z. - Het boekje waar u over schreef ken ik niet. Niet alle boeken worden ons ter recensie toegezonden. Met de uitleg van Jes. 7:14 in het boekje gegeven, althans met het citaat dat u mij deed toekomen, ben ik het finaal oneens. Trouwens, er wordt niets concreets in gezegd. Er wordt een zeer subjectieve keuze gedaan uit een aantal mogelijkheden. De wijze waarop uw predikant, die de kring leidde, zich van de vraag afmaakte is m.i. niet verantwoord. Volgens u beweerde hij dat de schrijvers van het Oude Testament anders tegenover de profetie stonden dan de evangelisten in het Nieuwe Testament. Dat zal wel zo zijn wat de vervulling van hun woorden betreft. Niet wat het inhoudelijke van hun boodschap betreft. De bewering van uw predikant houdt in dat we ieder op onze eigen manier de Bijbel kunnen laten zeggen wat wij willen.
Ik vind dat een heel verkeerd uitgangspunt. We dienen toch uit te gaan van de eenheid der Schrift èn van de geïnspireerdheid der Schrift, waarbij de Geest van God in de ene tijd niet iets anders kan zeggen dan in een andere tijd.
Het is geen wonder dat op die manier de vastheid van het geloof in het geopenbaarde Woord Gods bij gemeenteleden ondermijnd wordt. De Bijbel exegetiseren is geen eenvoudige taak.
Mijn hoogleraar in dc oud-testamentische vakken bond ons op het hart dat we heel lang en heel geduldig moesten luisteren naar wat God ons in Zijn Woord te zeggen heeft. Dat is beter dan met een antwoord dat geen antwoord is de zaak als afgedaan te beschouwen. Wat Jes. 7 : 14 betreft deel ik echter ook uw opvatting.
K. a. Z.
' H. V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's