Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET LAATSTE AVONDMAAL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET LAATSTE AVONDMAAL

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Hij zeide tot hen: Ik heb grotelijks begeerd, dit pascha

want Ik zeg u, dat Ik niet meer daar van eten zal, totdat het vervuld zal zijn in het koninkrijk van God. Lukas 22 : 7 — 16

de voorbereiding

Christus wil mei Zijn discipelen het pascha vieren. Opvallend is, hoe Hij de voorbereiding daartoe regelt. Petrus en Johannes moeten naar Jeruzalem gaan. Daar zullen zij een man ontmoeten met een waterkruik op zijn hoofd, die moeten ze volgen tot in het huis, waar hij in gaat. In dat huis moeten ze tegen de heer zeggen: De Meester vraagt waar de eetzaal is, waar Hij met Zijn discipelen het pascha kan houden.

Waarom zegt Christus niet gewoon tegen Petrus en Johannes: Ga daar en daar heen, in die en die straat en vraag om de eetzaal? Alleen maar om Judas. Jezus wist immers van Juda's verraad. Hij had hem gevolgd op zijn gang naar de overpriesters en de Schriftgeleerden. Hij wist dat Judas elke gelegenheid zou aangrijpen om Hem te verraden. Hij wilde niet dat Hij bij het paschavieren overvallen zou worden door Zijn vijanden. Hij wilde ongestoord met de Zijnen samen zijn.

Christus heeft de regie van alles stevig in handen, dat blijkt wel duidelijk. Hij is slachtoffer, maar niet van de omstandigheid. Eigenlijk lopen de dingen Hem geen ogenblik uit de hand, Hij is alleen maar slachtoffer, omdat Hij dat wil zijn. Hij heeft Zich overgegeven tot een offerande en een slachtoffer. Hij kwam aan het kruis terecht, niet omdat Hij niet meer terugkon, maar omdat Hij Zich gaf in weergaloze liefde, liefde voor zondaren, als u en ik.

In het kennen van Judas' hart, in het beheersen van de omstandigheden toont Christus Zijn goddelijke Majesteit. Maar tegelijker tijd licht hier Zijn nederigheid op. Hij heeft immers geen plaats, zelfs niet in de heilige stad. Hij heeft Zelf gezegd: De vossen hebben holen, maar de Zoon des mensen heeft niets, waar Hij het hoofd neerlegge. Bij Zijn geboorte al was er geen plaats.. Hij moest in een stal geboren worden, neergelegd worden in een voerbak voor het vee. Hij had geen plaats om geboren te worden, geen plaats om rust te vinden, geen plaats om Zijn God te dienen. Hij toch, Die het heelal vervult. Door Hem zijn de. hemelen en de aarde geschapen. Hij was in de beginne bij God en Hij was God. Maar Hij heeft Zichzelf vernederd. Hij heeft de gestalte van een dienstknecht aangenomen. U weet toch waarom, waartoe? Ja, u mag het weten ellendige zondaar! Wat een ontluisterende ontdekking was dat in uw leven: Zondaar zijn.

Al uw menselijke en godsdienstige waardigheid ging er aan. U hield alleen maar schande over. Tot die schande vernederde Christus zich, om u te verheffen tot de heerlijkheid van de kinderen Gods. Intussen, voor Petrus en Johannes is het een geloofsoefening geweest. Je zult er immers maar zo op uitgestuurd worden! Wie garandeerde dat ze die man .werkelijk ontmoeten zouden? En als ze hem ontmoeten zouden, zou dan die eetzaal nog wel beschikbaar zijn. Er kwamen zoveel mensen naar Jeruzalem om het pascha te vieren. Een ieder mocht naar joodse wet van die dagen een beroep op de inwoners van Jeruzalem doen voor een gratis daartoe beschikbaar gestelde ruimte. Was Jezus niet rijkelijk laat' met Zijn opdracht? Ja, wie garandeerde dat! Dat garandeerde Jezus. Dat garandeerde Zijn Woord. Op dat woord gaan ze uit en vinden ze het gelijk Hij gezegd heelt en bereiden ze alles wat tot het pascha nodig is.

Dat is nu karakteristiek voor het geloof. Uitgaan op het Woord v jezus. Temidden van alle vraagtekc. - nks alle aarzelingen en worstelingen, uie op je aanstormen. Je aan dat woord houden omdat je erbij gehouden - wordt. Christus oefent Petrus en Johannes daarin. Wat zouden ze het later nodig hebben. Als Christus zou hangen aan het kruis. Als ze nog veel later Zijn Woord zouden moeten prediken aan joden en heidenen. Wat zou dan ook openbaar worden dat het menselijk hart de hoogspanning van dat geloof niet verdraagt. Maar ook heerlijk openbaar worden dat God getrouw is en Zijn W 7 oord ondanks alles eeuwig vervult.

In dat geloof oefent de HEERE Zijn kerk nog altijd. We gaan vaak door een donkere nacht. In het kerkelijke leven, in het persoonlijke leven. We hebben geen andere leidster dan die van het Woord. Maar we komen toch aan. Zijn Woord is de waarheid.

het begeren

Als dan de schemering komt en de tijd aanbreekt om het pascha te houden, gaat jezus met de overige discipelen ook naar de zaal waar ze het eten zullen. De evangelist Lukas vertelt niets over wat er bij het binnenkomen van de zaal is gebeurd. Daarvan lezen we in Johannes, Lukas schrijft eenvoudig dat toen het uur voor het pascha was aangebroken, Jezus aanzat met de twaalf apostelen. En dan vertelt hij, hoe de Heere J^ua Zijn hart blootlegt. Hij vertelt van Zijn sterke verlangen om dit pascha samen met Zijn discipelen te vieren, eer Hij gaat lijden. Jezus laat in Zijn hart zien, zoals Hij dat meer gedaan heeft en ook nog zal doen. Straks bijvoorbeeld bij de ingang van Gethsemané. Hij is ook geen Zaligmaker zonder hart! Geen Zaligmaker, die koud en formeel doet, wat Hij moet doen, ondergaat wat Hij moet ondergaan. Geen Zaligmaker, die slechts verstandelijk overleggend te werk gaat. Je hebt van die mensen. Ze doen goed hun best voor je. Ze willen je echt helpen. En toch mis je wat. Je mist de warmte, het gevoel, het hart.

Christus is zo niet. Hij weent, Hij is blij. Hij is bewogen. Hij verlangt. Bij Hem is al wat er in een hart is. Hier geeft Hij blijk van het grote verlangen om het pascha te vieren.

* Het gaat hier niet alleen maar om het gewone verlangen van Christus naar de dingen van Zijn Vader. Naar dit pascha verlangt Hij heel bijzonder. Er staat eigenlijk naar Hebreeuwse wijze van spreken: Ik heb met een begeren, begeerd. Ik heb heel sterk begeerd. En dat begeren staat kennelijk in verband met Zijn lijden. Voor Hij gaat lijden wil Hij dit Pascha vieren. Het lijden ligt voor Hem als een diep en donker dal, als een bittere beker, die Hij tot de laatste teug zal moeten leegdrinken.

Het is niet teveel gezegd, dat Hij er tegenop ziet. Telkens weer merken we hoe moeilijk en zwaar Christus de lijdensweg, die Hij gaan moet, vindt. Straks in Geth-

semané zal dat wel het duidelijkst naar voren komen. We kunnen Hem daar horen klagen: Mijn ziel is geheel beangst en ten dode toe bedroefd. Maar nu al bezwaren angst en zorg Zijn hart. Dit Pascha kan Hem echter steun geven. Het spreekt immers ook van duisternis. Van de duisternis van de Egyptische nacht. Maar het spreekt ook van verlossing, van bevrijding van de donkere en duistere machten van de dood. De HEERE was aan Zijn volk getrouw geweest. Hij had het verbond met Abraham, Izak en Jakob niet geschonden, maar bewaard. Zo zou het nog zijn. De vreugde die Christus was voorgesteld zou Hem zeker ten deel vallen. Door het lijden heen zou Hij heerlijkheid vinden. Voor dat geloof en die hoop zoekt Christus in dit pascha versterking.

Wat is Hij toch voluit mens geweest. Een mens van gelijke beweging als wij. Het lijden liet Hem niet onberoerd. Daarom verlangde Hij naar versterking en bemoediging. Als u het moeilijk hebt en eronder zucht, klaagt u dat misschien wel eens aan. U zou veel dapperder moeten zijn, veel geloviger. Wat valt u uzelf tegen! En dat is het ergste nog niet, maar u hebt het gevoel dat u God ook zo tegen valt. Toch mag u weten dat wij geen Hogepriester hebben, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar die in alles gelijk als wij is verzocht geweest. En Hij gaat ons ook voor in het steun zoeken, waar die te vinden is. Ik heb grotelijks begeerd dit pascha met u te vieren. Zo mag u verlangen naar de zondag, naar de samenkomst van de gemeente, naar het avondmaal om versterkt te worden in uw hoop op God. De Heere Jezus heeft Zelf die versterking verworven, toen Hij tenslotte alles missen moest!

Toch is dat grote begeren van Christus niet alleen op Hemzelf 'gericht. Ik heb grotelijks begeerd met u dit pascha te vieren, eer Ik lijd. Hij wil nog een keer de geborgenheid en de gemeenschap beleven in de kleine kring van Zijn discipelen. Straks zal Hij eenzaam zijn, dodelijk eenzaam. Ze zullen Hem allen verlaten. God zal Hem verlaten. Nog een keer wil Hij met hen samenzijn. Als een vader, die sterven gaat en nog een keer zijn vrouw en kinderen om zich heen wil hebben. Of beter nog als een gelovige, die nog een keer samen wil zijn met andere gelovigen, die hij altijd heeft gekend en bemind. Hier trekt de band van het bloed immers niet. Hier gaat het om geestelijke banden.

Als Christus zo verlang heeft naar die gemeenschap voor het eind van Zijn leven, mogen wij die gemeenschap zeker niet verachten.

Wij kunnen niet op ons eentje geloven.

We hebben elkaar nodig en de HEERE heeft ons ook aan elkaar gegeven om met elkaar Zijn gemeente te zijn op deze aarde. Wat liggen er in de afzondering bovendien een gevaren. Vooral dat van de hoogmoed. Wie zich apart houdt, denkt al gauw dat hij anders, beter is. Laten allen die de Heere Jezus liefhebben, ook elkaar hartelijk liefhebben en zoeken. Christus zoekt bij dit pascha de gemeenschap met Zijn discipelen. Ook al omdat dat hem duidelijk zicht geeft op de zin van Zijn lijden. Voor hen immers gaat Hij Zijn leven geven. Om hen van de schuld der zonde vrij te maken. Om hen te verlossen uit de macht van de zonde, de dood en de hel. Zij zijn het die de Vader Hem gegeven heeft. Hij heeft Zich voor hen Borg gesteld. Hij zal voor hen het Paaslam zijn. Zij zullen een schuilplaats vinden achter Zijn bloed. Een schuilplaats niet slechts voor het verderf Van Egypte, maar voor het eeuwig verderf.

Met het volk, dat Hij draagt op Zijn hart wil Hij nog een keer bijeenzijn.. Met het volk dat Hij hartelijk lief heeft. Wat zijn ze die liefde toch weinig waard. Ze kibbelen er nu nog over, wie de meeste zal zijn. Maar Christus' liefde is ook vrij. Ze heeft geen waardigheden nodig om lief te hebben. Hij begeert met hen dit pascha te vieren, met zulke discipelen, met zo'n volk. Misschien denkt er wel iemand: Met mij zou Hij het niet willen. Als ik zijn discipel was, zou Hij naar mij niet erg verlangen. Zeg dat niet te vlug. U weet toch ook wel wie die discipelen waren. En belangrijker nog: Jezus wist dat wel. Hij had hen ondanks alles lief. En Hij wil ook u lief hebben. Zijn bloed reinigt van alle zonden.

Vanuit die liefde kunnen we ook nog een andere kant aan Jezus' begeren aanwijzen. Hij begeert het met hen en voor hen. Eer Hij gaat lijden en sterven wil Hij ze een onuitwisbare herinnering mee geven. En dat niet alleen. Hij wil ze de instelling geven van het Heilig Avondmaal, waarin na Zijn lijden en sterven dit pascha zal zijn vervuld.. Hij wil ze een verzekering en verzegeling geven, dat Hij het Lam is dat hen kocht met Zijn bloed. Hij besefte veel te goed hoe kleingelovig ze waren. Hij begreep dat ze maar al te gemakkelijk Hem vergeten zouden. Daarom wilde Hij nu niets liever dan met hen samen zijn en hun de plannen van Zijn liefde mee geven 't leven in, de eeuwen van de kerkgeschiedenis in. Zo is Christus ten voeten uit. Altijd maar bezorgd voor ons en onze zaligheid. Altijd maar bezig om Zijn gemeente te leiden en te regeren, zodat geen ding hen zal ontbreken. Zo is Hij en zo wil Hij ook zijn voor u! Gaf u zich over aan Zijn liefde? Ach, waarom houwen wij toch altijd gebroken bakken uit, bakken die geen water houden. Waarom zoeken wij het toch liever daar, waar het niet te vinden is! Waarom zijn we toch zo dwaas ons op de been te willen houden met wat gerechtigheden of wat gevoelens van onszelf. Wij moeten alle dingen maar schade en drek leren achten om de uitnemendheid van de kennis van Christus, En die kennis is uitnemend'!

de vervulling

Tenslotte lezen we nog van de vervulling van dit pascha. Christus zegt namelijk tegen Zijn discipelen dat Hij niet meer van dit pascha zal eten totdat het vervuld zal zijn in het koninkrijk der hemelen.

Wat moeten wij daar nu bij denken? Moeten we denken aan het Heilig Avondmaal zoals wij dit mogen vieren? Daar pleiten verschillende dingen voor. Het koninkrijk van God is immers gekomen. In de komst en het werk van Christus is Gods genadig Koninkrijk aangebroken. De Heere Jezus heeft Zelf betuigd: Het koninkrijk van God is binnen in u. Wie in Hem gelooft deelt in een nieuwe werkelijkheid. We mogen een heerlijk licht zien stralen over het bestaan. Het avondmaal is teken en zegel van die nieuwe werkelijkheid. We eten en drinken in gemeenschap met Christus. In dit Heilig Avondmaal is het pascha heerlijk vervuld. Dit is pas helemaal Gods voorbijgang. Hij gaat aan de zonde en de schuld voorbij. Want ook ons Paaslam is geslacht. Zo laat ons dan feest houden in ongezuurde broden, niet in het oude zuurdesem der zonde.

En toch het staat alles nog zo onder het teken van het „nog niet". Nu zien wij nog door een spiegel in een duistere rede. Nu stoten wij telkens nog op de harde werkelijkheid van zonde en dood. Nu zijn er de machten nog, die ons bedreigen. Nu is er de vervreemding. We voelen ons zo vaak vreemd en verlaten als een verdwaald kind. Ons hart tast naar God. We haken naar gemeenschap maar vinden niet.

Helemaal vervuld wordt het pascha pas op de jongste dag. Dan zullen ze komen van het oosten en het westen, van het noorden en het zuiden. Ze zullen aanzitten met Abraham, Izak en Jakob. Ze zullen aanzitten met Christus.

Wat een pascha. De nacht en de raadsels van de wereldgeschiedenis voorgoed voorbij-Echt en eeuwig bevrijd van alle macht en heerschappij. Echt en eeuwig vrij van de zonde om God te dienen dag en nacht in Zijn tempel. Naar dat pascha leven we heen. Tenminste wie in Christus is. Anders ziet de toekomst er maar donker en somber uit. Dan zal er geen gemeenschap zijn maar eenzaamheid, geen leven maar verderf. Wie in Hem gelooft zal aanzitten aan de bruiloft des Lams. En vraag nu niet hoe dat allemaal wezen zal. We weten het niet. Maar wat we wel weten mogen: Het zal goed zijn, eeuwig goed. Bij Hem is het altijd goed. Hij zal er zijn. Hij zal met ons avondmaal houden. Hij zal met ons gemeenschap hebben. Hij zal helemaal onze vreugde zijn, onze lof en aanbidding en dankzegging zijn tot in eeuwigheid.

Ik loof eerlang U in een grote schaar, En wat ik U beloofd' in 't heetst gevaar, Betaal ik, op het heilig dankaltaar, Bij die U vrezen.

't Zachtmoedig volk zal rijk verzadigd wezen, Ten dis geleid.

Wie God zoekt zal Hem prijzen. Zo leev' Uw hart, door 's hemels gunstbewijzen, In eeuwigheid.

E.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

HET LAATSTE AVONDMAAL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's