Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NIET TE VERGETEN: PASEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NIET TE VERGETEN: PASEN

11 minuten leestijd

Houd in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt. Welke is uit het zaad van David, naar mijn Evangelie.

2 Tim. 2 : 8

Pasen

Paulus schrijft aan zijn geestelijke zoon Timotheüs. Niet zonder reden. Timotheüs heeft het immers niet gemakkelijk daar in dat Efeze. En dat laat zich goed verstaan. In die dagen was Efeze een vermaarde stad, een wereldstad. Van alles ging er om. De culturen en godsdiensten ontmoetten elkaar hier. Ze vermengden zich er. Efeze stond toenmaals bekend om z'n mysterie-godsdiensten maar vooral toch wel om de tempel van Diana, de godin der Efeziërs, waarvan we ook lezen in Hand. 19.

In een stad als Efeze tierde natuurlijk ook het onkruid van ontucht en allerlei andere zonden welig. In zo'n omgeving moest Timotheüs de gemeente van Christus dienen. Aan allerlei kwade invloeden stond die gemeente bloot. Van alles kwam op haar af en probeerde haar weg te trekken van het vaste fundament Gods. Daarom schrijft Paulus vermanend en bemoedigend. Met allerlei konkrete en praktische raadgevingen komt hij aandragen. Timotheüs moet niet vreesachtig zijn. Hij moet zich niet schamen voor het evangelie. Het beste is maar, om vertrouwde mensen aan te stellen, als voorgangers der gemeente opdat ze samen met Timotheüs de gemeente zouden onderwijzen in de weg, die naar de godzaligheid is.

In onze tekst vat de apostel het eigenlijk allemaal samen. Het wezenlijkste, het voornaamste van alles is, dat Timotheüs in gedachtenis houdt dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt. Letterlijk staat er: Hij moet zich Jezus Christus herinneren als de uit de doden Opgestane.

Temidden van alle strijd en aanvechting, temidden van alle moeilijkheden wordt Timotheüs opgeroepen om op Jezus Christus te zien. Dat is niet vanzelfsprekend. Petrus wandelde op het meer, maar ineens keek hij naar de golven. Hij kon zijn ogen van die donkere zwarte diepte niet meer afhouden. Nog even, dan zou hij erin wegzinken. En we kunnen ons voorstellen dat Timotheüs het ook moeilijk gehad heeft. Wij zelf kijken naar de afbrokkeling van de gemeente. We raken diep onder de indruk van de altijd maar neerbuigende lijnen van grafieken die de kerkelijke meelevendheid moeten weergeven. En al bleven die lijnen nog aardig recht of liepen ze zelfs omhoog. Wat wordt de gemeente van binnen uitgehold! Met van alles wordt ze gekonfronteerd. En dat is het ergste nog niet, maar het legt ook beslag op de harten.

En wat kunnen er ook een zorgen en moeiten zijn, op onze dagelijkse levensweg. En we kunnen het niet van ons afkrijgen. We zouden het nog wel naast ons neer willen leggen, maar het lukt niet. Telkens nemen we ons pakje weer op en proberen hetzelf verder te dragen. We kijken naar onze kinderen, we kijken naar onszelf. We zijn onszelf tegengevallen. We hadden zoveel anders, zoveel beters van onszelf verwacht. We hadden toch oprecht belijdenis gedaan. Wij zouden toch Christus dienen. Hoe konden we dan toch ooit tot zulke dingen komen? We kunnen er maar niet over uit.

Paulus zegt tegen Timotheüs: Denk aan Jezus Christus. En dan gaat het hier niet zomaar in het algemeen over Jezus Christus, maar over Jezus Christus als de uit de doden Opgestane. Paulus zegt tegen Timotheüs: Vergeet Pasen niet. Vergeet niet dat Jezus Christus uit de dood verrees.

Jezus Christus gedenken, dat is geen dodenherdenking houden. Dat doen wc op 4 mei als volk. We doen dat ook ieder voor ons zelf. We hebben allemaal onze geliefde doden. Op bepaalde tijden denken we weer sterker aan ze. Op de verjaardag van de overledene zeggen we: Hij was nu zoveel jaar geweest. Of bij een andere gelegenheid: Wat zou het fijn geweest zijn als moeder dit nog had mee kunnen maken. Even maakt zich weer dat trieste gevoel van ons meester. Even schrijnt weer het oude verdriet. Zo gedenken wij Christus niet. Wij leggen geen bloemen bij Zijn graf. Hij is daar immers niet. Hij is opgestaan. Hij leeft. Dat moet Timotheüs goed voor ogen houden.

Paulus herinnert hierbij niet zo zeer allereerst aan het feit van de opstanding, maar aan de situatie van de opstanding. Hij is uitgebroken uit het rijk van de dood. De machten van de dood meenden Hem gevangen te hebben en Hem nog gevangen te kunnen houden ook. Dat was wel een misrekening. Hij ontkwam aan de wurggreep van de dood. Hij ontsnapte haar. En dat niet alleen. Hij overwon de dood. Nu is Hij in het leven. Hij is de Levende. Hij mag zeggen zoals Hij tegen Johannes op Patmos zei: Ik ben dood geweest en zie: Ik leef tot in alle eeuwigheid.

Timotheüs moet goed voor ogen houden, dat Jezus Christus is opgestaan. Timotheüs weet toch wel, Wie dat is. Toch niet zomaar iemand. Niet de een of andere koning van vroeger. Dat zou niet zoveel te betekenen hebben. Het leven zou er niet door veranderd worden. Het bestaan niet vernieuwd.

Neen, Jezus Christus. Haast ten overvloede schrijft ue apostel er nog bij: Welke is uit het zaad van David. Dat herinnert aan Zijn koninklijke afkomst. De engel had tegen Maria al gezegd, dat Hij Koning zou zijn en dat Hij zitten zou op de troon van Zijn Vader. David tot in eeuwigheid. Dat herinnert ons er nog eens met nadruk aan, dat Hij de Messias is de Gezalfde Gods.

De eeuwige God had Hem gezalfd en gezonden om Zijn wil te doen. De vijand moest immers overwonnen worden, de machten moesten worden onttroond. Dat heeft Hij gedaan. Wonderlijk en heerlijk. Hij heeft die machten hun recht ontnomen. Hij is der zonde gestorven. Hij is zelf ingegaan in de donkere wateren van de dood. Zo overwon Hij de dood, de zonde en het graf.

Hij is opgestaan. Dat moet Timotheüs goed bedenken. Hij is immers niet voor zichzelf opgestaan. Zijn dood was voor anderen, Zijn opstanding niet minder. Hij is de Eersteling geworden onder vele broeders. Een ieder, die in Hem gelooft vindt in Zijn opstanding de garantie en de kracht voor een nieuw godzalig leven, een leven getekend door liefde, een eeuwig leven. De sombere wade van de dood, die over alles lag is stukgetrokken. Een nieuw licht is ons bestaan binnengevallen.

Jezus de Messias uit het zaad van David is uit de doden opgestaan. Hij verwierf voor zondaren het leven. Hij brengt ze bij dat Leven en Hij bewaart ze bij dat Leven. Het lot van Zijn Kerk ligt in Zijn handen vast. Hij is een eeuwige Koning.

Gedachtenis

Dat moet Timotheüs in gedachtenis houden. Maar wat moet hij dan precies doen. Waar gaat het om? Als we op het verband letten, merken we dat er ook nogal wat dwaalleer is, die de gemeente bedreigt. Er zijn er die zich verliezen in een woordenstrijd over allerlei onbenullige zaken. Dingen die alleen maar tot gevolg hebben dat degenen die luisteren zich schouderophalend van het geloof afkeren.

Paulus zegt: Laat het toch om het wezenlijke gaan.

Er zijn er ook als Hymeneus en Filetus, die de hele opstanding van Christus alleen maar geestelijk zien. Voor het lichaam was er geen verwachting volgens hen. Ook daar tegenover moet in gedachtenis worden gehouden dat Jezus Christus uit de doden is opgestaan. En dat we naar Zijn belofte een nieuwe hemel en een nieuwe aarde mogen verwachten.

De gemeente van Christus moet vasthouden aan de gezonde leer, die naar de godzaligheid is.

Toch is in gedachtenis houden meer. Laat toch niemand denken, dat het wel goed zit. Als de rechte leer maar geleerd wordt. Een geraamte is toch bepaald nog geen lichaam. Sommigen zijn inderdaad niet veel meer dan een skelet. Koud en hol verkondigen zij hun gedachten en meningen. Er zit geen leven in. Het is dor en doods.

In de nacht, dat God Zijn volk Israël uitleidde uit Egypte werd door de HEERE het Pascha ingesteld. Tot een gedachtenis zoals we lezen in Ex. 12. Het volk moest elk jaar weer opnieuw zich in herinnering brengen, hoe de HEERE Zijn volk heerlijk en wonderlijk had verlost. En dat was dan niet alleen maar een zaak van er aan denken, met hun hoofd. Neen, als het goed was, beleefden ze het opnieuw. Ze ervoeren weer iets van de verschrikkelijkheid van de slavernij en van de heerlijkheid van Gods verlossing. Ze voelden zich als het ware opnieuw bevrijd. Ze vierden opnieuw de grootheid van Gods bevrijdende genade. Opnieuw erkenden zij en beleden zij de HEERE als een groot en heerlijk God.

Dat is gedenken, in gedachtenis houden. Ons hele bestaan wordt er in betrokken. In het Paasgebeuren. Opnieuw staan wij in de hof van Jozef van Arimathea. Wij wenen met de vrouwen om de dood. Om haar ellendigheid en onherroepelijkheid. Om onze eigen dood. Maar we mogen het graf open zien. We mogen net als de engel op de steen gaan zitten. Die steen kon immers het leven niet in de dood houden. Christus is opgestaan. Dat mogen we in verwondering vieren. Gods grote verlossende daad Die van betekenis is niet alleen voor het persoonlijke leven, niet maar voor een volk, maar zelfs voor heel het bestaan.

In gedachtenis houden, dat is belijden en erkennen. In gedachtenis houden is geloven. Het is je eraan overgeven. Het is erin meegenomen worden. Het is er uit leven.

Wie in gedachtenis houdt dat Jezus Christus de Opgestane is, kan niet langer zich neerleggen bij de feiten van zonde en dood. Wil niet meer berusten in alles wat herinnert aan dat door de dood getekende bestaan. Die kan aan de wanhoop het niet meer gewonnen geven. Voor hem en haar is het laatste niet meer angst en verdriet. In gedachtenis houden dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt dat is telkens weer een nieuwe bron van hoop. Dat is een geheime en stille kracht waardoor ik telkens weer moed krijg. Een verborgen fontein van vreugde. Een Christenmens is een vrolijk mens. Hij leeft uit een wonderschoon geheim. Dat geheim draagt hem door donkere nachten en diepe dalen heen. Hij gaat zijn gang met lichte voet en vaste stap alle aanvechting en worsteling ten spijt.

En wat zullen we nu zeggen? Laten we maar eerlijk zijn. Uit onszelf denken we er helemaal niet aan. Misschien met ons hoofd nog wel, maar ons hart en ons leven hebben we aan deze wereld verpand. We houden rekening met wat in deze wereld geldt. De economische omstandigheden. Onze verdiensten. De politiek. Verder komen wij niet.

En ook vergeten we zo gauw. Er waren tijden dat we heerlijk uit het opstandingsevangelie mochten leven. Maar de zorgen en de zonde brachten ons er weer onder. Ze kregen weer het laatste woord in ons leven. Of ook de menigvuldigheden des levens kregen de overhand. We gingen weer helemaal in het leven op. We gingen wel naar de kerk, maar we leefden er niet meer uit.

Tot ons allemaal komt de HEERE met Paulus' vermaan. Houdt in gedachtenis. Vergeet Pasen niet. Wat een genade. Hij laat ons niet gaan. Hij herinnert ons aan andere dingen aan hogere dingen aan eeuwige dingen. En Hij geeft daar zelf de middelen toe. Wij mogen ieder jaar weer het Paasfeest vieren. We mogen elke zondag Zijn Woord horen. Dat herinnert ons eraan. Paulus wijst daar ook op: Naar mijn evangelie Timotheüs, dat heb ik je toch verkondigd. Daar ging het toch telkens maar weer om in het woord.

God Iaat ons het evangelie verkondigen. En Hij is het Zelf die door Zijn Geest plaats maakt voor deze heerlijke alles overwinnende werkelijkheid. Hij neemt al onze gedachten gevangen tot de gehoorzaamheid van Christus. Hij brengt ons erbij: Jezus Christus is uit de doden opgewekt. Dat doet Hij juist door Zijn vermaningen heen. Daarom spoort Paulus Timotheüs aan en ons aan. Houdt in gedachtenis opdat wij met schaamte belijden zouden: We zijn het vergeten HEERE. We hadden zoveel gedachten en zoveel berekeningen en waar bracht het ons: Heel ver bij u vandaan. Het trok ons diep naar beneden. We hadden geen hoop en geen uitzicht meer. Opdat wij het met blijdschap zouden weten: Indien Christus niet was opgewekt, dan was ons geloof tevergeefs dan waren wij nog in onze zonden. Maar nu Christus is opgewekt! Het is Pasen en dat blijft het ook, eeuwig.

'k Zal gedenken, hoe voor dezen, Ons de HEER' heeft gunst bewezen; 'k Zal de wond'ren gadeslaan, Die Gij hebt vanouds gedaan; 'k Zal nauwkeurig op Uw werken, En derzelver uitkomst merken; En in plaats van bitt're klacht, Daarvan spreken dag en nacht.

E.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

NIET TE VERGETEN: PASEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's