Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voortgezet gesprek n.a.v. 75 jaar Gere#. Bond

Rond het 75-jarig bestaan van de Gereformeerde Bond is de afgelopen maanden het nodige gezegd en geschreven. Ir. J. v. d. Graaf heeft een en ander gebundeld in een pas verschenen boek. Dat zal in ons blad ook noe wel bespreking ontvangen. Mij gaat het dit keer in onze kroniek om een bespreking die ik las van ds. K. Exalto in „De Hervormde Vaan", blad van de Mannenbond. In die bespreking gaat hij in op o.a. twee interviews, waarop ik al eerder de aandacht vestigde in deze kroniek. Ik bedoel de gesprekken met prof. dr. J. Douma, hoogleraar aan de (Vrijgemaakte) Gereformeerde Hogeschool te Kampen cn ds. L. H. Oosten, Herv. predikant te Wouterswoude.

Prof. dr. J. Douma

Over de opmerkingen van prof. Douma schrijft ds. Exalto het volgende:

„Er staan in de bundel ook een paar bijdragen van prof. Douma, hoogleraar in de ethiek aan de Theologische Hogeschool te Kampen. Prof. Douma is 'vrijgemaakt'. Aan wat hij zegt cn schrijft is dat ook duidelijk te bemerken. In De Waarheidsvriend schreef hij: Niet binnen een Bond maar binnen de Kerk. Zo'n titel boven een artikel liegt er niet om. In de bundel is ook opgenomen een interview dat een poosje geleden in verband met ons 'jubileum' met prof. Douma is afgenomen. En daar staat boven: Wie zich in een bastion opsluit, heeft weinig behoefte om zich af te scheiden. Alweer: zo'n titel liegt er niet om.

Neen, vleien doet prof. Douma beslist niet. En dat hoeft ook niet. Laten wij elkaar maar eerlijk aanspreken op wat wij zien als eikaars gebreken.

Van de stukken van prof. Douma zijn in elk geval twee dingen te zeggen. In de eerste plaats: het blijkt dat de Gereformeerde Bond zijn aandacht heeft. In het bijzonder heeft hij aandacht voor hetgeen binnen die Bond gedaan wordt niet alleen op kerkelijk maar ook op theologisch terrein. En in de tweede plaats: er is bij prof. Douma, bij alle kritiek, een gevoel van verbondenheid. Eerlijk gezegd: dat hebben wij lange tijd bij vele Vrijgemaakten node gemist. Zij spraken of zij alleen er maar waren. Zij presenteerden zich als 'een volk dat alleen woont', en dat ook verkoos. Zij spraken wel veel over de kerk, maar deden geen recht aan de katholiciteit van de kerk. Zij sloten de kerk; naar het scheen, op in Kampen.

Ts er heden wat aan het veranderen? Ik meen van wel. Maar daar kom ik straks op terug. Eerst de kritiek van Douma. Niet een Bond, zegt hij. En daar zijn wij het eigenlijk mee eens. Hij zegt: de kerk! En ook daar zijn wij het mee eens. Niet genoeg kunnen de Vrijgemaakten ons voorhouden dat het gaat om de kerk, om een Gereformeerde Kerk. Een kérk die leeft en spreekt naar haar Belijdenis en die de tucht handhaaft.

Het ligt ons ook verre om af te geven op de Gereformeerde Kerk-vrijgemaakt. Ontzaggelijk veel is daarin te waarderen. Elke Gereformeerde Bonder zou wel een beetje jaloers op die kerk mogen zijn. En toch: Staat de Gereformeerde Kerk-vrijgemaakt wel zo hecht, als naar buiten wordt voorgewend? Zijn niet ook daar de slijtzwammen? Is er niet het gevaar van de introvertie? En vervolgens: een goede kerkorde is belangrijk, maar is de genade van de Geest niet nog veel belangrijker? Wij zeggen bepaald niet, dat de Geest daar ontbreekt, maar stellen alleen een kritische vraag.

Is niet de nood van de kerk veel algemener dan men gewoonlijk van de kant van de Vrijgemaakten ziet? Ik zie hun kerk daarbij inbegrepen. En waarlijk niet uit leedvermaak.

Wij kunnen de Geest niet opsluiten binnen onze kerkmuren. Er ligt voor de Vrijgemaakten nog een heel terrein van verrassingen braak. Er zijn 'broeders' die naast hen staan, ook al leven zij in een andere kerk. En wij hebben gezamenlijk een taak. Laten wij eens beginnen met elkaar op te merken. Dat is al heel wat.

En nu kom ik terug op hetgeen ik al schreef, namelijk dat, naar ik meen, er toch wat aan het veranderen is in de Gereformeerde Kerk-vrijgemaakt. In de vakantietijd lazen wij: In dienst van de vrede, een boekje dat geschreven is door prof. J. Kamphuis. Het is een uitgewerkte vorm van de rede die prof. Kamphuis heeft gehouden bij de overdracht van het rectoraat der Theologische Hogeschool op 6 december 1979. Sinds ongeveer

tweeëneenhalf jaar is prof. Kamphuis hoogleraar in de Dogmatiek; tevoren was hij hoogleraar in een paar andere vakken. Zijn boekje gaat over de doelstelling van het vak dogmatiek, zoals dat door Kamphuis zelf en zijn voorgangers K. Schilder en L. Doekes is gezien. Hij benadrukt, en terecht, heel sterk de onderworpenheid van de dogmatiek aan de Heiiige Schrift. Hij ziet vervolgens in de beoefening van de dogmatiek een 'dienst van de vrede'. Men probeert tot overeenstemming (consensus) te komen. Met wie? Met de broeders. Een kerkelijke belijdenis, waar ook de dogmatiek aan gebonden is, wil weren, maar ook binden. Zij weert af de ketterij, maar zij verenigt degenen die de waarheid liefhebben en doen.

Ik heb dit boekje, waaruit ik, met eigen bewoordingen, enkele dingen aanhaalde, met heel veel smaak cn instemming gelezen. Het biedt een specimen van gereformeerd theologiseren, op professoraal niveau. Ik hoop van harte dat het prof. Kamphuis nog vele jaren gegeven mag zijn om op deze wijze bezig te zijn. Maar wat mij het meest opviel in dit boekje is de 'broederlijke' toon, ik mag misschien ook zeggen: de katholieke gezindheid. Ik meen dat hier de enghartigheid doorbroken is. Kamphuis spreekt met het oog op zijn werk, in aansluiting aan de woorden van de apostel Paulus in Efeze 3, 18 over een 'samen met al de heiligen'. Hij stelt dat wij in onze denkarbeid dienstbaar hebben te zijn aan de voortgaande vrede der kerk. En bij het woord 'kerk' kan hij in dit geval moeilijk alleen maar aan eigen kerk hebben gedacht. Immers, daar zal de consensus wel voor een groot deel al gerealiseerd zijn. Bovendien, Kamphuis zegt nadrukkelijk: Iedere consensuss draagt bij aan de samenstemming van heel de christelijke kerk, de harmonie van de confessies, de samenstemming in belijdenis en in doxologie (blz. 77). Zulk een geluid vind ik bemoedigend. Niet elk isolement, maar wel een onvruchtbaar isolement wordt doorbroken. In andere kerken leven niet alleen maar ketters, van wie men zich verre dient te houden. Er mag zijn een gezamenlijk dienen van de vrede. Ook in de dogmatische en andere theologische disciplines. En dan is er van elkaar niet weinig te leren. Deze 'oecumene' dient naar mijn gevoelen in onze tijd de hoogste prioriteit te hebben."

Ds. L. H. Oosten

Ook het gesprek met ds. Oosten is in genoemde bundel opgenomen en krijgt van ds. Exalto aandacht. In het citaat komt u de naam van ds. Smit tegen. Bedoeld is ds. H. J. Smit, thans te Windesheim cn voorheen predikant van de H.G.J.B. Ds. Smit verwijt in zijn gesprek de Geref. Bond te weinig leiding te hebben gegeven bij de komst van de nieuwe psalmberijming en het nieuwe liedboek. Ook dat de Geref. Bond te weinig inhoudelijk aan de bezinning op allerlei vragen heeft bijgedragen. Ds. Exalto wijst deze kritiek af en gaat dan verder in op het gesprek met ds. Oosten:

„Van geheel andere aard is de kritiek van ds. Oosten. Zij roept voor een deel instemming op en voor een ander deel afwijzing. Positief waarderen wij het dat ook ds. Oosten het geheel van de Hervormde Kerk voor ogen wil houden. Positief waarderen wij het dat hij de Gereformeerde Bond oproept om in de strijd niet te verflauwen. Positief waarderen wij het dat hij waarschuwt tegen allerlei 'vreemde elementen' die ook de Bond kunnen binnendringen. Maar moeite kost het ons ds. Oosten te volgen als hij over de Hervormde Kerk spreekt als een 'zaaiveld'. Ik ben namelijk bang dat maar al te veel Gereformeerde Bonaers de kerk zien als niet anders dan een zaaiveld. Als wij maar preken kunnen; als men ons daar maar de ruimte voor geeft; och, dan is het in die kerk wel te houden. Ik zeg niet dat ook ds. Oosten er zo overdenkt, maar wel geeft hij er aanleiding toe door de Flervormde Kerk een zaaiveld te noemen. In dit opzicht zou hij wat kunnen leren van de Gereformeerden-vrijgemaakt. Hun gedurig beroep op de artikelen 27 en 28 van de Ned. Geloofsbelijdenis kan men niet zomaar naast zich neerleggen. De kerk als een zaaiveld, dat ben ik bij de reformatoren nooit tegen gekomen. De Fleere Christus noemt de wereld de akker waarop het zaad moet worden gezaaid. Dat is heel wat anders. Kerk en wereld mogen wij niet op één hoop werpen. De kerk is de gemeente van de levende God. Gods huis en woning.

Heeft collega Oosten wel voldoende besef van het verbond? Hoeveel verkeerd gebruik er ook ge-

maakt is van een of andere verbondsopvatting, het neemt niet weg dat het verbond er toch is. Onze belijdenisgeschriften en onze liturgische formulieren hebben daar niet weinig over te zeggen. Wie dc kerk niet meer ziet als een verbondsgemeente, maakt haar tot een werelds zaaiveld.

Een tweede punt dat mij trof is dat ds. Oosten de Gereformeerde Bond verwijt, dat hij theologisch zo weinig presteert. Hij roept uit: Wat produceert de Bond nu wezenlijk aan theologie' (blz. 121). Merkwaardig is dat in dit opzicht dc kritiek van ds. Oosten samenvalt met die van ds. Smit. Die richt namelijk aan de Gereformeerde Bond en aan het hoofdbestuur in het bijzonder, met wat andere bewoordingen, een soortelijk verwijt.

Wat moeten wij er op antwoorden? Wij zouden, ter verontschuldiging, kunnen wijzen op het feit dat prof. Douma, in dit opzicht toch wel een onverdacht en tot oordelen bevoegd getuige, constateert dat men vanuit de Gereformeerde Bond tegenwoordig probeert op de 'grote thema's' zelfstandig een antwoord te gev.cn, vanuit een confessionele visie (138). En die met name van het boekje van prof. Graafland Volwassendoop - kinderdoop - herdoop zegt: Een betere verdediging in beknopte vorm van de kinderdoop ken ik niet... (84).

Kent ook ds. Oosten dit boekje... en kent ook ds. Smit dit boekje? Of is het hun misschien ontgaan?

Maar: wij.zullen niet roemen. Er ligt nog veel werk te doen. En ik zou zowel ds. Oosten als ds. Smit willen oproepen ook zélf bijdragen te leveren.

Het verwijt aan de Gereformeerde Bond raakt per slot ook henzelf. En laten wij dan liever in elkaar wat waarderen dan dat wij pogingen die gewaagd worden hyperkritisch voor het grote publiek de grond in boren. Helaas komt dat ook wel voor.

Tenslotte, ds. Oosten schrijft ook over de bevinding. Beter gezegd: over bevindelijke prediking. En ook dan komt hij met kritiek. Wij zullen aan die kritiek niet alle scherpte ontnemen, maar toch moet ons wel wat van het hart. Zou niet elke predikant in zijn oordeel over het preekwerk van zijn collega's uiterst voorzichtig te werk moeten gaan? Elke predikant wordt bedreigd door de duivelslist om eigen preekwerk voor het allerbeste te houden. Wij hebben onze oordelen zo gauw klaar. Zelden horen wij de preek van een collega. Het is meestal alleen maar van horen zeggen wat wij ervan weten. Of wij baseren ons op een geschreven preekje, dat tenslotte toch maar een stukje gestolde arbeid is. En dan: wat is bevinding? Wordt aan tien mensen gevraagd wat bevinding is, dan krijgt men tien verschillende antwoorden.

Ds. Van den Berg (Geref. Gemeente in Nederland) werd door een deel van zijn gemeente afgekeurd omdat hij in zijn prediking niet 'bevindelijk' genoeg was; cn zo ontstond er een kerkelijke scheuring. En toch zullen omgekeerd de aanhangers van ds. Van den Berg gewis zeggen: onze dominee preekt wèl bevindelijk, cn zij zullen wellicht alle Gereformeerde Bonds-predikanten (ook ds. Oosten) voor niet bevindelijk genoeg houden. Ik wil maar zeggen: het is zulk een subjectief begrip.

In de werken van de reformatoren ben ik het woord nooit tegengekomen althans niet in de zin die men er tegenwoordig ongeveer aan geeft. Zij preekten het Woord Gods. In al z'n rijkdom en heerlijkheid, hoogheid en ernst. Is dat niet genoeg?

Mag er aan dc eis dat de prediking naar Schrift en Belijdenis moet zijn nog een tweede of derde eis worden toegevoed? Is Gods Woord soms niet bevindelijk? Is het niet doorademt! door de Geest, theopneust, zoals Paulus zegt.

Zou ds. Oosten zeggen: Laten wij toch niets tekort doen aan de volheid van het getuigenis van de Schrift, dan sta ik naast hem. Maar is dat niet voor hem en voor ons allen steeds weer een worsteling? Past ons niet de ootmoedige belijdenis dat wij maar zeer gebrekkige dienaren zijn van dat hoge en heerlijke Woord Gods? En dat de bede om de Geest die verlicht en ons inleidt in de kennis der waarheid ons nodig blijft? " Tot zover ds. Exalto.

Rond het 75-jarig bestaan van de Bond is meerdere malen de verscheidenheid aan de orde gesteld die er binnen de kring van de Bond altijd is geweest. Verscheidenheid in kerkelijk cn geestelijk opzicht. Laten we er voor waken dat er geen gescheidenheid van komt. De nood der kerk, de nood van land en volk vraagt om éénheid van allen die Gods waarheid in Christus hartelijk lief kregen en die waarheid willen verkondigen, onverkort en onverminderd.

J. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's