Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kinderdoop in discussie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kinderdoop in discussie

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Het opzicht

De kerkeraad, aan wie het opzicht over de handel en wandel van de gemeenteleden is toevertrouwd, zit altijd weer in een moeilijk dilemma. De kerkorde stelt immers duidelijk dat de kerkeraad erop toeziet „dat de Doop in het midden der gemeente heilig wordt gehouden". Dat wil zeggen: we hebben niet de ruimte om, zoals weieens wordt gezegd, „alles te dopen wat in het doophuis wordt gebracht". Maar anderzijds zegt diezelfde kerkorde dat de kerkeraad opzicht houdt dat de Doop „door de ouders en verzorgers voor hun kinderen wordt begeerd".

Dat laatste houdt in dat we ons niet zómaar mogen neerleggen bij het feit dat ouders nalatig blijven in het aanvragen van de Doop. We zullen hen niet één keer, maar telkens weer moeten wijzen op het voorrecht te mogen leven binnen de omheining van het Genadeverbond. Op de eis van de Verbondsgod, Die recht heeft op het leven van ons en van onze kinderen. En op de betekenis van de Heilige Doop waardoor de beloften van God aan het voorhoofd van de kinderen worden betekend en verzegeld.

Hoe handelt nu een kerkeraad met totaal onverschillige ouders? We zullen bij hen, als we tenminste nog binnen mogen komen, niet van meet af aan kunnen aandringen op de Doop van hun kinderen. Als we dat doen werken we er aan mee dat mensen de Doop gaan begeren uit bijgelovigheid. We zullen hen op een pastorale wijze moeten confronteren met het Woord van God en vandaar uit spreken op de rechten die Hij heeft op ons leven. Misschien kan dan later voorzichtig gesproken worden over de Doop. Hoe moeizaam dit soort gesprekken verloopt zal iedere ambtsdrager bij ondervinding weten. Anders staat het met die ouders die de Doop niet begeren omdat ze hun kinderen „vrij willen laten en zelf willen laten kiezen". Tegenover hen kan het argument worden gebruikt, en wórdt ook vaak het argument gebruikt, dat ze in alle andere dingen hun kinderen niet vrij laten. Iedereen leert z'n kinderen netheid, beleefdheid, omgangsvormen. Iedere vader of moeder zoekt het beste voor zijn of haar kind wat betreft school en opleiding, ook met het oog op een plaats in de maatschappij. Dan kunnen we niet, als het gaat over de allerbelangrijkste dingen, onze kinderen vrij laten. Terwijl ze juist daarin niet vrijgelaten kunnen worden omdat ze dan van zichzelf altijd het verkeerde zullen kiezen.

Daar komt echter nog iets bij. De Doop is niet een zaak die het kind alléén aangaat. De Doop is een zaak van het gezin en van de gehele gemeente. De kinderen behoren immers, zoals het Formulier zegt, „als erfgenamen van het Rijk van God en van Zijn Verbond" gedoopt te worden. Dus wie de doop nalaat snijdt de band met de gemeente van de levende God door en met de gemeenschap der heiligen.

Over deze twee groepen zou uiteraard nog veel meer op te merken zijn, maar we haasten ons naar de derde categorie: de mensen die moeite hebben met, bezwaren tegen de kinderdoop.

Een greep uit de geschiedenis

Nieuw zijn de bezwaren tegen de kinderdoop zeker niet! Reeds in de Oude Kerk kwam de vraag aan de orde of de kleine kinderen wel gedoopt moesten worden. De tegenstanders van de kinderdoop zeggen zelfs, overigens len onrechte, dat de Oude Kerk de kinderdoop helemaal niet heeft gekend, maar dat deze een later insluipsel zou zijn. Een en ander is voldoende weerlegd in de dissertatie van dr. G. de Ru: „De kinderdoop en het Nieuwe Testament" (1968).

Er was in de Oude Kerk wel de neiging de Doop zo lang mogelijk uit te stellen, zelfs tot het einde van het leven. Dat kwam echter niet voort uit onderschatting of verwerping van de kinderdoop, maar uit overschatting van de betekenis van de Doop. Men dacht dat de Doop alle voorafgaande zonden afwaste, daarom kon men beter zo lang mogelijk wachten met zich te laten dopen.

In de Kerk van de Middeleeuwen was de kinderdoop een algemene regel. Al moeten we er onmiddellijk bij vermelden dat deze Doop veelal begeerd en ook bediend werd „uit bijgelovigheid". Tegen die achtergrond is dan ook het optreden te verklaren van wat wij nü zouden noemen „Pinksterachtige groepen". Ik denk aan de Montanisten, Donatisten en Albigenzen. Zij verwierpen niet zo direkt de kinderdoop, maar tekenden wel protest aan tegen de vervlakking en de vcruitwendiging van de Doop.

De echte tegenstanders van de kinderdoop ontmoeten we pas in de tijd van de Reformatie. Het zijn de Dopers of Wederdopers of Anabaptisten. Deze naam droegen zij omdat zij zich lieten overdopen, herdopen. Immers, de Doop die aan hen was bediend toen ze nog kinderen waren achtten zij waardeloos. Dat was en is nog steeds één van de grondtrekken van heel de Doperse beweging, onder wélke naam zij zich ook aandient, dat men ervan overtuigd is dat

met de Doop moet worden gewacht totdat de dopeling in staat is belijdenis van het geloof af te leggen.

Het is niet mogelijk, en ook niet nodig, hier alle groepen de revue te laten passeren die de kinderdoop verwerpen. Dat zijn uiteraard de Baptisten in Engeland en Amerika, maar ook alle vrije groepen zoals de Pinksterbeweging, Stromen van kracht, Volle Evangeliegemeente en wat voor namen ze verder ook dragen. Onderling hebben ze soms grote verschillen en geschillen, maar ze vinden elkaar altijd weeer in hun gemeenschappelijk verzet tegen de kinderdoop.

Karl Barth

Een storm in Nederland, en eigenlijk in heel Europa, veroorzaakte het feit dat Karl Barth, die zo'n grote invloed heeft gehad op kerk en theologie, ook in ons eigen land, in 1943 ertoe kwam de kinderdoop, of, zoals hij zelf graag formuleerde, de zuigelingendoop, te verwerpen. Hoofdbezwaar van Barth was dat een kind, een zuigeling, nog geen geloof heeft. En de Doop is immers een sacrament, gegeven tot versterking van het geloof? Hetzelfde motief dat de sekten en de vrije groepen altijd weer aanvoeren gebruikte Barth dus ook: eerst geloof en dan pas Doop.

Barth heeft hiermee theologisch de eenheid tussen het Oude en het Nieuwe Testament verbroken. De Heere heeft met Israël Zijn Verbond opgericht en uitdrukkelijk bevolen dat alle kinderen moesten worden besneden. De ziel die niet besneden zou worden zou zelfs uitgeroeid worden uit haar volk! En ons doopsformulier zegt terecht dat de Doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen, en dat daarom de kinderen als erfgenamen van het Rijk van God en van Zijn Verbond behoren gedoopt te worden.

Volgens Barth echter was het onder Israël de band van het bloed waarin het Verbond was gefundeerd, terwijl het Verbond in de gemeente van Christus gestalte krijgt door de band van het geloof. Het accent is dus ook bij Barth verlegd van het verbondsmatige naar het individuele.

Geen kinderdoop — wel herdoop

Is het alleen onder invloed van de „vrije groepen" dat de kinderdoop zo wordt aangevochten? Of spreekt ook Barth's afwijzing van de kinderdoop een woordje mee? Op die vragen zullen we geen afdoend antwoord kunnen geven.

Vast staat in ieder geval dat de hele discussie aan onze kringen niet voorbijgaat. Werd voorheen de kinderdoop vrij algemeen begeerd en bediend — misschien weieens te gemakkelijk en te vanzelfsprekend? — vandaag de dag treft men vrijwel overal gemeenteleden aan die zeggen er moeite mee te hebben.

Nu is de verwerping van de kinderdoop maar één kant van de zaak. De andere kant, die wellicht nog belangrijker is, is dat men de herdoop, voorstaat, in vele gevallen die herdoop reeds heeft ondergaan.

Vrijwel iedere predikant ontmoet vroeg of laat in zijn gemeente mensen die eerst komen klagen over de geestelijke dorheid en doodsheid in de gemeente. Over het gebrek aan liefde, aan eenheid, aan gemeenschap. Vervolgens laten ze weten ergens een kring of groep te hebben gevonden waar het allemaal veel „warmer" en geestelijker toegaat. En tenslotte verwondert het ens al niet meer wanneer ze ons meedelen dat ze zich in die kring willen laten overdopen, of hebben laten overdopen. De verwerping van de kinderdoop is dan alleen maar de consequentie.

In de gemeente kunnen hierdoor grote problemen ontstaan. Meelevende mensen — want niet zelden blijven ze toch min of meer regelmatig kerken — weigeren kinderen die daarna nog geboren worden te laten dopen.

Maar wél willen ze blijven deelnemen aan het Heilig Avondmaal. En het komt zelfs voor dat een ambtsdrager, een ouderling of een diaken, zélf is overgedoopt terwijl hij er toch geen bezwaar in ziet zijn ambt te blijven te vervullen. Hoe komt dit allemaal over in de gemeente? En heeft een kerkeraad hier het recht, de plicht misschien wel, handelend op te treden?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De kinderdoop in discussie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's