Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WEEST UW BROEDERS HOEDER!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WEEST UW BROEDERS HOEDER!

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET ZESDE GEBOD

(2)

Bij een nader onderzoek naar de zin van het gebod 'gij zult niet doodslaan', is het van grote betekenis te zien welk hebreews werkwoord hier gebruikt wordt. Het is niet het meest voor de hand liggende woord om een vorm van doden aan te geven. In het O.T. wordt 165 maal het woord 'haarag' gebruikt en 201 keer de vorm 'hèmiet'. Dat zijn dan ook de gewone woorden voor 'doden'. Maar in het zesde gebod staat een vorm van het werkwoord 'ratsach', dat slechts 46 keer voorkomt. Het is beter niet in het algemeen met 'doden' te vertalen, maar in meer toegespitste zin met 'een moord plegen' of in elk geval een wederrechtelijke doodslag begaan. Het behoeft niet per se om opzettelijke moord te gaan. luist in verband met het instituut van de vrijsteden (Numeri 35, Deut. 19, Jozua 20) komt het woord 'ratsach' nogal eens voor. En zoals u weet waren die vrijsteden bedoeld als toevluchtsoorden, niet voor moordenaars met voorbedachte rade, maar voor doodslagers die per ongeluk of door onachtzaamheid of in een vlaag van verstandsverbijstering een medemens van het leven hadden beroofd. Op deze wijze konden ze dan aan de bloedwreker die namens de getroffen familie bloedige wraak wilde oefenen, ontkomen.

Met opzet leg ik de nadruk op deze samenhang met de vrijsteden. Hieruit blijkt immers dat het bij de rechte vertaling van het zesde gebod zaak is om twee gevaren te vermijden. Te vertalen met 'gij zult niet doden' zou een ongeoorloofde verbreding van het gebod betekenen. Maar ook een vertaling als 'gij zult niet moorden' is minder juist, want deze betekent een ongeoorloofde versmalling van het gebod. De gebruikelijke weergave 'gij zult niet doodslaan' treft derhalve op zeer gelukkige wijze de wezenlijke bedoeling van het gebod.

Enkele gevolgtrekkingen

Aan het zesde gebod is niet in direkte zin een pacifistisch standpunt te ontlenen. Oorlog wordt in de Schrift als een gegeven beschouwd dat niet zondermeer tegen het gebod Gods indruist. De mogelijkheid van een 'rechtvaardige oorlog' is niet op voorhand uitgesloten. Hetzelfde geldt van een levensberoving in juridische sfeer. Het is een onzuiver schriftgebruik wanneer het zesde gebod zoals het daar ligt, wordt gehanteerd om in alle gevallen de doodstraf af te wijzen. Pensham vat als volgt samen: „Daarmee is gegeven, dat men zich niet op dit gebod kan beroepen om de humanitaire eerbied voor het leven of om pacifisme te legitimeren. Het gebod heeft een duidelijk juridische begrenzing, doordat het wetteloze doodslag wil uitsluiten. Het is mogelijk, dat wij één van de beweegredenen tot instelling van dit verbod moeten zoeken in een poging het vergeldingsrecht (ius talionis), dat in het oude Oosten zo'n belangrijke rol speelde en speelt, aan banden te leggen c.q. te elimineren. Een georganiseerde gemeenschap kon niet toelaten, dat een eigenmachtig vergeldingsrecht hoogtij vierde. Positief gezien betekent dit gebod eerbied voor het menselijk leven binnen het kader van de staatkundige en internationale organisatie, voor zover juridische of militaire eisen niet in het geding komen".

We zouden het zo kunnen zeggen: het zesde gebod vraagt geen absolute eerbied voor het leven. De bekende theoloog, arts, zendeling en musicus Albert Schweitzer ging in zijn ethiek uit van de eerbied voor het leven. 'Leven' wordt dan haast een absolute waarde. Goed is alles wat leven bevordert en slecht is alles wat leven benadeelt. Dit is echter geen schriftuurlijk te verantwoorden positie. Hoeveel waarde in de Schrift ook aan het leven wordt toegekend, het wordt niet met een hoofdletter geschreven alsof het zélf een goddelijk principe zou zijn. Veeleer gaat het om eerbied voor de Gód

des levens. Kiezen we dan voor een relatieve eerbied voor het leven? Dat lijkt mij een nog gevaarlijker weg. De ontsporingen die dan gaan optreden, worden vandaag de dag maar al te duidelijk bij de vraagstukken van abortus provocatus en euthanasie. Bij abortus provocatus wordt het leven van het kind afgewogen tegen het welzijn van de moeder. De vrije keuze van de vrouw of de sociale problemen waarin de ongewenst zwangere verstrikt is, blijken evenveel gewicht in de schaal te leggen als het ongeboren menselijk leven. Bij euthanasie wordt het leven van de demente of ernstig gewonde, bewusteloze mens afgewogen tegen de kosten van de verpleging, de moeiten van de familie of 'de waardigheid van het menselijk bestaan'. Dergelijke relativeringen komen beslist in strijd zoal niet met de letter, dan toch met de géést van het zesde gebod. Tussen verabsolutering en relativering bevindt zich een gulden middenweg. Het moet ons te doen zijn om gerelateerde eerbied voor het leven. Het leven gezien in betrekking tot de leven schenkende God. Menselijk leven mag alleen dan door mensenhand worden beëindigd, wanneer zekerheid bestaat dat dit overeenkomt met de wil van God. Wannéér dat zo is, is een vraag die nog even moet blijven liggen. Maar het is goed nu reeds te onderstrepen dat we in discussies rond abortus en euthanasie de schijn dienen te vermijden dat we argumenteren vanuit een absolute eerbied voor het leven. Terecht zou ons dan immers inconsequentie worden verweten wanneer we ons niet even beslist vóór pacifisme en volstrekte geweldloosheid als tégen abortus en euthanasie verklaren. Bovendien zouden we dan ook in de vraagstukken van abortus en euthanasie tot onhoudbare posities komen!

De Heidelberger

Voordat we nu verder 'duiken' in de actuele problematiek, willen we nog luisteren naar een stemvork. Het is de behandeling van het zesde gebod in de Heidelberger, vragen en antwoorden 105 — 107. Antwoord 105 spreekt van schild en zwaard. Allereerst een schild, aangezien God het opneemt voor het

leven van mijn naaste en mij opdraagt mijns broeders hoeder te zijn. Daarbij gaat het dan ook om een rechtvaardige behandeling van de dieren die bepaald niet 'vogelvrij' zijn en om een verantwoord beheer van planten en gewassen, kortom van heel de geschapen werkelijkheid. We kregen macht over plant en dier, maar de Schrift geeft duidelijke afbakeningen tegen machtsmisbruik. Maar het gaat ook volgens de catechismus (misschien daar wat té uitsluitend) heel bijzonder om het ménselijk ieven. Wie de mens aanrandt, randt Gods oogappel aan. 'Mensenmoord is heiligschennis' (j. Calvijn). Maar dan is er ook — schijnbaar tegenstrijdig — het zwaard. „Waarom ook de overheid het zwaard draagt om de doodslag te weren." Vele mensen hebben moeite met deze paradox. Een zwaard om het leven te beschermen? Maar een zwaard is toch juist een aanvalswapen! Had de catechismus deze gelegenheid niet veel beter kunnen aangrijpen om te onderstrepen: de zwaarden dienen te worden omgesmeed tot ploegscharen, alle wapens de wereld uit, volstrekte demilitarisering en een compleet pacifisme moet ons doel zijn!

Maar de Heidelberger doet het anders. Onder het hoofd van het zesde gebod komt er dan een pleidooi voor een krachtige politie, justitie en militie. Een krachtige politie om de onderdanen te beschermen tegen allerlei geweld en terreur. Een krachtige justitie waardoor het kwade niet ongestraft zal blijven en met de strafmaat niet de hand zal worden gelicht. Een krachtige militie, dat wil zeggen een defensief ingesteld leger dat paraat is en toegerust om een eventueel opdringende vijand het hoofd te bieden. Daarmee zijn we dan midden in de discussies binnen het huidige christendom beland. Heeft die oude Heidelberger gelijk óf zien de politieke radicalen het zuiverder met hun beroep op de bergrede en hun pleidooi voor een volstrekt pacifistisch standpunt? Uiteindelijk kan alleen de Schrift in zijn bredere verbanden hier de weg wijzen.

V.

J. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

WEEST UW BROEDERS HOEDER!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's