Charles Haddon Spurgeon
BIOGRAFISCH ALLERLEI (1)
Genadejubel
Ontmoetten we C. H. Spurgeon reeds enkele jaren als prediker van en strijder voor het Woord, thans willen we enige biografische lijnen schetsen, die een ruw beeld vormen van het leven van deze "merkwaardige eenling". Een leven dat bestempeld werd door Gods oneindige genade en trouw.
Zelf zegt hij: "Ik dacht dat ik de grootste schuldenaar w r as van Gods genade en dat ik haar het luidst zou bezingen; maar eens toen ik de kansel verliet, kwam er een eerbiedwaardige oude vrouw, die me zei: 'U hebt vanavond een vergissing gemaakt in uw preek'. 'Nou', zei ik, 'ik denk dat ik er wel een dozijn gemaakt heb. maar welke bedoelt u? ' 'Welnu, u hebt gezeg dat u het hardst zou zingen omdat u het meest aan Gods genade verschuldigd was; maar u bent nog maar een jongeman en bent niet half zo veel aan Gods genade verschuldigd als ik die nu tachtig jaar oud ben! Ik heb meer aan Gods genade te danken dan u en daarom zal ik u niet het luidst laten zingen."
Jeugd
Charles werd geboren op 19 juni 1834 te Kelvedon in Essex en ging in tot de vreugde zijns Heeren op 31 januari 1892. Hoewel hij slechts 58 jaar oud werd, heeft hij meer dan 40 jaar het Woord Gods gepreekt tot immense scharen.
Het gezin waarin Spurgeon werd geboren, bestond uit zeventien kinderen, waarvan er negen vroeg zijn overleden. Charles en James waren de enige jongens en beiden werden zij later predikant.
Charles' vader, John Spurgeon, was eveneens dienaar des Woords. Hij diende een kleine congregationalistische gemeente.
Dit gezin diende in het leven van de jonge Charles als een entplaats van godsvrucht en een bakermat van vroomheid.
Zelf schrijft hij: "Het zou sommigen van ons niet gemakkelijk vallen om het uur te herinneren toen we voor 't eerst de naam Jezus hoorden. In onze prille jeugd klonk die liefelijke naam al even bekend in onze oren als de melodie van een wiegelied. Onze vroegste herinneringen zijn verbonden met 't huis Gods, het huisaltaar, de heilige Bijbel, het geestelijke lied en het vurige gebed. Als de jonge Samuël werden wij te slapen gelegd bij het licht van de lamp van het heiligdom en wij werden uit onze slaap opgewekt door het zingen van de ochtendpsalm."
Wie met Spurgeon instemt dat "vader en moeder de meest natuurlijke werktuigen in Gods hand zijn voor de verlossing van hun kinderen", zal begrijpen waarom hij in verheven taal de invloed bezingt die zijn moeder op hem had. "Ik ben er volkomen zeker van dat in mijn vroege jeugd geen onderwijs ooit zo'n diepe indruk bij mij heeft teweeggebracht dan het onderwijs van mijn moeder... Nooit zal iemand ten volle beseffen wat hij aan een godvruchtige moeder verschuldigd is. Ik ben niet bij machte in woorden uit te drukken hoe ik de zegen waardeer die de Heere mij schonk door mij de zoon te doen zijn van iemand die voor mij en met mij bad... Hoe kan ik ooit vergeten hoe zij de knieën boog en met haar armen om mijn hals bad: 'Och, dat mijn zoon voor Uw aangezicht mocht leven'."
In zijn latere leven heeft Spurgeon vaak gewezen op het belang van de godsdienstige opvoeding in de eerste ontvankelijke levensfase, de jeugd. Hij spreekt uit ervaring als hij schrijft: "Kinderen hebben bij uitnemendheid de eenvoud van het geloof, die nauw verwant is aan de hoogste kennis... Als u weten wil of kinderen onderwezen kunnen worden, dan wijs ik u op velen in de kerk en in vrome gezinnen — geen wonderkinderen, zoals we ze dikwijls beschouwen — Timotheüssen en Samuëls en kleine meisjes, die al vroeg de liefde van de Zaligmaker hebben leren kennen. Zodra een kind vatbaar is om verloren te gaan is het ook vatbaar om behouden te worden. Zodra een kind kan zondigen, kan dit kind ook door Gods genade geloven en het Woord Gods aannemen. Zodra kinderen kwaad kunnen leren, zijn ze — wees daar zeker van — ook in staat door het onderwijs van de Heilige Geest het goede te leren."
Uit diepten der ellenden
Hoewel Charles Haddon geboren werd binnen de lichtkring van Gods verbond en de glans van Zijn beloften, heeft het de Heere behaagd hem alle licht uit eigen ogen te ontnemen, opdat in later jaren Spurgeon rijkelijk en vrijelijk zou getuigen van het Licht der wereld. De duistere nacht van de zonde heeft de jonge Charles diep ervaren, zodat hij als dienaar van het Woord blinde zondaars met des te meer drang moest wijzen op de Zonne der Gerechtigheid.
Tijden heeft hij doorgemaakt van diepe duisternis en uitzichtsloosheid. Ten diepste schrijft hij dat later toe, na gesteld te zijn in het licht aan het feit dat hij "het aangezicht voor Hem verborgen hield en de jaren (heeft) laten voorbijgaan... Mijn bekering (heb ik) uitgesteld van dag tot dag en van maand tot maand. Ik dacht dat Christus wel later kon komen en dat ik als ik eens niets anders te doen had aan Hem zou denken, Wiens bloed mij kan reinigen van mijn zonde. O mijn ziel, hoe zou ik u hiervoor nog willen kastijden! Voorwaar ik zou mij de roede niet willen sparen als ik bedenk dat weken en maanden over mijn hoofd zijn voorbijgegaan, terwijl ik in moedwillige veronachtzaming mijn aangezicht voor Christus heb verborgen, voor Christus die Zijn hartebloed voor mij heeft gestort".
Zwaar en vrijwel onbegaanbaar is daarom de weg geweest die de 15 jarige Charles heeft moeten afleggen eer hij op 6 januari 1850 naar aanleidng van Jes. 45 : 22 kon uitjubelen „Ik zag op Hem, want Hij zag op mij".
Diep heeft Spurgeon aan den ziele ervaren dat buiten Christus Jezus de Wet vloekt, het oordeel dreigt en de ondergang naakt.
Hoor hem verzuchten: „Als kind was er gedurende vijf jaar niets dan schuld voor mijn ogen Toch ben ik in het openbaar geen groter zondaar geweest dan anderen, maar de zonden van het hart werden blootgelegd, de zonden der lippen werden ontdekt en toen wist ik — o mocht ik die verschrikkelijke les nooit meer in zo'n ontzettende school behoeven te leren — dat de ongerechtigheid van het huis van Israël en van Juda gans zeer groot is".
Terwijl ik vele maanden in deze toestand verkeerde, placht ik de Bijbel door te lezen en dan waren de bedreigingen allemaal met hoofdletters geschreven, maar de beloften met zulke kleine lettertjes dat ik ze lange tijd niet heb kunnen lezen. Toen ik ze eindelijk las, geloofde ik niet dat ze mij toekwamen, maar dat de bedreigingen alle tot mij waren gericht... Als ik de Meester hoorde zeggen: „Houw hem uit. Waartoe beslaat hij ook onnuttelijk de aarde? ", dan dacht ik: Dat is mijn tekst. Hij zal mij spoedig neerwerpen en mij niet langer onnuttig de grond laten beslaan. Maar als ik las: „O alle gij dorstigen komt tot de wateren", dan zei ik: „Dat is niet voor mij". En als ik las: „Komt herwaarts tot Mij allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven", dan zei ik: „Dat is voor mijn broer of zus of voor hen die ik uit mijn omgeving ken, want zij waren allen , beladen' dacht ik, maar ik niet. Hoewel ik — God weet het — weende, riep en treurde totdat mijn hart in mij brak, zou ik toch, als iemand mij gevraagd had of ik bedroefd was om mijn zonde, hem gezegd hebben: „Nee, ik ben nooit wezenlijk en oprecht bedroefd geweest om de zonde".
Later tijdens zijn pastorale loopbaan kan Spurgeon zeggen, dat deze geestelijke strijd een grote zegen is, hoewel „die niet begerenswaardig is en die we nog veel minder als een kenmerk of bewijs van wedergeboorte moeten beschouwen".
Hij kan zoekende en in duisternis gehulde zondaars zeggen: „ Wat mij nu ook moge zondaars zeggen: „Wat mij nu ook moge ik geleden heb toen ik Christus zocht. Door welke verschrikkelijke twijfel, afschuwelijke lastering of ontzettende inblazingen, ja zelfs tot die van zelfmoord toe het zwakke hart ook moge aangevallen worden, zij kunnen de afgrijselijkheid niet overtreffen van de grote duisternis waardoor mijn ziel is heengegaan toen ik worstelde om de Zaligmaker te zoeken".
De kracht en de troost in Spurgeons prediking en pastoraat is echter geweest dat hij, afziende van eigen zware geestelijke worsteling en duisternis, gewezen heeft op Christus die „in alles de broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw Hogepriester zou zijn in de dingen die bij God te doen waren, om de zonden des volks te verzoenen. Want in hetgeen Hij Zelf verzocht zijnde, geleden heeft, kan Hij degenen die verzocht worden te hulp komen". (Hebr. 2 : 17, 18).
Kruiningen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1981
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1981
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's