Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Om het pand ons toebetrouwd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om het pand ons toebetrouwd

10 minuten leestijd

HET VIJFDE GEBOD

(4.slot)

1. Het zal de aandachtige lezer zijn opgevallen dat we toen we teruggrepen op antwoord 104 van de Heidelberger, één regeltje daarvan hebben laten liggen. Namelijk de woorden 'en allen die over mij gesteld zijn'. Door deze woorden wordt een geweldige uitbreiding gegeven aan de zin van het gebod. In navolging van Luther en Calvijn acht ook de Heidelberger het 'eert uw vader en uw moeder' mede van toepassing op allen die in een gezagverhouding tot ons staan. Een klassiek gereformeerd ethicus als W. Geesink weidt dan ook onder het hoofd van dit gebod breedvoerig uit over de verhouding tussen overheid en onderdanen, leermeesters en leerlingen, man en vrouw in het huwelijk, heren en knechten. Op al deze terreinen wordt teruggegrepen naar de trits 'eer, liefde en trouw'. Deze visie heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen dat het gereformeerde volk een gezagsgetrouw volk werd dat voor revolutie vuurbang was.

In de tweede wereldoorlog meenden velen zich maar noodgedwongen te moeten onderwerpen aan de duitse bezetters omdat deze hoe dan ook als overheden moesten worden beschouwd — van Godswege over ons gesteld als een juk en tuchtroede waaronder men maar te buigen had. Anderen beseften dat deze gedachtengang als hyperconsequent moest worden afgewezen. De duitse 'overheid' was onwettig en vals, een 'gekroonde rover'. Hadden ook de vaderen in de zestiende eeuw niet uiteindelijk de stoute schoenen aangetrokken en de spaanse koning Filips II afgezworen als wettig souverein van de Nederlanden?

Maar hier aangekomen in de overleggingen werd te meer de vraag urgent: wanneer houdt een overheid o> p wettig te zijn, welke maatstaven moeten hier worden aangelegd? Hoe lang en hoe zeer moeten christenmensen niet alleen met 'de zwakheden en gebreken' van hun ouders, maar ook met die van hun overheden geduld hebben?

In antwoord 104 is in elk geval te constateren dat het volgens de opstellers van de catechismus bij het eren 'van allen die over mij gesteld zijn' om een zijlijn gaat. De hoofdlijn betreft datgene wat hier letterlijk genoemd wordt: de verhouding van ouders en kinderen. Alleen in afgeleide zin en voortdurend getoets aan de kerninhoud van het vijfde gebod kunnen allerlei andere gezagsverhoudingen hier in het vizier komen. Verschillende auteurs uit onze eeuw zoals bijv. A. de Quervain en Karl Barth ontkennen met zovele woorden dat het vijfde gebod betrekking zou hebben op het gezag in het algemeen. Mijns inziens gaat hun bewering te vèr. Ik zou willen stellen dat het vijfde gebod indirekt op allerlei gezagsverhoudingen ziet, maar dan wel in heel bepaalde zin.

2. Het vijfde gebod maakt ons duidelijk dat in het ingewikkeld samenstel van mensenlijke relaties niet alleen horizontale, maar ook verticale lijnen getrokken moeten worden. Zo zijn ouders en kinderen niet alleen maar partners die op voet van gelijkheid met elkaar omgaan en in goed overleg samen hun weg moeten zoeken of di: noods ieder hun eigen weg mogen ga; : ; Dat zou een puur horizontalistisch gezinsmodel zijn. Op dezelfde wijze wordt verdaag de dag een louter horizontalistisch maatschappijmodel gepropageerd. De enige reden waarom ik als scholier of werknemer of staatsburger nog naar iemand anders zou moeten luisteren, is dat die ander over

meer informatie beschikt. Er is een geweldige afkeer van elke vorm van formeel gezag. Dat wil zeggen: gezag wordt alleen erkend inzoverre het zich 'waar maakt', inzoverre het 'bij mij overkomt' en inzoverre het mij iets zegt. Deze mentaliteit van autonomie zit in de lucht en openbaart zich in een revolutionair sentiment dat alle lagen van de bevolking doortrekt. Ni dieu, ni maitre — geen god en geen meester!

In dit klimaat is elk spreken over personen en instanties 'die over ons gesteld zijn' natuurlijk volstrekt taboe. Maar juist ook op dit zo aktuele en diep ingrijpende punt wil het vijfde gebod ons helpen om 'geheel anders' te zijn en om als levende vissen tegen de stroom van het eigentijdse denken in te zwemmen. Niet alleen dragen ouders gezag over hun kinderen vanuit hun ambt om het pand over te dragen — ook in de manvrouw verhouding is een gezagselement niet uit te sluiten. Binnen het huwelijk is de man de leidende partner en hij is dat met name als priester in het huisgezin, zich spiegelend aan Christus die Zijn gemeente leidt door en tot het Woord. Maar ook de overheid mag aanspraak maken op 'eer, liefde en trouw', omdat en inzoverre deze dienstbaar is aan de voortgang van de evangelieverkondiging. Is het niet met name onder dit gezichtspunt dat de apostel Paulus zijn vermaarde woorden in Romeinen 13 geschreven heeft? Terecht is er de aandacht op gevestigd dat hij daar niet aan abstrakte verhandeling schijft over dè overheid (afgezien dus van de historische situatie), maar dat hij als zendeling en met het oog op de verkondiging opmerkt dat de overheid gehoorzaamheid verdiend als 'dienaresse Gods'.

God blijkt deze overheid te kunnen gebruiken om een bepaalde rust en orde te garanderen in de maatschappij, als voorwaarde voor een ongestoorde ontwikkeling en uitbreiding van de gemeente. Zolang dat zo is, zal de christen zich graag onderweren aan het bestaande gezag mede met het oog op het vijfde gebod. Vandaar ook de voorbede voor de overheden volgens 1 Tim. 2 : 2, 'Voor koningen en allen die in hoogheid zijn; opdat wij een gerust en stil leven leiden mogen in alle godzaligheid en eerbaarheid'. Onderwerping aan en voorbede vóór de gezagsdragers omwille van de doorbraak van het koninkrijk Gods! Maar dat betekent dan ook dat zodra de overheid zich aan de kant van de satan, de hinderaar, Ojpstelt en dus hinderlijk wordt voor de evangelieprediking, zodra de overheid meer de trekken van Openbaring 13 gaat vertonen; het beroep op het vijfde gebod vervalt. Opmerkelijk is dat artikel 36 van de N.G.B., overigens zonder zich op het vijfde gebod te beroepen, dezelfde verbindingslijnen trekt. De overheid is volgens dit artikel in de eerste plaats een noodmaatregel vanwege de zondeval 'uit oorzaak der verdorvenheid des menselijken geslachts'. Maar in de tweede plaats een hulpmiddel, een faeiliterende factor bij de evangelieprediking 'om... het Koninkrijk van Jezus Christus te doen vorderen; het Woord des Evangelies overal te doen prediken, opdat God van een iegelijk geëerd en gediend worde, gelijk Hij in Zijn Woord gebiedt.' Art.. 36 sluit dan af met een vermaning aan het adres van de oproerkraaiers.

Maar mij dunkt dat er ook naar de kant van het gezag een haarscherpe toetsnaaid werd gegeven. In die lijn voortdenkend zal een christen nooit een blindelings gezagsgetrouw mens kunnen zijn. Noemt art. 36 niet het uitdrukkelijk voorbehoud van de gehoorzaamheid, namelijk 'in alle dingen, die niet strijden tegen Gods Woord? ' Gehoorzaamheid aan menselijk gezag die zich baseert op het vijfde gebod, is per definitie kritische gehorzaamheid. Waar de liefde tot God en de liefde tot de naaste structureel in het gedrang komen door een ontaarde overheid, moet een christen de gehoorzaamheid opzeggen. Hij is nu eenmaal geen gemakkelijke ja-broer, maar juist een lastige horzel voor allen die gezag vertalen in termen van macht en geweld.

3. Maar wanneer we een zekere uitbreiding geven aan het vijfde gebod boven cie meest letterlijke betekenis uit, dan blijven we dichter bij huis door te denken aan allerlei onderwijssituaties en dan met name die waarin op één of andere wijze Gods beloften en geboden aan de orde zijn. In 1 Petrus 5 : 5 lezen we: Desgelijks gij jongen, zijt de ouden onderdanig; en zijt allen elkander onderdanig...' Een-toepassing per analogie van het vijfde gebod. De ouderen in de gemeente hebben méér geleerd van de HEERE en Zijn wegen. De jongeren zullen graag naar hen luisteren om nader onderwezen te worden in de zaken die het koninkrijk Gods betreffen. De catechisant late zijn houding ten opzichte van de catecheet bepalen door het vijfde gebod! De gemeente als geheel zal er goed aan doen zich ontvankelijk op te stellen tegenover de stem'van de traditie, van alle heiligen uit alle eeuwen, zoals deze zijn neerslag heeft gevonden in de belijdenisgeschriften! Artikel X van de kerkorde der nederlandse hervormde kerk spreekt van een belijden 'in gemeenschap met de vaderen.' Deze gemeenschap — dan wel opgevat in de diepe, bijbelse zin van het woord en niét als een formaliteit — is zondermeer een gestalte van de gehoorzaamheid aan het vijfde gebod.

Niet om de traditie naast de Schrift te stellen of zelfs over de Schrift te doen heersen. Maar de belijdenis vedient toch wel alle 'eer, liefde en trouw' als een genormeerde norm, die in onderschikking aan de Schrift gezag laat gelden. We komen in strijd met de diepste bedoeling van het vijfde gebod wanneer we de belijdenisgeschriften terzijde laten liggen cn wanneer het dogma niet

meer fungeert als spreekregel van de kerk. We doen dan alsof de estafetteloop van Gods heil pas met ons een aanvang neemt. We vergeten dat we alleen maar iets door te geven hebben wanneer we de erfenis van de Kerk der eeuwen hebben leren overnemen. Deze veronachtzaming van Gods gebod slaat allerlei moderne theorieën met onvruchtbaarheid. Het zijn niet meer dan vluchtige modeverschijnselen en ééndagsvliegen.

Anderzijds betekent deze eerbiedige houding ten opzichte van een eerbiedwaardige traditie beslist niet dat de theologie aan kluisters is gelegd en niet verder kan komen dan een steriele repetitie van oude waarheden en bekende klanken. De waarlijk gereformeerde theologie beweegt zich altijd weer in het spanningsveld van continuïteit en aktualiteit. Er is immers de indringende confrontatie met de vragen van deze tijd. De christelijke belijder gaat in in de branding van hedendaagse problemen en aanvechtingen. Door de leiding en onderwijzing van de Geest der waarheid komt hij gerijpt en verrijkt weer uit deze branding op en heeft dan geleerd het aloude weer op nieuwe wijze te vertolken. Zo kan ieder schriftgeleerde die onderwezen is in het koninkrijk Gods nieuwe en oude dingen voortbrengen uit de schat van zijn hart.

4. We zijn aan het einde gekomen van een vluchtige oriëntatie binnen de reikwijdte van dit gebod. Het is ons gebleken dat overtreding van het vijfde woord met name bestaat in de ongehoorzaamheid tegenover Gods wet en evangelie. Wie wordt dan niet schuldig gesteld door het 'eert uw vader en uw moeder'? Wie heeft dan niet de toekomst verspeeld die in de belofte 'oipdat uw dagen verlengd worden in het land dat de IIEERE uw God u geven zal' wordt aangegeven? Persoonlijk zullen we het moeten inleven op de leerschool van de Heilige Geest dat het ongeloof onze grootste zonde is, het achteloos voorbijgaan aai. 'zo grote zaligheid'. Dan komt er ook een vertroostend zicht op Christus. Die het vijfde gebod zo volkomen vervuld heeft. Hij heeft kinderlijk gehoord naar ée wil van Zijn hemelse Vader. Hij was Maria en Jozef onderdanig zolang en inzoverre dat strookte met Zijn gehoorzaamheid aan de raad Gods. Anderzijds heeft Hij ook dit gebod vervuld in Zijn verkondiging en onderwijzing, als rabbi en profeet, ja hoogste Profeet en Leraar.

Het was Zijn spijs en drank de woorden van eeuwig leven door te geven. Om Christus 'wil mogen hardleerse mensen telkens opnieuw onderwijs ontvangen op Gods leerschool. Om Christus' wil mogen vaders en moeders zien dat hun (gebrekkige) opvoeding gezegend wordt en mogen zoons en dochters zien dat het onderwijs dat ze van huis uit ontvingen hen tot rijke zegen is geworden.. Wat ligt er ook een troost in voor ouders wier kinderen niét willen horen naar de goede leer. Christus' handen reiken verder dan de onze. Spreek veel met de Heere over uw kinderen als het omgekeerde niet meer mogelijk is. En u die zeggen moet: 'voor mij is het te laat om mijn ouders nog te eren. Toen ze nog leefden, eerde ik ze niet — nu ik ze eren wil, zijn ze reeds gestorven', buig u voor Gods Woord en leer in Zijn wegen wandelen, dan eert u uw godvruchtige ouders posthuum. Zij spreken tot u nadat zij gestorven zijn. En u gaat in de richting die zij wezen alsof ze nog leefden. Zo kan in Christus de gemeenschap tussen ouders en kinderen ook over dood en graf héén reiken.

V.

J. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Om het pand ons toebetrouwd

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's