Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Levende Steen, geestelijk Huis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Levende Steen, geestelijk Huis

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

„Tot Welken komende, als tot een levende Steen, van de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en dierbaar. Zo wordt gij ook zelf als levende stenen gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus. Daarom is ook vervat in de Schrift: Ziet, Ik leg in Sion een uiterste Hoeksteen, Die uitverkoren en dierbaar is; en: Die in Hem gelooft, zal niet be-a schaamd worden".

1 Petrus 2 : 4—6.

geestelijk huis

De aanraking met Christus, de levende Steen, doet wonderen. „Zo wordt gij ook zelf als levende stenen gebouwd...". Zijn leven stroomt door ons heen en maakt ons tot levende stenen. Leven en dood. Het is Christus die de grens tussen deze twee trekt, dat is duidelijk. Buiten Christus is de dood, zijn wij dood. In Christus is het leven, zijn wij levend. Zo wordt gij ook zelf een levende steen. Wat een wonder voor zon dode steen in zich zelf. Ik lag daar, onbruikbaar op de hoop der verlorenen, dood, doelloos, geesteloos. Maar Gods ontferming bracht me in verbinding met de levende Christus. En nu mag ik een levende steen zijn door de geestelijke verbondenheid met Hem. En nu krijgt mijn leven nieuwe zin. Zo wordt gij ook zelf als levende stenen gebouwd.

„... tot een geestelijk huis". Een gelovige is nooit alleen. Althans, hij blijft nooit alleen. Een steen alleen heeft geen functie. Maar alle stenen samen vormen een huis. Zo is het ook hier. De Schrift legt altijd veel nadruk op dat gemeenschappelijke, op het samen met alle heiligen, op de gemeenschap der heiligen. De Heere bouwt de Zijnen nooit alleen, altijd met anderen.. Wie met Christus in aanraking komt door een levend geloof, komt altijd met anderen in aanraking. Petrus schrijft dat zelf in zijn tweede brief „aan hen die een even dierbaar geloof met ons verkregen hebben..." (2 Petrus 1 : 1). De band des geloofs aan Christus geeft een band met allen die eveneens in Hem leerden geloven tot zaligheid. En deze geestelijke band des geloofs gaat dwars door en ver boven de dikste kerkmuren uit.

Samen als levende stenen gebouwd tot een geestelijk huis. Jammer, dat in ons kerkelijk leven daar zo weinig van tot uiting komt. De splijtzwam heeft zoveel kwaad aangericht en daar gaat helaas nog altijd mee door. Wat ondermijnt dat de opbloei en de doorbraak van veel geestelijk leven in kerken en gemeenten. Want al spreekt de apostel over een geestelijk 'huis, daarmee bedoelt hij niet te zeggen dat dat huis naar buiten toe onzichtbaar mag blijven. De geestelijke eenheid wil ook zichtbare gestalte verkrijgen.

Gebouwd tot een geestelijk huis. De volle heerlijkheid van Christus wordt pas zichtbaar in al die stenen bijeen. Niet in één steen op zichzelf. „Juist in de veelheid van onderdanen is des konings heerlijkheid. Juist in de veelheid der gelovigen, met al hun verscheidenheid, verscheidenheid in bekeringsweg en genadegaven, komt de volkomenheid van Christus uit" (ds. L. Blok).

Tot een geestelijk huis. Een huis kent verschillende kamers en ruimten. Ze hebben elk hun plaats en functie. Maar het gaat hier om het samen één huis zijn. Niet de verscheidenheid staat voorop, maar de eenheid. Onder ons wordt weieens al te veel accent gelegd op de verscheidenheid, op het anders-zijn van de ander. De Schrift vraagt veel meer aandacht voor de geschonken eenheid in de éne Heere en in het éne geloof en in de éne Doop. Zou dat niet kunnen helpen in het verstaan van elkaar over kerkmuren heen. Laten we zoeken en vragen naar wat verbindt. Waarin zijn we één geestelijk huis? Is het niet vanuit de levende geloofsgemeenschap met de levende Christus? Ons al dan niet zijn in Hem bepaalt de eenheid ja dan nee.

„... tot een heilig priesterdom". Dat is een tweede beeld w 7 aar de apostel voor kiest. Onder het Oude Verbond waren alleen de zonen van Aaron priesters. Maar de gemeente van de levende God bestaat uit allemaal priesters, niet één uitgezonderd. Straks wordt het gezongen: Gij hebt ons onzen' God gemaakt tot koningen en priesters.

Elk kind des Heeren is een priester. Ze hebben deel aan Christus' zalving immers? En Hij is onze enige Hogepriester. En door de gemeenschap met Hem zijn we priesters geworden. Een heilig priesterdom.

heilig priesterdom

Intussen heeft Petrus dus voor een ander beeld gekozen. Na huis nu priesterdom, tempel. De gemeente van Christus hoort Hem alleen toe. Ze zijn niet meer van een ander. Ze zijn niet meer van zichzelf. Ze zijn van Hem. Een heilig priesterdom. Aparte priesters, los van de rest der gelovigen, zijn ondenkbaar en ongewenst geworden. Ze zijn allen priesters. Dat zijn ze geworden omdat het door God vereiste offer is gebracht. Christus de Hogepriester offerde zichzelf. Hij was offer en altaar in één. En met die éne en eeuwige offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt al degenen die geheiligd worden. Alle offers van mensen, hoe vroom en degelijk ook, hoe goed bedoeld, hebben nimmer meer enige betekenis en kracht. Onze offers bewerken nimmer meer verzoening. De offers van dit heilig priesterdom zijn slechts dankoffers. Zo staat het hier ook. , , Om geestelijke offeranden op te offeren die Gode aangenaam, zijn door Jezus Christus".

Geestelijke offers, geen vleselijke offers. Geen offers van vlees, van dierenvlees. Geen offers waarmee het vlees God denkt te kunnen behagen. Maar geestelijke offeranden. Weet u wat het voornaamste der geestelijke offeranden is? „De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God niet verachten". Verootmoedigd, door schuldbesef getroffen en verslagen tot God komen, is het voornaamste offer dat deze geestelijke priesters brengen. De Heere ziet met welgevallen op een arme en verslagene van geest en op die voor Zijn Woord beeft.

Nog een ander voorbeeld van een geestelijk offer is het gebed. Misschien klaagt het gebedsleven u juist zo aan. Ais dat nu een maatstaaf moet zijn voor geestelijke offeranden, dan bent u geen priester. Nu moeten we wel bedenken dat het hier niet om volmaakte gebeden gaat. De maatstaf van een geestelijk offer ligt niet in ons. Onder Israël was het niet van belang of de var, het lam of de duif die geofferd werd groot was of klein, als het maar een rein dier volgens de ceremoniële wet was.

Brengt dit over op de dingen Gods. Wel is waar, onze gebeden en verzuchtingen zijn dikwijls arm, zwak, afgebroken. Maar worden ze Gode opgeofferd uit een hart dat onder de ingeving en bewerking van de Heilige Geest verkeert? (...). Is het een geestelijk ademhalen? Hebben zij hun oorsprong uit Goddelijke onderwijzing? Zijn ze van God, van de hemel? Ja? Welnu, dan is 't een aangename offerande" (J. C. Philpot). Deze prediker wil zeggen: de volkomenheid van het gebed ligt niet in uiterlijke omstandigheden, maar in de bron waaruit ze voortkomen. Philpot vertelt dan hoe een prediker op de stoel misschien met vloeiende woorden de noden van de gemeente vror "God brengt. En dat is ook goed, zegt hij dan, want het past een prediker niet in net openbaar met stamelende lippen te bidden. Maar, zegt hij dan, u zou diezelfde leraar eens in zijn verborgen bidvertrek moeten kunnen nagaan, dan zoudt u hem horen zuchten en al stamelend bidden.

Geestelijke offeranden. De Schrift noemt daartoe ook de lof Gods, de dankzegging aan God. Wie dankoffert zal Mij eren. En elders is het: Laat ons dan door Hem altijd Gode opofferen een offerande des lofs dat is de vrucht van de lippen die Zijn Naam belijden. Loof den Heere, mijn ziel en vergeet geen van Zijn weldaden. Als de verheffingen Gods in onze keel, krijgt de Heere het offer dat Hij waard is, dat Hem toekomt. Wat een schuld, juist in het danken en loven van de Heere. Wat doen we de Heere menigmaal een tekort als het gaat om de verheerlijking van Zijn Naam. Wat vergeten we vaak onze Weldoener!

Geestelijke offeranden. Daar hoort ook bij: de verloochening van ons zelf, de verloochening van eigen willen en begeren. Het kruisigen van ons eigen ik en van de zonde. Het sterven van de oude mens der zonde. „Alle wereldse hoogmoed en godsdienstige eigengerechtigheid, de ontwerpen van hunkerende eerzucht en de vooruitzichten van aardse voordelen aan de voet van het kruis neer te leggen, gewillig te wezen om niets te zijn noch te hebben, wat in strijd en tegenspraak is met de zin van Christus en het Woord van de Allerhoogste" (Philpot). De Heere Koning laten zijn, Hem Heere laten zijn en wij slechts Zijn slaven. Hem alles te geven wat Hem toekomt.

Geestelijke offeranden. Daar hoort dan verder heel de openbaring van ons leven bij. Heel ons doen, al ons laten. Wil, verstand, gevoel, gemoed, het zij alles Hem gewijd.

Het beste van het beste is voor de Heere niet goed genoeg. We zijn immers niet meer van ons zeif. We zijn duur gekocht. We zijn van eigenaar veranderd. We hebben een andere "baas" gekregen. Hij heeft alles, ja Zichzelf gegeven om ons in Zijn bezit te krijgen. En daarom, omdat we zo duur gekocht zijn, zo verheerlijken we daarom God in ons lichaam en in onze geest, die van God zijn.

Deze offeranden zijn Gode aangenaam. Maar dat zijn ze alleen „door Jezus Christus". Let u er wel op dat Zijn gezegende Naam nadrukkelijk in onze tekst erbij staat. Je krijgt van sommigen weieens de indruk dat de Heere Jezus nodig is voor onze verlossing, maar dat we dan de heiliging van ons leven, dus het brengen van deze geestelijke offeranden, zelf wel aan kunnen en zelf wel tot stand kunnen brengen. Een verkapte vorm van werkheiligheid en eigengerechtigheid. Nee, deze geestelijke offeranden zijn Gode aangenaam door Jezus Christus. Ze hebben het nodig door Zijn bloed gereinigd te worden. Want onze beste verrichtingen zijn nog met zonde bevlekt en nog zo vaak doordrenkt van dat verdoemelijke eigen ik. We hebben ook in het leven van de dankbaarheid nog zo die gerechtigheid van Christus nodig. Zijn tussentredende voorbede, Zijn vlekkeloze heiligheid, kortom Zijn heilige priesterdienst aan de rechterheid des Vader. Onze schuldige gebeden, onze vaak arme offeranden moeten worden opgenomen van de hand van Christus opdat Hij ze heilig en rein voor het oog van de Vader brengt. We zijn immers Gode alleen maar aangenaam in Christus, nooit los van Hem. Zo is het ook met deze geestelijke offeranden. Onze gebeden en dankzeggingen zijn slechts aangenaam aan God, zoveel ze in Christus' bloed gedrenkt en in Zijn Geest gebracht zijn.

O, wat een blijdschap, zo'n Hogepriester te hebben en om in levende gemeenschap met Hem te leven. „Hadden wij niets om op te zien en op te steunen, dan op ons eigen zelf en onze eigen bezoeldelde op zichzelf walgelijke woorden en werken, zo mochten wij met recht wanhopen aan de aanneming en de zaligheid, maar daar we hebben zulk een grote Hogepriester, om ons te vertegenwoordigen voor Gods troon, zo hebben wij alie bemoediging voor het geloof, alle grond voor onze hoop en iedere beweegreden voor de liefde" (Philpot).

W.

J. M.

Ben ik tóch fout geweest?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Levende Steen, geestelijk Huis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's