Bij de start van het winterwerk
De r in de maand
De vakanties zijn weer voorbij. De zomermaanden waarin het gewone leven soms stil lijkt te liggen. Ook in het kerkelijk leven is in die maanden weinig aktiviteit merkbaar. Er zijn geen catechisaties, geen vergaderingen, er is geen huisbezoek. Zelfs het beroepingsnieuws vertoont de kenmerken van dé komkommertijd! Het enige dat normaal doorgang vindt is de dienst des Woords, al is het in sommige gemeenten ook met een minder aantal kerkgangers...
Maar dan, als de r in de maand komt, dan gaat ineens alles gonzen van aktiviteit! Het begint al in de laatste helft van augustus met kerkeraadsvergaderingen. Dan komt daar in september nog de Classicale Vergadering bij. De verenigingen gaan zich bezinnen op hun winterprogramma. Er worden ipèlavonden gehouden. In een kerkdienst wordt het winterwerk officieel geopend. Kortom, heel de kerkelijke machine wordt in bedrijf gesteld.
Winterwerk
Dat zijn we langzamerhand zo gaan noemen: „winterwerk". Als je erover nadenkt, wat een raar woord is dat eigenlijk! De Llcere God wil immers alle dagen van ons leven worden gediend. In het Koninkrijk Gods krijgen we nooit vrijaf. Het werk in dat Koninkrijk mag nooit onderbroken worden.
En nu suggereert dat woord „winterwerk" eigenlijk dat het werk in Gods Koninkrijk tot de winter beperkt blijft. Tot de tijd waarin de r in de maand is...
Zoals de boeren hun drukke maanden hebben voor de hooibouw of voor de graanoogst of voor de aardappeloogst. En zoals er ook in andere branches hoogtepunten zijn, de middenstand bijvoorbeeld waarvoor december
een topmaand is. Zo wordt het kerkelijk leven geconcentreerd in de drie maanden vóór en de drie maanden na Nieuwjaar.
We weten natuurlijk wel dat het niet zo is, maar het woord „winterwerk" wekt een beetje die schijn.
Nuttig en nodig
We zullen er allemaal wel van overtuigd zijn dat het werk, dat we dan „winterwerk" noemen, een goede zaak is. Zelfs een nodige en een onmisbare zaak. De jongeren worden onderwezen in het Woord van God en in de belijdenis der kerk, en komen samen op clubs en verenigingen. Ouderen hebben hun mannen-en vrouwenverenigingen, hun lidmatenkringen en bijbelkringen. De gezinnen worden regelmatig bezocht. Al deze arbeid is gericht op de opbouw van de gemeente en op de uitbreiding van het Koninkrijk Gods. Een christelijke gemeente is zonder al dit werk zelfs niet denkbaar.
En het is een goede zaak dat heel de gemeente ook bij al dit werk wordt betrokken. Dat aan het begin van het seizoen aandacht wordt besteed aan dit werk in een speciale kerkdienst en dat over dit werk Gods zegen wordt gevraagd.
Gevaren
Toch liggen hier ook gevaren op de loer en we mogen onze ogen daarvoor niet sluiten. Ik dacht zelfs dat het geen kwaad kon elkaar van tijd tot tijd op die gevaren te wijzen, en elkaar voor die gevaren te waarschuwen.
Dezer dagen moest ik voor een bepaald onderwerp 'n boekje raadplegen dat ik in jaren niet meer in handen had gehad. Ik bedoel het bekende geschrift van (nu) prof. dr. H. Berkhof, „Crisis der middenorthodoxie". Mijn exemplaar is ongedateerd, maar ik zal er niet ver naast zitten als ik meen dat het stamt uit het begin van de vijftiger jaren. Dat wil dus zeggen dat Berkhof het ongeveer 30 jaar geleden schreef.
In dat boekje trof me een passage die ik hier laat volgen:
„Het gelaat der middenorthodoxe gemeenten van nu is wel geheel anders dan het zelfs nog maar vijftien jaar geleden was. Toen was er rondom de kerkdienst en de catechese nog betrekkelijk weinig gebouwd. Er waren enkele jeugdverenigingen en misschien een vrouwenvereniging. Het grootste gedeelte ook der meelevende gemeente bleef, afgezien van de geregelde kerkgang, passief. Dat is in en na de oorlog wel veranderd. De leuze „Gemeente-Opbouw" heeft niet tevergeefs geklonken (in een bepaalde zin tenminste). Ook de verkerkelijking van allerlei christelijke arbeid speelde daarbij een rol. Tegenwoordig is een 'bloeiende' middenorthodoxe gemeente een heel bedrijf geworden. Het wemelt er van raden, commissies, kernen, kringen en cursussen. Vele gemeenteleden zijn daarbij ingeschakeld. Wij behoeven op deze plaats de schildering niet te détailleren. De lezers voor wie dit geschriftje bedoeld is, weten er alles van. We mogen voor deze ontwaking hoogst dankbaar zijn, en moeten tegelijk constateren dat ze nog maar in de kinderschoenen staat. In elk geval: naar de slaperige gemeentevormen van voor de oorlog künnen we niet terug en kunnen we ook niet terug willen. En toch: zijn we er echt gelukkig mee? Ik meen te weten dat dit in vele gevallen niet zo is. Het winterwerk en de gehele organisatie der gemeente doen op vele plaatsen denken aan een machine die draait om te draaien en die weinig of niets aflevert. Men vraagt zich ook niet af wat de zin van dit alles is. Het lijkt wel alsof men bang is voor deze vraag en met de drukke activiteit eigen geestelijke onzekerheden overstemt. Vele predikanten, kerkeraads-en gemeenteleden voelen deze 'activering' als 'n plicht, 'n drukkende plicht, over welks diepere zin men maar liever niet nadenkt en aan welks noodzakelijkheid men zich verplicht acht te geloven. Zo is dit kerkewerk voor velen een geboden, maar vreugdeloos bedrijf."
Wanneer Berkhof de vraag stelt naar de oorzaak van dit vreugdeloos aktivisme, dan is hij van mening dat „onze drukke, bijna amerikaans aandoende, kerkelijke activiteit ontspringt aan een opvatting van de Wet, los van het Evangelie, die samenhangt met het feit dat 's zondags een Evangelie los van de Wet verkondigd wordt". En even verder: „Aan de vreugdeloosheid waarin dit alles pleegt te geschieden, is maar al te duidelijk te zien dat wij in de wettische sfeer verkeren".
Een gewaarschuwd man . . .
Ik beweer niet dat alles wat Berkhof tóen meende te moeten opmerken over de midden-orthodoxe gemeenten, thans ook van toepassing is op ónze gemeenten. Maar het valt niet te ontkennen dat er frappante overeenkomsten zijn.
Ook onder ons is het gevaar levensgroot dat alles overgcorganiseerd wordt cn dat één en ander zo nodig móet omdat we anders niet voor vol worden aangezien. Het kost echt niet zoveel moeite allerlei verenigingen op te richten, de gemeente op te delen in een groot aantal kringen en groepen, en ik-weetniet-hoeveel aktiviteiten te ontplooien. Maar ik zou wèl de waarschuwing van Berkhof ter harte willen nemen dat de kerkelijke machine niet moet draaien om het draaien zelf.
En zonder ook maar iets af te doen van de ijver en de toewijding van ambtsdragers en jeugdleiders zou het dan toch welcens „een vreugdeloos bedrijf" kunnen worden, waarvan niemand de zin meer inziet en waarbij iedereen hijgt naar het einde van het seizoen....
De gemeenten die Berkhof bedoelde mogen als waarschuwende voorbeelden dienen, want wat is er in de midden-sektor van onze kerk overgebleven van al die aktiviteiten?
Voorbede gevraagd
We staan er weer vóór, voor al het werk dat onze aandacht gaat vragen. Vele ambtsdragers zullen weer vele avonden aan hun gezinnen onttrokken zijn. Dat vraagt véél van hen, dat vraagt ook véél van hun gezinnen. Gedenken wij hen in ons gebed? En bidden wij ook voortdurend om Gods zegen over al het werk dat gedaan wordt? Want zonder die zegen zullen alle aktiviteiten vruchteloos zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's