Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ADELDOM VERPLICHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ADELDOM VERPLICHT

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht. Gij die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt, die eertijds niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt geworden".

1 Petrus 2 : 9 en 10

een verkregen volk

Letterlijk staat er eigenlijk: een volk dat tot Gods eigendom is gemaakt. Dat ziet op het recht dat God op Zijn volk heeft. Ze zijn Zijn eigendom. Een volk dat Hij gekocht heeft en Zich zo ten eigendom gemaakt heeft. Door de prijs van Christus' dierbaar bloed verkreeg Hij dit volk. Een verkregen volk! Welk een eeuwige liefde ligt daaraan ten grondslag. Eertijds geen volk, nu Gods volk. Maar langs welke weg? Verkregen, her-kregen. Een volk dat daarom nu voor eeuwig Zijn eigendom is. Dat lezen we in de Schrift verschillende keren van Israël.

Gods eigendomsmerk is op hen. Dat is het zegel van Zijn Geest. Die Geest maakte en maakt steeds de prijs van Christus' bloed te gelde in hun leven. En nu zijn ze van Hem. Een verkregen volk, een eigendomsvolk. Gods bezit op aarde, Zijn privébezit. Wie hen daarom aanraakt, raakt als het ware Gods oogappel aan. Wie aan hen komt, komt aan God zelf. Wie op hen trapt, trapt op God Zelf. Een verkregen, een herkregen volk.

Dat wil verder zeggen: ze zijn dan ook geen eigen baas meer. Ze liggen voor rekening van hun Eigenaar. Ze hebben te leven naar de wil van hun Bezitter. Hij is onze Heere, zegt de Catechismus, omdat Hij ons gekocht heeft en ons alzo tot een eigendom gemaakt. Een eigendomsvolk. O, wat ziet God toch in hen, in zo'n eigendom. Een volk van zondaren. Onverbeterlijk en hardleers. Van hen zegt de Heere nochtans: ze zijn Mijn eigendom. Privébezit.

Privé. Het woord zegt het duidelijk: dat kan maar van één persoon zijn. Adeldom,

zonder meer. Maar deze adeldom verplicht. Die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden opdat Hij Zich een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken.

Waar komt dat onder andere in tot uiting? „Opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht".

verkondigers

Dit volk staat in Christus' dienst, dat kan onmogelijk anders. Ze zijn door God op de hoogte van het heil gebracht, opdat... Daarin ligt het doel van de verlossing verklaard. Opdat gij zoudt verkondigen de deugden. Bij 'deugden' denken wij meestal direct aan bepaalde eigenschappen van God. Ik bedoel daarmee b.v.: Gods wijsheid, Gods rechtvaardigheid, Gods heiligheid enz. Toch moeten we ervoor oppassen om de deugden van God al te statisch op te vatten. Er worden hier veel meer bedoeld Gods grote en Gods glorierijke daden. Dat wat b.v. de wedergeborenen ondervonden toen God in hun leven kwam. Gods deugden kun je als het ware samenvatten en samen laten vallen met wat God in .Christus heeft gedaan. En die deugden, die glorierijke daden van God hebben ze te verkondigen, staat er. Verkondigen betekent zoveel als lofprijzen, bezingen. Bedoeld is in de eredienst. De echte eredienst is Gods eer, Gods deugden verkondigen, Gods glorie bezingen, Gods grootheid aanbidden. God dienen is de echte eredienst, immers God wordt verheerlijkt. Dit volk heb Ik Mij geformeerd, zegt God zelf, ze zullen Mijn lof verkondigen. Kenmerkend voor het uitverkoren geslacht, voor het koninklijk priesterdom, voor het heilig en het verkregen volk is dat het God groot maakt, dat het Christus aanbidt. Ze lopen geen eigen deugden te verheerlijken. Ze lopen geen eigen waar te slijten op de markt van het leven. Ze prijzen God en ze prijzen Hem aan. Ze lopen steeds naar boven te wijzen. Ze zeggen geen 'ik' meer, maar 'Hij'.

Verkondigen de deugden, de glorierijke daden Gods, de magnalia Dei worden uitgeroepen in een wereld die ten dode wankelt. Dat gebeurt in de zondagse eredienst. Maar ook in het leven van elke dag. Daar zet zich deze eredienst voort. In de samenleving, in de ontwrichte maatschappij, in de dienst der barmhartigheid, in het intermenselijk verkeer, op school en in de fabriek. Opdat gij zoudt verkondigen de deugden, de grote daden van Hem die u geroepen heeft. Zie daar de roeping, de adeldom die verplicht.

Onze verlossing brengt ons onder deze heilige verplichting. Dat kan onmogelijk een 'corvéé' zijn. Geen gedwongen zaak, maar een grote lust. De liefde van het wedergeboren hart Hem groot maken. Wie zou die hoogste Majesteit dan niet met eerbied prijzen. Het moet toch niet moeilijk zijn om groot van je Weldoener te spreken. Hij die uit zo grote nood en dood verlost heeft. Over nood gesproken. Welke nood was dat dan?

duisternis-licht

„Die u geroepen heeft uit de duisternis". Duisternis, dat was de nood. Duisternis, dat is de toestand waarin we ons bevinden van nature. Wat is dat: duisternis? Gescheiden zijn van de God die het licht is. Vervreemd van God, onder de macht van de duisternis. Buiten God is het alleen maar duisternis. We zingen: Uw licht doet klaarder dan de zon ons het heugelijk licht aanschouwen. Wel, ver van God, daar is de duisternis van zonde en ellende, ondergang en verderf. Dat is de toestand van de onbekeerde zondaar: duisternis. Dat is tevens zijn toekomstig lot: de buitenste duisternis. Gij waart eertijds duisternis. En wat doen we? We steken het licht aan zodra het donker wordt. Dat doen we ook geestelijk. We maken het zelf een beetje licht in ons leven. Uitwendige vormen en plichten. Het oude vasthouden alleen maar omdat het oud is. Het nieuwe aangrijpen alleen maar omdat het nieuw is. Goede voornemens en plannen tot levensverbetering. Maar het is allemaal schijnlicht, kunstlicht, niet HET licht. Het wordt nooit helemaal echt licht in je leven. Het is als met de lampen van de dwaze maagden. Als het er op aankomt, heb je geen licht, geen leVen, geen vrede, geen blijdschap. Wat staat er nu in de tekst? Wedergeborenen zijn mensen die geroepen zijn uit die duisternis tot Gods wonderbaar licht. Elders zegt de Bijbel het zo: getrokken uit de macht der duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn eeuwige liefde.

Hoe gaat dat dan en hoe ging dat in zijn werk? In de duisternis van hun heidendom weerklonk de roep van God. En die roep bereikte hun hart. Dat roepen ontdekte aan de duisternis. Dat roepen doet de duisternis onderkennen. Hoe roept God? Hij roept door Zijn Woord. Vanaf de kansel staat God te roepen. Hij ziet u in uw duisternis en daarom roept Hij u. Maar u hebt de duisternis liever dan het licht. Daarom houden wij dat roepen ons van het lijf. Net als sommige mensen de gewoonte hebben. Ze schemeren graag in de avonduren. Geen licht aan doen, donker houden.

Stel dat dan iemand stil is binnen gekomen en ineens het licht aan doet. Dat doet God soms. Ineens doet Hij het licht aan in je leven. Dan gaan we die roep van God horen. Dan dringt die roep door tot in het diepst van mijn ziel. Dan brengt dat roepen alles in beroering. Ik krijg last van de duisternis. Ik ga roepen om licht. Dat hebben de lezers van Petrus' brief ondervonden. God riep ze eer zij tot God riepen. Die u geroepen heeft uit de duisternis. Zij riepen in die duisternis niet tot God. Dat doen wij vandaag nog niet. Maar God roept ons in onze duisternis en roept ons weg uit die duisternis. Dat is de blijvende verwondering in het leven van de kinderen des lichts. Ik heb het niet licht gemaakt in mijn leven. Ik heb het heil niet aan mezelf te danken. God heeft me geroepen en mij getrokken. Uit de duisternis leidde Hij me tot Zijn wonderbaarlijk licht.

Wonderbaar, ja met recht. Licht van Boven. Verbazingwekkend ja, van de hemel gekomen. Van de Vader der lichten. O, wat is dat wonderbaar. Kent u dat? Dat doorbrekende licht in je leven. Dat wonderlijke, verrassende licht.

Duisternis, dat ben ik zelf. Licht, dat is God, dat is Christus. Verdiende duisternis, maar wonderbaar genaderijk licht.

Wel, als nu de hemelen al Gods eer vertellen en als het uitspansel Zijner handen werk verkondigt, zult u dan kunnen zwijgen? Loof daarom de Heere, mijn ziel en al wat binnen in mij is Zijn heilige naam. Loof de Heere en vergeet geen van Zijn weldaden.

Opdat gij zoudt verkondigen. Wat dan? Stof te over. Wie raakt uitgepraat als het over Hem gaat? Ja, als het over jezelf moest gaan, dan wel. Daar ben je gauw mee klaar, met jezelf. Zondaar, goddeloze, dat ben ik. Maar u wordt niet geroepen uw eigen deugden te verkondigen. Maar de deugden van Hem die u riep.

Koningskinderen moeten al jong gevormd worden tot hun hoge taak. Kroonprinsen en kroonprinsessen moeten opgevoed en opgeleid en voorbereid worden om straks de kroon te kunnen dragen. Zo zal dat koninklijke priesterdom hier veel in de leer-en oefenschool moeten verkeren. Daarom gaat het geloof menigmaal de smeltkroes in, om straks te ontvangen wat we hier al zingen: wij zullen d' eerkroon dragen. Maar dan klinkt het: door U, door U alleen om het eeuwig welbehagen. Dan zullen ze priesters van God en van Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen.

W.

J. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

ADELDOM VERPLICHT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's