De Nederlandse Geloofsbelijdenis
(49)
ARTIKEL XXV
De afschaffing van de ceremoniële wet en de overeenstemming van het Oude en Nieuwe Testament
De Bijbel als het geschreven Woord van God bestaat voor ons uit twee delen, die we Oude en Nieuwe Testament noemen. De vraag die nu aan de orde is, is die naar de verhouding van beide testamenten: wat is de overeenkomst tussen Oude en Nieuwe Testament, en wat is het verschil?
We beginnen met de namen, die we voor beide delen gebruiken: oud en nieuw! Deze aanduidingen zijn ons zo vertrouwd geworden, dat we nauwelijks nog kunnen horen welk verkeerd beeld ze kunnen oproepen. „Oud" — kan bij een buitenstaander de begrijpelijke reaktic wekken: oud, en dus: verouderd, dus eigenlijk: achterhaald. Het Nieuwe Testament moet dientengevolge wel de „eigenlijke" bijbel zijn. Zo werd het Nieuwe Testament ook afzonderlijk uitgegeven, samen met de Psalmen, als kerkboek.
Waarom zou het Nieuwe Testament de „eigenlijke" bijbel zijn? Omdat het daar pas letterlijk en werkelijk over Christus gaat? Groter misverstand ten aanzien van de Schriften is niet denkbaar!
We horen in Handelingen 17 van de inwoners van Beréa, dat zij het woord ontvingen met alle toegenegenheid, onderzoekende dagelijks de Schriften, of deze dingen alzo waren. De Schriften, die de Bereërs lazen, waren de geschriften van het Oude Testament. In die tijd was er geen andere Bijbel, geen Nieuwe Testament nog. Pas toen de 27 boeken van het Nieuwe Testament aan de Kerk gegeven waren, kon gesproken worden van een Oud Testament. Maar waarom deze woorden: oud en nieuw?
Kohlbrugge, die een geschrift gaf onder de titel: Waartoe het Oude Testament? ", meent dat de uitdrukking „Oude Testament" waarschijnlijk, maar tamelijk onnadenkend, is afgeleid uit 2 Kor. 3 : 14, waar de apostel zegt: ... want tot op de dag van heden blijft dezelfde bedekking in het lezen van het oude testament (of verbond)". „De apostel", aldus Kohlbrugge, „geeft duidelijk te verstaan, dat hij aan de boeken van Mozes de benaming „Oude Testament" niet geeft, maar dat hij ze zo noemt naar het gebruik, dat de Joodse mening daarvan maakte; zodat het niet aan de boeken lag, als waren deze een Oud Testament, maar aan de mensen, omdat zij die boeken met een deksel op het hart lazen, en zo maakten zij die tot een Oud Testament." Om deze reden vindt Kohlbrugge de opschriften Oude en Nieuwe Testament niet te rechtvaardigen, maar spreekt hij over het „zogenaamde" Oude en het „zogenaamde" Nieuwe Testament, of nog liever over de twee delen van de Schrift, namelijk: ozes en de profeten, en Evangelisten en apostelen.
Dit betekent nu voor ons, nu de aanduiding Oude en Nieuwe Testament volledig aanvaard is binnen de gemeente van Christus, dat deze beide woorden nooit een tegenstelling mogen oproepen, in de zin van: nieuw is beter dan oud, en het nieuwe is het eigenlijke, het oude is het mindere. Daarom zouden we willen pleiten voor een volledige uitgave van de Schriften, dus geen afzonderlijk „Nieuwe Testament", hoogstens wanneer zulke uitgave bestemd is voor evangelisatiegebruik.
Met het voorgaande hangt samen een volgend misverstand. We kennen het woordpaar Wet en Evangelie, en we hechten aan deze beide woorden. Een zeer diepingrijpende vergissing vindt plaats, wanneer we menen dat we de Wet vinden in het Oude Testament, en van het Evangelie horen in het Nieuwe Testament. Wet èn Evangelie klinken door heel de Schrift heen: Evangelie horen we ook en juist in het Oude Testament, tot in de donkere diepten van 's mensen ellende, en de Wet vernemen we in het Nieuwe Testament, verborgen in Christus' „binnenst ingewand".
Vanuit deze gegeven eenheid der Schriften, vanuit deze 66 boeken als het ene Woord van God in geschreven gestalte, gaan we nu vragen: maar er is toch ook sprake van verschil tussen het Oude en Nieuwe Testament? Er is toch bijvoorbeeld sprake van verschil tussen de uitleg van de synagoge en van de gemeente van Christus, wanneer het gaat om de inhoud van het Oude Testament? Vanuit dc gegeven eenheid mogen en moeten we zelfs vragen — terwille van Israël — naar het eigenlijke verschil tussen de beide delen van de Schrift.
„Wij geloven, dat de ceremoniën en figuren der wet opgehouden hebben met de komst van Christus en dat alle schaduwen een einde genomen hebben, alzo dat het gebruik daarvan onder de christenen weggenomen moet worden .. ."
Opgehouden — een einde genomen — weggenomen: dat zijn alle duidelijke woorden. Met de komst van Christus hebben de ceremoniën en de figuren van de wet opgehouden en alle schaduwen hebben een einde genomen. In dit verband hebben wij bijvoorbeeld te denken aan de uitgebreide tempelen offerdienst van Israël, zoals deze was vastgelegd in de vele wetten, die de ceremoniën van tabernakel en tempel regelden. Wanneer nu — om een centraal voorbeeld te noemen — het voorhangsel tussen het heilige en het heilige der heiligen in de tempel scheurt van boven naar beneden, wanneer Christus is binnengegaan in het heiligdom met het bloed van Zijn leven, dan is daarmee een ceremonie voorgoed opgehouden, namelijk het binnengaan van de hogepriester eenmaal per jaar in het heilige der heiligen. De tempel in Jeruzalem kan niet herbouwd en opnieuw in gebruik genomen worden met alle voorgeschreven ceremoniën, zonder dat het ene offer van Christus ontkracht wordt. Het is met name de Hebreeënbrief, die ons het einde van de schaduwendienst predikt, nu onze Hogepriester Christus Jezus eenmaal is ingegaan in het heiligdom...
(49)
Onze Geloofsbelijdenis spreekt hier de Hebreeënbrief na in opmerkelijk krachtige, duidelijke woorden: opgehouden — een einde genomen — weggenomen! Dit duidelijke woord staat in nauw verband met de vraag van de reformatie naar de wijze, waarop de gemeente van Christus samenkomt. Hier is mede aan de orde de vraag naar de inrichting van de eredienst en van het kerkgebouw. Deze krachtige woorden weerklinken als een helder getuigenis in de richting van de rooms-katholieke eredienst. Opmerkelijk is namelijk, dat de rooms-katholieke liturgie zeer sterk doet denken aan de tempeldienst van Israël met de vele ceremoniën. In de personen, voorwerpen en gebruiken herkennen wij Jeruzalem's tempeldienst: we ontmoeten de priester, het altaar, de wierook, de kandelaren, het offer, de reiniging, de plechtige gewaden van de priester. Altaar cn offer staat centraal in de eredienst, en daarmee verbonden de dienst van de priester, terwijl de gestalte van het gepredikte woord meer letterlijk terzijde staat. Wanneer de kansel opzij staat, vormt deze niet het eigenlijke hart van het gebeuren in de eredienst.
Wil Rome dan eenvoudig de tempeldienst van Israël voortzetten, en weet ze niet van het gescheurde voorhang en van het ene volbrachte offer van Christus? Zeker weet Rome daarvan, echter wordt het ene offer van Christus als het ware voortgezet in de samenkomst van de gemeente. Dr. Polman vat kernachtig het beslissende punt samen: „Beide leren, dat de eredienst der schaduwen heeft opgehouden, omdat deze in de bedeling van het Nieuwe Testament „zijn vervulling" ontving. De Reformatie belijdt, dat deze vervulling in Christus gekomen is. Rome daarentegen leert, dat deze in Christus en in Zijn kerk vervuld is.
Waarom kent het kerkgebouw vanuit Calvijn's overtuiging ten diepste niet meer dan kale muren, met het Woord op de kansel daarin centraal? Eenvoudig opdat bij het binnenkomen het getuigenis — nog zonder woorden — worde voorbereid: alleen Christus en Zijn offer! Wanneer op Hemelvaartsdag Christus onzichtbaar is geworden achter de wolk, is aan alle zien van Hem een einde gekomen. Totdat Hij komt gaat nu de kerk door de wereld beschermd en begeleid door de wolk, en dat wil zeggen: door Woord en Geest! Wij zien Christus niet dan met ogen, verlicht door de Geest, in het gewaad van het Woord gehuld. Daarbij zijn ons door Christus enkele eenvoudige zichtbare tekenen gegeven voor onderweg: het water van de doop, en het brood en de wijn van het avondmaal.
Op deze wijze zijn de samenkomsten van de gemeente, in reformatorische zin, sterk verbonden met de samenkomsten van Israël in de synagoge. In de synagoge zijn er wel de vele tekenen en symbolen, met name rondom de grote feesten van Israël, maar ten allen tijde blijft het hart van de eredienst het openen van de heilige Schrift, het lezen en het horen van het Woord van de Heilige Israëls, geprezen zij Zijn Naam! In de synagoge, en daarmee verbonden in het leerhuis, waar het onderwijs van de Torah plaats vindt, gaat het niet in de eerste plaats om het zien, maar om het horen. Israëls God is een sprekend God: Hoor, Israël...! In dit licht willen onze kerkdiensten het stempel van de synagdge dragen: de gemeente is vergaderd rondom het Woord. Het oog worde niet afgetrokken tot de verwarrende veelheid der zichtbare dingen, in ceremoniën en figuren, maar het oor wil geopend zijn tot de eenvoud van het horen en bewaren.
Dit betekent intussen voor ons, laat — twintigste — eeuwse mensen, die zozeer ingesteld geraakt zijn op het zien van de dagelijkse veelkleurigheid der dingen, niet minder dan een omkering des harten: zich te mogen overgeven aan de heilzame armoede, de ware eenvoud, de concentratie van het gehoorde Woord! Van zulke verbondenheid met Israël in het Woord kan bijvoorbeeld sprake zijn, wanneer we bij de Klaagmuur in Jeruzalem — eigenlijk een synagoge in de openlucht — in dezelfde geschreven woorden, die de Joden lezen in volledige overgave van het hart, onze God ontmoeten, zoals Hij zich geeft in de gestalte van het Woord. Tegelijkertijd gaan synagoge en kerk uiteen — en nergens ter wereld kan dit wellicht sterker worden ervaren dan juist in de nabijheid van de Klaagmuur — wanneer de kerk in de gehoorde woorden van Israël de gestalte van Jezus Christus ontmoet. Hij, die onzichtbaar is achter de wolk, maakt zich op deze wijze bekend, hoewel we Hem nog nooit gezien hebben. Christus in het Woord!
Ceremoniën, figuren en schaduwen nemen een einde, wanneer de Zon der gerechtigheid zelf over deze wereld is opgegaan. Maar dc Zon straalt in en door het Woord, en daarin zijn en blijven we als gemeente van Christus verbonden met de synagoge, en daarin zijn we „geteld als in Is'rel ingelijfd". De tempeldienst is zichtbaar geworden tot de schamele rest van een stuk klaagmuur. Naar de ceremoniën van offer en altaar kunnen wij niet terugkeren, zoals vandaag een orthodoxe jood het tempelgebied zelf niet zal durven betreden zelfs.
Wij ontmoeten de Levende in de gestalte van het Woord, en in dit Woord leven wij, vanuit het ene, volbrachte offer van het Lam van God, het leven dat met Christus verborgen is in God. Achter de wolk...
H. Vk.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1981
Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1981
Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's