Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De plaats van het Woord in ’t geloofsleven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De plaats van het Woord in ’t geloofsleven

13 minuten leestijd

(8)

Een gelovige omgang met het Woord van God bevordert een gezond geestelijk leven, waarbij niet ons gevoelsleven van doorslaggevende betekenis is, maar ons geestelijk leven geleid wordt in de banen van de Schrift. Want het maakt nogal een groot verschil of we telkens terugkeren naar onze ervaring dan wel of het geloof zich tevreden houdt met Gods openbaring. Het gelovig werkzaam zijn met het Woord van God, in het bijzonder met de beloften die daarin tot ons komen, is een oefening die we al te weinig aantreffen. Men neemt meer een houding van afwachten aan, dan van een gaan tot de beloften Gods om de Heere Zijn eigen Woord voor te houden.

Oip die manier worden we te weinig geoefend in het hanteren van de Schrift en het geestelijk leven lijdt veelal een kwijnend bestaan. We zijn dan op een weg die van de bron afvoert, en we lijken al te veel op een verdorde struik in een droge grond die maar af moet wachten tot er een regenbui komt. Dan leggen we, om een ander beeld te gebruiken de geloofsriemen binnenboord en laten ons drijven in het wilde weg. We zullen wel zien of en waar we ergens landen. Zou u denken dat de Heere met die bedoeling Zijn Woord zo vol van vermaning en troost ons gegeven heeft? Het Woord zegt • het anders. Daar worden we bij de profeet Jesaja opgewekt om te zoeken in het boek des Heeren en te lezen en er op te letten dat niet één van deze woorden feilen zal. Ik denk aan Daniël. Hij wist dat de zeventig jaar van de ballingschap verstreken waren. Ging hij toen maar zitten wachten tot het uur van bevrijding sloeg? U weet dat hij met het Woord Gods van zeventig jaar geleden tot de Heere gegaan is en met eerbied gezegd heeft: Heere nu is het de tijd, hier staat het, U hebt het Zelf gezegd, u kunt niet om Uw Woord heen. Verder herinner ik U aan het Woord van Jezus zelf, die ons opwekt in het evangelie van Johannes dat wij de Schriften moeten onderzoeken, omdat we menen in dezelven het eeuwige leven te hebben en die zijn het, zo laat Hij volgen, die van Mij getuigen.

Gaan we zo met het W'oord van God om? Zo niet, dan berooft ge uzelf van veel zegen. Th. a Brakel geeft in het eerste deel van zijn Redelijke Godsdienst, waar hij heel

breed uitweidt over het leven des geloofs op de beloften, de manier aan waarop men met de beloften Gods moet werken. Als u de moeite neemt om het een en ander eens met aandacht te lezen, dan zal de nuchterheid u treffen waarmee deze „oudvader" te werk gaat. Mag ik hem eens aan het w 7 oord laten? Letterlijk zegt hij:

„...weinig woorden zullen genoeg zijn om li de manier te tonen hoe men met de beloften moet handelen om ze tot nut te gebruiken.

1. Zoek een belofte die op uw staat past; merk die aan als van de waarachtige God aan Zijn kinderen gedaan, en dat die zekerder dan zeker vervuld zal worden, dat geen gedrag zijner kinderen God zal doen veranderen, en zijn beloften teniet maken, d e wij 1 de belofte volstrekt is gedaan, gelijk alle beloften des genadeverbonds zijn, en niet op enige voorwaarde van des mensen zijde

2. Beschouwt aandachtig de hoedanigheden dergenen aan wie de belofte geschiedt, , die of onmiddellijk bij de belofte staan, of in de voorwaarde; leg uw gestalte dan daarbij in de tegenwoordigheid des Heeren, en laat de Heere en uw consciëntie rechter zijn, of die zaken niet in u zijn.

3. Ziet meteen op de Heere Jezus, 't zij dat gij met een hebbelijke gelovige gestalte en in gemeenzame vereniging met Jezus zijt, 't zij dat ge nodig hebt de daad des geloofs met meer of minder strijd te vernieuwen, en merkt alzo aan, dat al de beloften in Hem zijn ja en amen. Dat het recht aan die beloften door Jezus is verworven, en dat een gelovige, 't zij sterk of zwak, een erfgenaam is van alle, en zo ook van die en die belofte in het bijzonder.

4. Komt dan tot u en tot de beloften, en merkt ze aan als aan u, ja aan u van de onveranderlijke God gedaan, en dat ze aan u zekerder dan zeker zullen vervuld worden. Dit is 't pit; maar wat maakt men er weinig werk van!

5. Maakt daar dan staat op, stelt er uw zaken naar aan, verblijdt u er in, alsof gij de zaak airede had, en zegt: mijn God zal 't mij geven op Zijn tijd, als het mij het nuttigst is, en in de wijsheid Gods ben ik te-vreden. Vertroost u daarmee als ze opzicht heeft (slaat op) uw kruis, en werkt ermee, als ze opzicht heeft tot verlichting, op geestelijke openbaringen, op de kracht tot heiligmaking, houdt die belofte in het oog, stelt ze de Heere voor en maant Hem op de beloften, en grijpt ge die beloften steeds aan, en werkt ge daarmee in die aangrijping al biddende, en des Heeren sterkte aangrijpende, en leunt er op met stille verzekerdheid, en gebruikt alle middelen, die de Heere tot bekroning van zulke zaken geordineerd heeft. Als God het einde belooft, zo wil Hij ook de middelen geven, en zal ze de mensen ook doen gebruiken, als de tijd der vervulling van de beloften gekomen is. De vervulling van de beloften hangt niet af van de middelen, maar de middelen van de vervulling van de beloften. Wacht dan in lijdzaamheid op de vervulling, zijt niet ongeduldig noch verdrietig want dat spruit uit ongeloof t.a.v. de beloften des waarachtigen Gods en 't onteert Hem, of het is gebrek van onderwerping aan Zijn wijsheid. Maar het stil en nochtans werkzaam wachten verheerlijkt God, beide in Zijn waarheid en vaderlijke wijsheid; daarom zo Hij vertoeft verbeid Hem, Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet achterblijven. Dus werkt men met de beloften."

We hebben dit lange citaat in zijn geheel doorgegeven omdat onzes inziens het juist hier om de wezenlijke zaken gaat. Helaas moet geconstateerd worden dat men zulk een gelovige omgang met het Woord al te weinig tegenkomt. Waaraan ik niet meteen de conclusie wil noch mag verbinden dat het daarom ook zuinig staat met het geestelijk leven in het algemeen.. Wij zijn geen hartekenners, en de Heere kent degenen die de Zijnen zijn. Het gaat er ons nu om dat het geestelijk leven meer en meer in rechte banen wordt geleid en niet aan allerlei banden van voorwaarden wordt gebonden. We raken op den duur helemaal verstrikt in de lijdelijkheid. Iets wat onze vaderen ons nooit en nergens hebben geleerd. Ik moet me sterk vergissen als juist in onze kringen w ? aar men zo vaak een beroep op de „oudvaders" doet niet het tegendeel openbaar komt van wat a Brakel hier schrijft over het omgaan met het Woord van God. Men gaat nog wel naar de kerk, maar gaat men ook naar de kerk om Gods Woord te horen, om in het geloof te horen, om de middelen recht te gebruiken? Of gaar men er maar zitten om af te wachten of de Geest het hart opent. Moet dat dan niet gebeuren? Ongetwijfeld, maar dat betekent niet dat men zondag aan zondag met of zonder de nodige kritiek de bui maar over zich heen laat gaan, en Gods water maar over Gods akker laat lopen.

Als we in ons pastoraat de mensen wijzen op het W 7 oord, dan heb ik vaak horen zeggen: ja maar dat is niet voor mij. Daar heb ik niets aan. En daar is men niet bewogen onder. Men wacht het maar af. Men legt eigenlijk Gods Woord naast zich neer. Men vergeet dat het W T oord der prediking en dat geldt ook van het Woord dat we lezen, geen nut doet omdat het met het geloof niet gemengd is. Ik heb hierbij niet alleen die mensen in het vizier die in hun valse lijdelijkheid maar één schild hebben waar achter ze wegkruipen en op dit schild staat „God moet het doen". Wees ervan verzekerd dat God het eens doen zal. Wat? deze toevlucht der leugen met de hagel van Zijn gericht wegvagen. Want u beroept zich ten onrechte op de soevereiniteit Gods, om de schuldige plicht van u af te schuiven en de verantwoordelijkheid voor de omgang met het Woord op God te leggen. Dat is het Woord monddood maken op een vrome manier, die de mensen voor de rechterstoel van Christus eeuwig zal opbreken.

We denken echter ook aan de manier waarop velen met het Woord omgaan die waarlijk niet van geestelijk leven zijn ontbloot. Als we nog eens rustig op ons in laten werken wat a Brakel hierover naar voren brengt, dan moeten we toch wel beschaamd het hoofd buigen en de oorzaak van veel strijd, duisternis en geloofsonzekerheid bij onszelf zoeken. Als een zieke het voorgeschreven medicijn niet wil gebruiken, moet hij dan nog klagen dat hij geen verbetering constateert? Alle dokters ter wereld kunnen hem dan niet meer helpen. Je ziet dan ook vaak dat men van de een naar de ander loopt en vooral die predikers naloopt die de zielstoestand zo innig weten te beschrijven

maar aan genezing van hun kwaal schijnt geen behoefte te bestaan. We kunnen ons als predikers uitputten in de beschrijving van allerlei ziekteverschijnselen, kwalen en kwaaltjes in het geestelijk leven, maar als we het geneesmiddel niet aanreiken schieten we schromelijk in onze bediening tekort. Naaman dacht ook dat de profeet wel naar buiten zou komen en zijn hand op de melaatse plekken leggen. Elisa dacht er niet over om de wonden van de Syriër te strelen. Hij gaf opdracht dat de generaal zich wassen moest in de Jordaan, zevenmaal. Hij sprak geen woord over zijn kwaal, hij zei niet: „arme Naaman, ben je zo ziek, nou dat is erg hoor. Ik hoop dat je nog veel zieker wordt enz. Ga heen en was u, zo luidde het bevel. Hij zei alleen hoe hij genezen kon worden.

Welnu, daar moest ik aan denken bij het citaat uit de Redelijke Godsdienst van a Brakel. Geen spoor van valse lijdelijkheid, geen spoor van beschrijving van allerlei zielstoestanden, maar recht toe recht aan verwijst hij naar het geneesmiddel, het klare woord van God.

Wat zou het geestelijk leven bij velen er anders, gezonder uitzien als we naar deze regel zouden handelen en telkens een fris bad zouden nemen in het Woord van Gods beloften. In de dagen van de Wederdopers noemde men dit vertrouwend omgaan met het Woord al stelen. Die gedachte leeft nog bij velen. Als je over het naakte geloof in het naakte Woord van God spreekt, dan vinden sommigen dat je de belofte zomaar toeeigent, min of meer neemt wat een mens niet toekomt. De vrees voor deze zogenaamde geestelijke diefstal maakt de hoorders en lezers van het Woord steeds lijdelijker. Nu moet u weten dat lijdelijkheid niets heeft uit te staan met afhankelijkheid. En dat geestelijke afhankelijkheid juist het tegendeel is van lijdelijkheid. In geestelijke afhankelijkheid weten we dat een mens niets kan aannemen tenzij het hem van Boven gegeven is. De valse lijdelijkheid praat daar alleen maar over, praat het na, maar doorleeft die afhankelijkheid allerminst.

Ik grijp hiervoor.nog even terug op Daniël als voorbeeld. Ook hij greep de belofte aan. Ook hij legde die gegeven belofte van het einde der ballingschap voor de Heere neer. Dat neerleggen heeft dus niet van 't afwachten, zoals men dat bij de lijdelijkheid kan aantreffen. Het neerleggen van de belofte Gods voor Zijn aangezicht is geloofswerkzaamheid. Een geloofswerkzaamheid die gepaard gaat met de diep doorleefde afhankelijkheid zoals die uit zijn hele gebed spreekt en waarvan de kern is: O Heere, hoor, o Heere, vergeef, o Heere, merk op en doe het, vertraag het niet om Uwszelfs wil o mijn God; want wij werpen onze smekingen niet neer op onze gerechtigheden, maar op Uw barmhartigheden.

Mag ik nog eens toelichten wat a Brakel in die zes genoemde punten bedoelt? In één woord een leven des geloofs in een vertrouwend omgaan met de beloften Gods. Men moet met de beloften handelen, zegt hij. We moeten ze aanmerken als de waarachtige woorden Gods. We moeten ze opzoeken in de Schrift, niet wachten tot zij vanzelf tot ons komen.

En als we ze dan gevonden hebben, dan moeten we nagaan de omstandigheden waaronder God aan de heiligen deze beloften gedaan heeft. Vergelijken we nu onze eigen situatie met die van degene aan wie de belofte geschonken is, en we bevinden ons in soortgelijke nood, dan moeten we zeggen tegen de Heere, dat is ook mijn toestand en omdat Uw Woord een eeuwig Woord is, geldt die belofte ook mij.

Verder moeten we meteen van die bijbelheiligen afzien en meteen zien op de Heere Jezus. Niet zeggen: dat gaat zomaar niet; niet graven in de punt van je eigen hart, neen, meteen zien op de Heere Jezus. Of ons geloof nu levend en krachtig is, of dat ons geloof nu versterking nodig heeft, het komt er niet op aan hoe mijn geloof er op dit moment uitziet, maar of het meteen op Jezus ziet. Want in Hem zijn de beloften ja en amen. Dus ook die belofte die in mijn situatie past. Dan wekt hij op om te komen tot de beloften en ook in Brakels tijd gold de klacht: wat maakt men er weinig werk van. Dat moet ik onderschrijven en dat moeten ook Gods kinderen toestemmen. Ze moeten dus God niet de schuld geven dat het vaak zo donker en geesteloos is, maar zichzelf dat ze zo weinig werk van Gods beloften maken.

Nu volgt de opwekking om me met die beloften te vertroosten, ze in het oog te houden, de Heere er op aanspreken, ze biddend aan te grijpen. Is dat stelen? Wie zo redeneert, weet niet wat hij zegt.

Het is biddend afwachten, het is zich helemaal afhankelijk weten en met stille verzekerdheid leunen op al wat Gods mond aan mij heeft toegezegd. Het is wachten op het krijgen van de vervulling. Daarbij dienen de middelen gebruikt te worden die God gegeven heeft. Die middelen zijn trouw zijn onder de bediening van Gods Woord en de sacramenten en biddend het Woord te onderzoeken, de Bijbel ter hand te nemen. En dan de heilige kunst te leren niet ongeduldig en verdrietig te worden als de vervulling en verhoring lang uitblijft.

Als er zo meer geestelijk gewerkt werd met de beloften, met het ganse Woord van God, dan zouden in het geheel van de kerk en in het persoonlijk leven het geestelijk leven rijker bloeien en vrucht dragen dan het" nu veelal gebeurt. Zo worden we van de verkeerde lijdelijkheid verlost en zo is het Woord des evangelies een reuke des levens ten leven en niet een reuke des doods ten dode.

Dat kunnen we dan in ieder geval van onze „oudvaders" opnieuw leren, dat we hun raad opvolgen en niet hun geschriften allen te pronk zetten om daarmee onze „gereformeerdheid" een extra cachet te geven, terwijl het ondertussen nergens op lijkt. Zij leren ons naar het Woord.

Gij ontmoet de vrolijke en die gerechtigheid doet en degenen die u gedenken op Uw wegen; en dan zult u zien wat God doen zal die die op Hem wacht.

Laat iemand eens reageren die als hij die raad o, pvolgde, beschaamd met God is uitgekomen.

K.a.Z.

H V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De plaats van het Woord in ’t geloofsleven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's