Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vrijheid van de kinderen Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vrijheid van de kinderen Gods

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Want gij hebt niet ontvangen de Geest der dienstbaarheid wederom tot vrees, maar gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Wie wij roepen: Abba, Vader!

Rom. 8 : 15

geen slaafse Geest

Paulus spoort dc gemeente van Rome aan om toch vooral niet te wandelen naar het vlees, maar naar de Geest. Ze mochten komen tot dc overgave van het geloof in Christus. Ze hebben daarin geweldige, heerlijke voorrechten ontvangen. Er is voor hen geen verdoemenis meer. Ze zijn bevrijd van de vloek en de kracht der zonde. Ze hebben de Geest ontvangen en mogen nu dan ook geestelijk leven.

Maar, dan is het ook wel zaak dat ze goed weten van welke aard, die geestesgave is. Ze moeten goed weten wat de Geest van Christus is en niet is. En zo ook goed beseffen, van welke aard het leven door die Geest is. Ze hebben niet ontvangen de Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze, maar de Geest der aanneming tot kinderen. Met deze uitdrukkingen zet de apostel twee geestelijke levenssferen tegenover elkaar. De ene is die van de dienstbaarheid en de vrees. Dat is persé het levenselement van een christen niet meer. Het is de sfeer, waarin een slaaf leeft. Die kruipt voor zijn meester. Voortdurend leeft hij in de angst dat hij het niet goed genoeg zal doen en slaag zal krijgen. Zijn meester is immers hard en streng. Daarom, hij spant zich in om het hem zoveel mogelijk naar de zin te maken, anders zwaait er wat.

Dat bedoelt Paulus met de Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze. We vinden daarmee de grondhouding van de heidense godsdiensten getekend. We kunnen denken aan wat Paulus meemaakte te Athene. Bij een wandeling door de stad zag hij daar zelfs een altaar voor de onbekende god. De Atheners hadden dat altaar daar neergezet uit angst. Stel ie voor dat ze nog een godheid vergeten waren. Die godheid zou zeker wraak nemen. Dat konden ze niet riskeren. En daarom er moest ook nog een altaar zijn aan de onbekende god. Die moesten ze ook te vriend zien te houden. Niet anders was de houding van het jodendom in de dagen van Paulus. Door de gerechtigheid van de wet moest je proberen rechtvaardig te zijn voor God. Je moest er voor inzetten om aan de eis van de wet te voldoen, want anders! Anders zou het niet zo best met je aflopen.

En hoe is dat met ons? Kunnen wij uit ons zelf wel een andere houding vinden tegenover God dan dienstbaarheid en de vrees? Hij is toch de hoge en eeuwige God. Hij heeft alle dingen gemaakt door het Woord van Zijn kracht. In Zijn hand is ook onze adem. Wie zijn wij tegenover Hem. Volken zijn bij Hem geacht als een regendruppel aan een emmer, als een stofje aan een weegschaal. Wat ben ik doodenkel mens dan voor Hem? Wat houd ik voor Zijn Majesteit anders over dan nietigheid? Wat houd ik voor Zijn heiligheid en reinheid anders over dan zondigheid een verdorvenheid? En wat kan ik nog anders doen als een slaaf met de moed der wanhoop er wat van proberen te maken? Me inspannen om nog zoveel mogelijk te beantwoorden aan de hoge maat van Zijn heilige wet? Terwijl ik wel weet, dat er toch geen doen aan is. Dat ik tenslotte toch niet anders kan dan mislukken. Dat ik tenslotte toch niet anders vind dan verdoemd te worden.

De dienstbaarheid wederom tot vreze dat is het ongelukkig bestaan van ons, van u en mij. Ik weet wel de meests mensen vinden het best staan helemaal niet zo ongelukkig en armzalig. En daar zijn ook nog genoeg kerkmensen onder. Ze hebben hun natje en hun droogje oip hun tijd. Ze hebben hun werk. Ze hebben van tijd tot tijd hun pleziertjes. En ze horen misschien ook nog wel graag een goeie pakkende preek. Maar ze hebben geen flauw vermoeden van hun verantwoordelijkheid. Ze beseffen niets van de rekenschap, die hun gevraagd zal worden van elke dag, van elk uur. Als u ook bij hen hoort, laat. dan dit woord u wakker schudden! Dat kan toch zo niet verder met u, met jou. Dat loopt op de dood uit. Van hieruit gezien is het in zekere zin nog een zegen te noemen als we iets verstaan van de dienstbaarheid wederom tot vreze. Maar daar kan en mag het nooit blijven. Het moet ons bij Christus brengen. Wie het niet van Hem verwacht, blijft voor eigen rekening staan. Moet zelf opbrengen, wat door ons mensen nooit op te brengen is. Zeker, we proberen dat telkens nog en telkens weer. Wij hoogmoedigen, wij buigen niet zo gauwen zo graag. We houden tenslotte nog aan de vroomheid en de godsdienstigheid van onszelf vast! Maar van de vrees en de angst bevrijd ons dat niet. Onze godsdienst blijft wettisch, blijft krampachtig. Laten we daar toch niet in volharden. Onze vrome hoogmoed brengt ons niet verder dan de dood.

Nu, zegt de apostel dus tegen de gelovigen van Rome: Zo'n Geest hebt u niet ontvangen. Het was blijkbaar nodig om dat tegen die gelovigen te zeggen. Wat is het wettisch godsdienstige leven altijd weer een verleiding. Het lijkt ook zo vroom en zo ernstig. Het maakt ook zo'n indruk. We vallen altijd maar weer in die strik. En we moeten ook als gelovigen, juist als gelovigen er altijd maar weer aan herinnerd worden dat dat ons deel niet is. We zijn immers geen slaven. En we hoeven niet gedreven te worden door slaafse vrees. We mogen zonen zijn, kinderen en erfgenamen. Dat is het heerlijk voorrecht van allen, die van Christus zijn.

een kinder-Geest

Daarmee zijn we dan tegelijk bij het volgende. De apostel betuigt de Romeinse christenen. U mag in een heel andere sfeer leven. Er is voor u een heel andere tijd aangebroken. De tijd waarin de oude beloften van God eindelijk heerlijk werkelijkheid zijn geworden. De beloften, dat God Zijn volk tot een Vader zou zijn. En zij Hem tot zonen en tot dochteren mochten zijn. Wat een verschil. Slaaf of zoon, slavin of dochter. De een kruipt voor zijn heer en is voortdurend van vrees vervuld. De ander is verbonden met een hartelijke liefde. Natuurlijk heefteen kind ook respekt voor vader, maar het is allemaal zo anders. Allemaal veel nabijer veel persoonlijker. In de kinderliefde is geen vrees, want de liefde drijft de vrees buiten. Kinderen mogen vrij en open tot God hun Vader gaan. Ze mogen telkens weer pleiten op de vaderlijke trouw en goedheid van God

in de Heere Jezus Christus. Er is geen angst, maar vertrouwen. Onze Vader zal immers horen en verhoren. En Hij zal het zo maken, dat we ons alleen maar kunnen verwonderen. Hij gaat wel vaak andere wegen, dan wij dachten maar het blijken altijd weer zulke goede en wijze w r egen te zijn.

Gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen. U mag het grote voorrecht bezitten van de Geest die past bij het zoonschap. Jullie mogen wandelen in vrijheid, in liefde en vrede. En hoe zijn we dan zonen geworden? Door aanneming, door adoptie. Het griekse woord komt uit de sfeer van het recht. Oudtijds kende men al wat nu ook gebeurt, dat een kind rechtens door een ouderpaar werd geadopteerd. Zo gaat het tussen God en een zondaar ook. Wij zijn geen kinderen van huis uit. Integendeel, wij zijn bastaarden, weglopers. Onze zonde heeft ons alle recht op een plaats in het vaderhuis doen verspelen. We staan er van nature niet binnen, maar buiten. God wil ons zondaren adopteren. Aannemen tot kinderen en erfgenamen.

Het geheim daarvan kennen we toch? Zijn eigen Zoon maakte Hij tot een vreemde. Hij stuurde Hem het huis uit. Hij verliet Hem en ontlaadde Zijn toorn over Hem. Zo droeg de eigen Zoon de zonde van onze vervreemding. Zo kwam er ruimte voor ons in het huis van God. En niet maar de ruimte van een spontane opwelling. Neen, de ruimte van het recht. In Christus ontvangen op het zoonschap en dochterschap. In Christus worden wij rechtens aangenomen tot kinderen. Die rechterlijke verklaring horen wij in het evangelie. Het evangelie is het Woord van Gods Vaderschap in Christus. Door de overgave aan dat evangelie worden wij aangenomen tot zonen en dochteren.

Wat verdrietig, dat we daar zo gemakkelijk aan voorbijleven. Stel u toch voor dat een ouderpaar naar een inrichting voor wezen zou gaan, laten we maar zeggen ergens in Biafra. En dat ze daar zouden vragen: Wie van jullie wil met ons meegaan, en bij ons in nu is komen? je zult ons kind mogen zijn en zo zullen we voor je zorgen ook. En dat dan geen van die kinderen zou willen. W 7 at een belediging zou dat zijn voor die mensen! Hoe lang beledigt u de goedheid van God in Christus al? Waarom? Om wat schamele levensjaren uw eigen gang te kunnen gaan? Maar zonder hoop en zonder toekomst. Geef het toch over aan Christus. Zo ontvangen wij kinderrechten. En ontvangen we de kindergeest. De Geest der aanneming tot kinderen. En we mogen staan in de vrijheid wanneer Christus ons heeft vrijgemaakt. Christus is onze oudste Broeder geworden en God onze Vader en met alles wat ons bezwaart en benauwt lopen we bij Vader binnen. Bij Hem zijn onze zorgen veilig. Hij zal ons niet begeven en ons niet verlaten.

Is er dan helemaal niets meer van een slaaf in ons over? O jawel. Paulus noemt zich telkens een dienaar van Jezus Christus. Dan staat er in d'e grondtaal eigenlijk ook, een slaaf. Maar daarbij gaat het om de overgegevenheid, daarbij gaat het erom dat hij niet anders wil dan Christus dienen. Niet anders, dan met heel zijn leven dienstbaar zijn aan de eer van koning Jezus. In die zin zijn we slaven en blijven we slaven. Maar is er geen vrees meer! We zijn immers kinderen van onze Vader. Wij hebben Hem lief omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.

De Geest der aanneming tot kinderen, dat is niet meer de geest van de wet. De Geest van het oude verbond. Het is de Geest van het nieuwe verbond. Door die Geest zoeken wij niet langer wat van beneden is, maar wat van boven is. Door die Geest is het ons niet langer meer om ons zelf te doen. Ook niet meer om onze vroomheid en onze christelijkheid. Door die Geest is ons leven liefde tot God. Wij begeren van harte Hem, ja Hem alleen te dienen en lief te hebben. En het is door die Geest dat Gods kinderen gaan roepen Abba Vader. Luther schreef ergens dat er geen naam is die meer te lijden heeft dan de Vadernaam van God, Het wordt zo vlug en vlot uitgesproken. Het is zo gangbaar. Hier lezen we door de Geest der aanneming tot kinderen roepen wij Abba Vader. Dat is diezelfde Geest, die ons overtuigt van zonde, gerechtigheid en van oordeel. En diezelfde Geest, die ons het evangelie van Gods Vaderschap in Christus laat verkondigen. En die dat evangelie tot zo'n kracht maakt in ons leven, dat we ons er wel aan over moeten geven en in verwondering gaan roepen: Abba Vader.

Dat roepen is dus geen konklusie. Het is een antwoord. Wij willen dat roepen nog wel eens vinden als konklusie uit wat we gevonden hebben in ons eigen hart. We menen aan wat we hebben meegemaakt het recht te moeten ontlenen om Vader te zeggen. En meestal komen we niet ver. We halen de hoogte van de Vadernaam niet. Of misschien kunnen we beter zeggen de diepte. Immers wie van zichzelf volkomen leerde afzien. Wie zich zelf ten enenmale verloren gaf, houdt slechts het evangelie over van Gods heerlijke belofte in Christus. Ik zal u tot een Vader zijn en gij zult mij tot zonen en dochteren zijn. En in verwondering gaan we het stamelen: Abba Vader.

Neen, niet eens stamelen, maar zelfs roepen. Het woord in de grondtekst duidt daarop. Ja, want zo kan het lijden. In antwoord op het wonder van Gods Vaderlijke liefde kunnen we niet anders meer dan het hardop en luid tegen Hem zeggen Abba Vader.

Het is niet onwaarschijnlijk dat de apostel hier het oog heeft op een gebruik in die oude christelijke gemeenten. Op bepaalde momenten riep men God als Vader aan. Misschien is dat wel een onderdeel geweest van een bepaald lied. Het is in ieder geval iets vaststaands geweest, dat is te merken aan de oude aramese vorm Abba. Dat is vader in de taal, die de Heere Jezus sprak en de discipelen. Vanuit de oergemeenten in Palestina, is dat ook in de andere gemeenten gebleven. Er zijn wel meer van dergelijke oude aramese uitdrukkingen verspreid. Zo kennen we ook de uitroep Maranatha, Heere kom.

Waar kunnen we het ook beter zeggen en zingen, dan in de samenkomst der gemeente, in het heiligdom, waar 't volk vergaderd is. In de stilte van het bidvertrek mag het ook in verwondering worden uitgezegd: Abba Vader. Maar daar is zoveel wat ons aanklaagt en naar beneden trekt. We kunnen oip ons eentje dat allemaal maar zo moeilijk aan. De Vadernaam besterft ons op de lippen. Wie waren we immers en wie zijn we! Onder de prediking van het evangelie. Onder evangelie van Gods Vaderlijke trouw en goedheid vinden we het antwoord van de Vadernaam duidelijker en helderder. We worden er meegenomen, om samen met al de heiligen Zijn Naam te verheerlijken.

Als ik alleen moet zingen, durf ik niet, mijn ijle stem zou breken. Maar als het in het koor mag van al degenen, die de verschijning van onze Heere Jezus Christus hebben liefgehad, dan kan het. Desnoods op de achterste rij, maar het kan. En het zwelt aan, het wordt sterker en machtiger. De Geest van Christus legt het Zijn gemeente in het hart en op de lippen: Abba Vader. En u doodenkele arme zondaar u mag toch mee gaan doen. Christus is uw Broeder, God is uw Vader. Zijn Naam zij geprezen.

Geen vader sloeg met groter mededogen Op teder kroost ooit zijn ontfermend' ogen Dan Isrels HEER op ieder, die Hem vreest; Hij weet, wat van Zijn maaksel zij te wachten Hoe zwak van moed, hoe klein wij zijn van krachten En dat wij stof van jongsaf zijn geweest.

E.

Jac. W.

P.S. Het is mij een behoefte hier een woord van dank neer te schrijven voor hen, die ook uit de kring van ons Gereformeerde Weekblad hebben meegeleefd in de maanden dat mijn vrouw in het astmacentrum in Davos in Zwitserland heeft vertoefd. Door Gods goedheid is ze inmiddels weer teruggekeerd en heeft ook enig herstel mogen ontvangen. De HEERE zij u en ons in alles nabij.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De vrijheid van de kinderen Gods

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's