Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE VERLATINGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE VERLATINGEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat is, dunkt me, een onderwerp dat in de prediking en in het pastoraat vandaag de dag niet vaak aan de orde komt: „geestelijke verlatingen". Misschien zijn daarvoor wel verschillende redenen aan te wijzen. Eén van de oorzaken waarom er zo weinig over gesproken wordt zou kunnen zijn dat ze zo weinig gekend worden. En dat is weer een gevolg van het feit dat er zo weinig tere vreze Gods wordt gevonden en dat de verborgen omgang met de Heere zo weinig wordt beleefd. Want juist zij die dicht bij de Heere leven hebben het eerst en het meest last van de gedachte dat ze door Hem verlaten zijn.

Niettemin komen ze vóór, de tijden van geestelijke verlatenheid. En de vraag ligt op tafel: wat zijn dat nu eigenlijk, „geestelijke verlatingen? " Hoe ontstaan ze? En hoe komen we eruit?

De Utrechtse hoogleraar Gisbertus Voetius heeft een boekje geschreven over de „Geestelijke verlatingen". Hij geeft er de volgende definitie van: „Geestelijke verlating beschrijven wij aldus: Zij is een innerlijk kruis of geestelijke smart en aanvechting waardoor een mens die tot God bekeerd is niet gevoelt de verheuging van zijn hart in God en goddelijke zaken".

Het is duidelijk dat al Gods kinderen die tijden kennen in hun leven waarin zij zich door de Heere verlaten gevoelen. Psalm 22 begint al met die klacht van de Godverlatenheid: „Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten? " En bekend is ook de klacht van Job: „Zie, ga ik voorwaarts, zo is Hij er niet, of achterwaarts, zo verneem ik Hem niet." En die van Jeremia: „Gij hebt U met een wolk bedekt, zodat er geen gebed doorkwam".

Verlating en aanvechting

Voetius en ook andere schrijvers die zich hebben verdiept in dit onderwerp wijzen er op dat verlating niet hetzelfde is als aanvechting. Aanvechtingen, bestrijdingen — de woorden zeggen het al — komen van de kant van de vijand. De duivel, die altijd bezig is wantrouwen te zaaien in ons hart en het werk van de Heere aan te vallen, fluistert ons in dat we geen heil hebben bij God. Hij tracht ons af te houden van het gebed of van het onderzoek van het Woord. Of hij probeert ons tot zonde te verleiden en ons in de zonde te laten vallen.

Tegen die aanvechtingen van de duivel moeten we voortdurend op onze hoede zijn. Hoe vaak waarschuwt de bijbel ons niet voor de listige omleidingen van de duivel! En in de geestelijke wapenrusting moeten we ook voortdurend en op alle fronten de strijd voeren tegen de vorst der duisternis. En het voornaamste wapen in die strijd is het gebed: „Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze".

Maar verlating is iets anders. Dan is het niet de satan die ons aanvalt en aanvecht, maar dan is het alsof de Heere Zijn aangezicht voor ons verbergt. , .Symptomen' van de verlating

Evenals een ziekte kenbaar is aan verschillende symptomen, zo zijn er ook tekenen die wijzen op „geestelijke verlatingen". Ik wil er enkele noemen.

We vinden bijvoorbeeld geen . vreugde meer in het opgaan naar Gods huis, in het zitten onder de bedieing van het Woord. In tijden van geestelijke blijdschap, in tijden waarin we dicht bij de Heere leefden, was ons dat een vreugde. Dan zong het in ons hart: „Hoe branden mijn genegenheên om 's Heeren voorhof in te treên!" Maar de verwachting is weg, de blijdschap is weg. We gaan nog wel naar de kerk en we proberen wel te luisteren, maar het Woord raakt ons niet, het „doet" ons niets.

Ook het lezen en het onderzoeken van Gods Woord begint te verflauwen. Vroeger was het altijd raak, waar we het Woord ook maar opensloegen. Nu lezen we nog wel in de bijbel, maar het is plichtmatig, en het gaat over ons heen en langs ons heen. Het lijkt wel alsof het allemaal voor een ander bestemd is, maar niet voor mij.

Er komt ook een inzinking in het gebedsleven. In betere tijden konden we al onze noden en zorgen voor Gods aangezicht brengen. Hadden we zelfs voor elke kleinigheid de Heere nodig. Konden we niets zonder Hem. Nu buigen we onze knieën nog wel en we vouwen onze handen en we sluiten onze ogen, maar we prevelen wat woorden en we maken wat zinnen, waar geen kracht en geen pit meer in zit. We krijgen ook hoe langer hoe meer het gevoel dat de Heere niet hoort, dat de hemel van koper is.

Er is ook geen behoefte meer aan contact met anderen. Vroeger zochten we elkaar op, nu zijn we liever alleen. We hebben immers, toch niets te praten?

Het kan zelfs zó ver komen dat we het ook niet meer erg vinden dat we ons verlaten voelen. Eerst was er nog wel het gebed: , , Heere, waarom verbergt Gij Uw aangezicht? " Maar naarmate de inzinking voortduurt worden wc kouder, ongevoeliger, geestelozer. We hebben ons enigszins in de toestand geschikt. Kortom, het is een tijd van algehele dorheid en doodsheid.

Oorzaken van de verlating

Wie bij het Woord leeft weet althans met z'n verstand nog wel dat we in geestelijke verlatingen terecht kunnen komen wegens de zonde die scheiding maakt tussen de Heere en ons. Het is mogelijk dat we de Heere door een of andere zonde hebben vertoornd en dat Hij daarom Zijn aangezicht voor ons verbergt. We hebben onze eerste liefde verlaten. Of we zijn een verkeerde weg ingeslagen. Of we zijn zorgeloos geworden. Kortom, er kunnen aan onze kant allerlei oorzaken zijn waarom de Heere Zich voor ons verborgen houdt.

Het is echter ook mogelijk dat er niet direkt een concrete oorzaak bij onszelf te vinden is. Dat maakt de geschiedenis van Job ons duidelijk. Job was een man, oprecht en vroom, Godvrezend en wijkend van het kwaad. Maar uitgerekend over déze man kwam de allerzwaarste beproeving. En hoewel zijn vrienden hem ervan verdachten dat hij een grote zonde op zijn geweten had mocht hij toch in alle oprechtheid zijn onschuld voor de Heere betuigen.

Het kan dus zijn dat de Heere een zwaar kruis op onze schouders legt of ons veel afneemt en Zijn aangezicht voor ons verbergt om ons geloof te beproeven, maar om Zich ook daarna des te rijker te openbaren in Zijn genade en barmhartigheid.

Vertroosting in verlating

Voetius heeft bijna zijn hele „Disputatie" over de Geestelijke Verlatingen gewijd aan het vertroosten van mensen die in die toestand terechtgekomen zijn.

Zo zegt hij onder meer tegen hen die zich van God verlaten gevoelen: lleen al uit het feit dat ge u verlaten voelt blijkt dat gij een kind van God zijt en dat de Geest van God in u is, want deze dingen komen niet voor bij mensen die vervreemd zijn van God en Christus. Het is ook een bewijs van genade dat gij weer naar Gods nabijheid verlangt. En — zegt Voetius — door die verlating wordt nóch het geloof, nóch de genade in u vernietigd, want God is getrouw en Hij heeft Zijn Heilige Geest gegeven om bij u te blijven tot in eeuwigheid. En u mag ook terugdenken aan wat de Heere u vroeger heeft geschonken, net als Asaf, die in zijn ellende dacht aan „de dagen vanouds..." Bovendien, vaak duurt een dergelijke toestand niet zo lang. „Voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten, maar met grote ontfermingen zal Ik u vergaderen. In een kleine toorn heb Ik Mijn aangezicht van u een ogenblik verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik Mij over u ontfermen". (Jes. 54 : 7-8).

Bijzonder pastoraal is het dat Voetius hen die zich verlaten voelen wijst op het Evangelie, de bron der vertroostingen. In dat Evangelie wordt ons immers Christus voor ogen geschilderd als de getrouwe Zaligmaker met al Zijn schatten en weldaden: roeping, rechtvaardiging, aanneming tot kinderen, bewaring van alle kwaad, volkomen verlossing.

De middelen waarnemen

Welke middelen kunnen we gebruiken om uit die toestand van geestelijke verlating te komen? Voetius noemt de volgende.

We moeten allereerst tevreden zijn met de genadegiften die we reeds van de Heere hebben ontvangen. We moeten geduldig zijn ook in verlating en verdrukking: „Ik zal des Heeren gramschap dragen, want ik heb tegen Hem gezondigd." We moeten geloof oefenen om ook in donkere wegen te zeggen: „Maar ik vertrouw op U, o Heere, ik zeg: Gij zijt mijn God". We moeten op de Heere hopen: „Hoop op God, want ik zal Hem nóg loven". We moeten op de Heere wachten: „Wie geloof, die zal niet haasten". We moeten Hem zoeken, want Hij heeft beloofd: „Wie zoekt zal vinden". We moeten bidden: „Mijn stem is tot God en ik roep, mijn stem is tot God en Hij zal het oor tot mij neigen".

Hij van God verlaten...

Dc grootste troost in de verlating kan uiteindelijk alléén maar zijn dat Christus Zelf op het dieptepunt van Zijn lijden het woord van de dichter van Psalm 22 op Zijn lippen heeft genomen: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? " Dat mag in onze hoogste aanvechtingen onze troost zijn, wat ook ons Avondmaalsformulier zo rijk onder woorden heeft gebracht: „Hij van God verlaten, opdat wij tot God genomen en nimmermeer van Hem verlaten zouden worden."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 augustus 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

GEESTELIJKE VERLATINGEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 augustus 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's