„ . . . hem noemende heer . . .
„Desgelijks, gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig; opdat ook, zo enigen den Woorde ongehoorzaam zijn, zij door de wandel der vrouwen zonder Woord mogen gewonnen worden; als zij zullen ingezien hebben uw kuise wandel in vreze. Welker versiersel zij, niet hetgeen uiterlijk is, bestaande in het vlechten van het haar en omhangen van goud oj van klederen aan te trekken. Maar de verborgen mens des harten, in het onverderfelijk versiersel van een zachtmoedige en stille geest, die kostelijk is voor God. Want alzo versierden zichzelf eertijds ook de heilige vrouiven, die op God hoopten en waren haar eigen mannen onderdanig; gelijk Sara aan Abraham gehoorzaam is geweest, hem noemende heer, welker dochters gij geworden zijt, als gij weldoet en niet vreest voor enige verschrikking.
Gij mannen, insgelijks, woont bij haar met verstand, aan het vrouwelijke vat, als het zwakste, eer gevende, als die ook mede-erfgenamen van de genade des levens zijt; opdat uw gebeden niet verhinderd worden".
1 Petrus 3 : 1—7
zonder Woord gewonnen
De apostel heeft in het vorige hoofdstuk vanaf vers 11 gesproken over de levenswandel der gelovigen. De levende band aan Christus bepaalt alle andere bindingen. Eerst kwam de verhouding tot de overheden aan de orde. Vervolgens werd ingegaan op de voor die tijd vitale kwestie van de verhouding slaaf — meester. Steeds valt het woord „onderdanig". Zijt alle menselijke ordening onderdanig (vs 13). Zijt met alle vrezen de heren onderdanig (vs 18). En dat onderdanigzijn blijkt dan alles te maken te hebben met het goede voorbeeld dat van christenen verwacht wordt. Ze hebben God te verheerlijken uit genoemde goede werken. Slaven die onrecht ondervinden van hun heren en ten onrechte lijden hebben het voorbeeld van Christus na te volgen die eveneens ten onrechte leed. Het onderdanig-zijn wil dus een bijdrage zijn in de w T ervcnde kracht die van de gemeente behoort uit te gaan in deze Godvergeten wereld.
Dit keer lezen we voor de derde keer het woord „onderdanig". Nu wordt het toegepast op de relatie man-vrouw. En ook nu heeft dat „onderdanig-zijn" te maken met het goede voorbeeld dat vrouwen aan hun nog ongelovige mannen hebben te geven.
„Desgelijks, gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig..." Net als elke burger de overheid en net als elke slaaf zijn meester, zo ook elke vrouw haar eigen man onderdanig. Het Evangelie verandert de mens en zijn omstandigheden wel, maar zet nooit Gods eigen werk in de schepping op de kop. De positie van de vrouw onderging door het Evangelie grondige wijziging. Maar de relatie man-vrouw bleef gestempeld door Gods scheppend handelen. Adam is eerst geschapen, daarna Eva. Er is gelijke genade voor zowel man als vrouw. Maar deze genade
maakt hen niet gelijk. Wel stempelt deze genade de omgang tussen beiden. Daar gaat het om in ons tekstgedeelte.
Het onderdanig zijn van de vrouw aan haar man krijgt een treffende vulling. Het Woord was tot hen gekomen, tot mannen en vrouwen. Bij vrouwen had het kennelijk ingang gevonden in de harten, maar er waren mannen die er zich niets van hadden aangetrokken en hun heidense bestaan voortzetten. Wat moet een tot geloof gekomen vrouw doen terwijl ze leeft naast een man die het Woord ongehooorzaam is en in de wereld verder leeft? Hoe functioneert het huwelijk tussen een gelovige vrouw en een onbekeerde man? Moet dat persé een slecht huwelijk zijn? Moet de vrouw zich van zo'n man afkeren en haar eigen ingetogen leven leiden zonder zich om haar echtgenoot te bekommeren. Hem misschien wel minachten om z'n heidens bestaan? Ik denk, een vraag die nog wel actueel is.
Petrus antwoordt op al deze vragen: gij vrouwen, wees aan uw eigen mannen onderdanig. Dus: zet uw leven met uw man op gelijke voet voort. Wees niet anders dan voordat ge tot geloof kwam. Erken uw 7 man als u van God gegeven. „Opdat ook, zo enigen aan het Woord ongehoorzaam zijn, zij door de wandel van de vrouw zonder Woord mogen gewonnen worden, als zij zullen ingezien hebben uw kuise wandel in vreze".
De hier bedoelde mannen hebben aan het hun verkondigde Woord geen aandacht geschonken en geen geloof gehecht. Ze hebben hun oude leven voortgezet en hun onbekeerde hart gehandhaafd. Dat valt niet altijd mee voor een vrouw om zo naast haar man te leven. Er is over het diepste wat de ziel — beroert geen gesprek mogelijk. Wat moet ze dan doen? Wel, door een wandel zonder Woord proberen haar man te winnen voor het Woord. Dus, niet afstoten, niet de dienst des Heeren onaantrekkelijk maken, maar vóórleven hoe goed het is God' te vrezen.
Ook niet al prekend hem begeleiden, maar zonder Woord, puur door houding, door voorbeeld, door gedrag, kortom: door de wandel. Dat is: door alles wat van je gezien en gehoord wordt. Zó hem te winnen zonder Woord voor het Woord. Als ze ingezien zullen hebben uw kuise wandel in vreze. Dat wil zeggen: uw tere wandel nabij God. Een wandel waarin u toont de zonde te haten en waarin u nabij Hem leeft die u door het Woord dierbaar is geworden. En dan ook door uw mannen als u van God gegeven hoog te achten en hen hun plaats te geven die hen van Godswege toekomt.
Opvallend is in al deze èn de voorgaande woorden het accent dat Petrus legt op het voorbeeld. In 2 : 12 gold het voor alle christenen dat ze hun wandel eerlijk moeten houden onder de heidenen. En waarom dan? Wel, opdat ze uit de goede werken die ze in u zien God verheerlijken mogen. En in 2 : 15 is het de wil van God „dat gij weldoende, de mond stopt van de dwaze mensen". In 2 : 20 gaat het er om te verdragen terwijl men goed doet. Dat voorbeeld gaf Christus en dat voorbeeld hebben ze na te volgen. Dus ook hier: eringen wekken en voorbeelden trekken. In de tekst van dit keer hebben de vrouwen hun nog ongelovige mannen in een kuise wandel te laten zien wie God is om hen zo, zelfs zonder Woord, te mogen gewinnen voor Christus.
Ik vind dat een voornaam gegeven voor de plaats die de Heere hier wijst voor Zijn gemeente op aarde terwijl de tijden al bozer en het mensdom almeer in het heidendom verzinkt. Het Woord lijkt niet meer over en niet meer aan te komen. Dan blijft daar ook nog deze weg, dit middel: het voorbeeld, de wandel als een bijbels evangelisatiemiddel. Door haar voorbeeld, haar aandacht trekkende wandel wijst de gemeente Gods de weg tot Christus.
het versiersel van de vrouw
Petrus gaat nader in op het voorbeeld dat de vrouw haar man heeft te geven. Dat is geen kwestie van de buitenkant van het leven. Het sieraad van de vrouw zit 'm niet in het vlechten van het haar en in het omhangen met goud of in het aantrekken van opvallende kleren. Zo'n sieraad zit slechts aan de buitenkant. Die hang je om, maar die leg je ook weer af. Dat hoeft niet persé van binnenuit te komen. Dat geldt een wuft kleed, maar net zo goed een sober en somber gewaad. Het echte sieraad van de vrouw is maar niet iets puur van de buitenkant. Dat is te oppervlakkig, heeft te weinig diepgang. Tussen haken: Calvijn noteert bij onze tekst wel dat Petrus niet „alle netheid en fraaiheid in de kleren platweg verbiedt. Het gaat de apostel om de overdaad, om onnodige en overbodige ijdelheid. Alle onnutte pronkerij, kortom alle overdaad komt uit een verdorven hart". Dus geen uiterlijk vertoon. Dat streelt hooguit het oog of prikkelt de zinnen, maar daaruit spreekt nog geen innerlijk schoon. Vandaar dat w 7 e lezen: , , maar de verborgen mens des harten, in het onverderfelijk versiersel van een zachtmoedige en stille geest, die kostelijk is voor God".
De verborgen mens des harten. Daarin schuilt de ware versiering. Het sieraad golft niet om het lichaam heen, maar schuilt in het hart. En van binnenuit wordt ook het uiterlijk doorglansd en doorstraalt. De verborgen mens des harten kent een verborgen omgang met God. Dat is het ware sieraad van de vrouw. Haar godsvrucht en godsvrees. Uit zulk een hart komen naar buiten de uitingen van die godsvrees. Die openbaart zich, staat er, in het onverderfelijk versiersel van een zachtmoedige en stille geest, die kostelijk is voor God. Ja, dat is een onverderfelijk versiersel. Een kleed vergaat en veroudert. Goud verliest soms veel in waarde. Het haar valt bij het ouder worden of door ziekte soms uit. Maar een zachtmoedige en stille geest is een onverderfelijk versiersel. Het is namelijk niet iets uit onszelf, maar gave van God. Kostelijk is zulk een vrouw voor God. Dat is haar waarde. Zo taxeert de Schrift de waarde van de vrouw. Een zachtmoedige en stille geest. Wat een tegenstelling ligt hrerin opgesloten met de sexegenoten die zich uitleven in opstand en ruzie, ook in onze tijd. Wij raken vaak gauw geïmponeerd door wat het oog streelt, zeker als het de uiterlijke tooi van een vrouw betreft. De Schrift zegt: daar hoeft persé niet het sieraad van de vrouw in gelegen te zijn. Die ligt dieper: in de verborgenheid van het hart waarin een zachtmoedige en stille geest woont. Een geest vol van de Heilige Geest.
En dan wijst Petrus op het voorbeeld van de heilige vrouwen. Hij bedoelt kennelijk de vrouwen van de aartsvaders omdat hij Sara bij name noemt. Twee zaken noemt hij van deze heilige vrouwen. Ze hoopten op God. En ze waren hun mannen onderdanig. De hoop op God is een bekend thema in Petrus' brief. Wedergeboren tot een levende hoop. Die hoop op God had tot gevolg een Gode gewijd en heilig leven. Op God gericht, zich vastklemmend aan de God der belofte. Ze waren hun mannen onderdanig. Ook al betekende dat voor Sara een breuk met huis en haard, een loslaten van familie en vrienden. Een gaan naar een land waarvan ze niets afwist. Dat was het sieraad van deze vrouwen. Ook van de vrouw Sara. Ze is haar man Abraham gehoorzaam geweest. Ze noemde hem „heer". Dat lezen we in Genesis 18 : 12. De Heere heeft de geboorte van Izak aangekondigd. En dan lacht Sara bij zichzelf en zegt: al ik wellust hebben, nadat ik oud geworden ben en mijn heer oud is. Wel, deze grote moeder Sara is een voorbeeld voor allen die in het geloof haar dochters zijn. Het geloof van deze Sara zij het geloof van alle vrouwen in de gemeente Gods. Haar plaats ook hun plaats. Niet heersend en regerend, maar onder en naast haar man op de plaats waar God haar heeft gesteld.
Waarlijk dochters van Sara zullen ze zijn als ze twee dingen doen. Als .gij we] doet. En niet vreest voor enige verschrikking. Wèl doen. Weer dat zelfde woord dat we ook al hoorden in 2 : 15 en in 2 : 20. Wèl doen, goed doen, doen wat God opdraagt. De plaats in huis en gezin met lust en vreugde innemen. Of zoals het huwelijksformulier het zegt: ..op uw huishouding goede acht, hebben, in alle tucht en eerbaarheid zonder' wereldlijke pracht wandelen opdat ge anderen een goed voorbeeld van ingetogenheid moogt geven.
Het tweede waarin Sara mag worden nagevolgd is: niet vrezen voor enige verschrik-. king. De plaats van de vrouw hoeft niet die van een bang, schuw wezen te zijn. Ze hoeft niet te vrezen voor wat dan ook het leven aan vrees kan bieden.
gij mannen insgelijks
Tenslotte krijgen ook de mannen een beurt. Woont bij haar met verstand! Kennelijk schuilt daar het nieuwe in wat het Evangelie heeft bewerkt in de man-vrouw verhouding. Voorheen gold de vrouw als een stuk bezit. Naast koeien en schapen bezat men ook één of meer vrouwen. Nu schrijft Petrus: woon bij haar met verstand. Met respect wil dat eigenlijk zeggen. Uw vrouw is in Christus uw zuster. Dat stempelt de man-vrouw verhouding immers het diepst. Een huwelijk in de Heere. Gemeenschap in Christus. Uw vrouw is ook het eigendom van Christus. Daarom, woon bij haar met respect. Petrus gebruikt dan een opmerkelijk woord: het vrouwelijke vat, als het zwakste. Vat, vaatwerk. Het kan ook „meubelstuk",
„inventaris" betekenen. Bolkestein vermeldt in zijn commentaar dat in het heidendom de vrouw wel het vat wordt genoemd waarvan de man zich bedient. Een zegswijze-die de sexuele omgang tussen man en vrouw wil omschrijven. Petrus kiest dan voor de uitdrukking om een algemeen gangbare term te gebruiken. Dc vrouw het zwakkere vaatwerk, brozer, kwetsbaarder. Maar dat wordt niet gebruikt om tot minachting van de vrouw te komen, maar juist om tot respect voor haar op te roepen. De man mag in zijn rysieke overwicht geen aanleiding vinden over zijn vrouw te heersen. Maar hij moet juist des te omzichtiger met haar omgaan. Hij moet haar eer geven. Ze is niet een minderwaardig schepsel, voor bord en bed alleen maar goed. Ze verdient eer te ontvangen van haar man..
En dan gebruikt Petrus nog een uitdrukking waarin de nieuwtestamentische visie op de vrouw duidelijk naar voren komt. De vrouw wordt genoemd: ede-erfgename van de genade des levens. In 1 : 4 is over de erfenis gesproken. Een onverderfelijke, onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis. Wel, van de erfenis is de vrouw medeerfgenaam. In het wachten op deze erfenis zijn man en vrouw gelijk. Dat kleurt hun beider verhouding: ede-erfgenamen van de genade des levens. Dat hoort de diepte te zijn van de ware gemeenschap in het huwelijk. Daarom hoort de man zijn vrouw eer te geven. Ze is net als hij het eigendom van Christus. Wordt dat niet gedaan, dan word'c de verborgen slagader van het geestelijk leven gestremd: et gebed. Waar twisten en kijven is in het huwelijk daar kan God niet behoorlijk aangeroepen worden (Calvijn). Het luistert nauw. In het huwelijk èn in de omgang met God. Met dat laatste, de omgang met God, heeft ook ons huwelijksleven alles te maken. De kennis van God in Christus stempelt ons ganse leven. Zet ook ons huwelijksleven in hemels licht. Mede-erfgenamen van de genade des levens. Zijn we dat ook? Persoonlijk en samen? Dat is niet iets om je op te verheffen. Het is de genade des levens. Wel om je op te verheugen: genade des levens.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 augustus 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 augustus 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's