Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(51)

ARTIKEL XXVI

CHRISTUS DE MIDDELAAR

Wij geloven, dat wij geen toegang hebben tot God dan alleen door de enige Middelaar en Voorspraak Jezus Christus, de rechtvaardige..."

Opnieuw staan we voor 't geheimenis van het hogepriesterschap van Jezus, de Zoon van God. We hoorden in Art. 21 van Zijn ene, volkomen offer, en we hoorden vervolgens hoe de Geest uit Christus zulke verzoening neemt, en ons doet geloven, en hopen en liefhebben, en nu buigt nog eenmaal de weg des heils zich terug naar het hart, naar Jezus Christus, de rechtvaardige, de Middelaar en Voorspraak bij God. Wij gaan nu horen hoe Christus het offer van Zijn leven levend houdt bij de Vader op de wijze van het Gebed, de voorbede, de intercessio. Wij zondaren hebben geen toegang tot God, dan alleen door de enige Middelaar. Met deze woorden, zo geloven wij, wil van meet af aan niets meer van onze hand, vanaf de aarde omhoog naar de hemel — alleen door de Middelaar!

Een middelaar is — volgens de griekse taal — iemand, die midden tussen twee personen gaat instaan, en die tracht te bemiddelen in geval van conflict. Hij tracht beide partijen opnieuw tot elkaar te brengen. Zo was Mozes de middelaar tussen God en Israël en door middel van Mozes gaf God zijn verbond en geboden aan Israël. Later kwam onder het joodse volk de gedachte van de engelen als bemiddelaars, vanwege de oneindige afstand tussen God en mens. Michaël was bijzonder hiermee belast, zo geloofde men. Ook in de Griekse cultuur, zoals bijvoorbeeld in Athene, was de rol van de middelaar zeer vertrouwd: en probeerde ontstane conflicten met behulp van bemiddelaars zelf op te lossen, vóór men naar het gerechtshof ging. Tegen deze achtergrond gaan we verstaan, dat ook Jezus genoemd wordt de Middelaar: Want er is één God, er is ook één Middelaar Gods en der mensen, dc Mens Christus Jezus..." (1 Tim. 2:5).

Met name de Hebreeënbrief spreekt aldus over onze Hogepriester: En daarom is Hij de Middelaar van het nieuwe testament..." (Hebr. 9 : 15). De middelaar moet in staat zijn beide partijen te verstaan, te vertegenwoordigen, om te kunnen bemiddelen. Jezus is de enige Middelaar tussen God en mens, omdat Hij zowel God als mens is, in één persoon, zoals de kerkvader Irenëus zegt: Hij toont God aan de mensen, en Hij stelt de mens voor aan God." Behalve het verstaan kunnen van beide partijen moet de middelaar ze ook werkelijk tot elkaar kunnen brengen, dat wil zeggen: ezus Christus brengt de mens terug tot God. Ja, in Christus, de Rechtvaardige, de waarachtige mens is de mens tot God teruggebracht. Het doel van het middelaar-zijn is het opbloeien opnieuw van de liefde als vrucht van de verzoening.

Zo is Christus de enige Middelaar, en is Hij het als Voorspraak, dat is: als Degene, die erbij geroepen is, de Paracleet, de advocaat. Hij spreekt vóór de aangeklaagde: „die hierom mens geworden, is verenigende te zamen de Goddelijke en de menselijke natuur, opdat wij mensen een toegang zouden hebben tot de Goddelijke majesteit..."

Waarom het hier nu gaat is, dat de mens Jezus Christus de enige Middelaar en Voorsprak is. Hierom is de Zoon van God mens geworden, opdat wij toegang tot God zouden hebben... Een middelaar moet beide partijen kunnen verstaan, als van binnenuit: wie kent en doorgrondt ons mensen, zoals wij zijn, terwijl tussen God en ons een eeuwig diepe afgrond gekomen is? Het is de méns Jezus Christus, die ons terugbrengt tot God.

Hoe konden wij dit Evangelie toch zo dikwijls vergeten? Er is een zieke in ons midden, en deze gaat door afgronden van pijn en aanvechtingen heen. Wie verstaat zulke nood ? Hoe onbarmhartig kan dan het woord klinken, waarin we de zieke oproepen om te bidden, om veel te bidden en om aan te houden in het gebed, alsof ons roepen op zichzelf de hemel kon bereiken! Waarom vergeten we dan telkens weer de eenvoud van het ons toebctrouwde Evangelie: de Zoon van God is mens geworden! God roept niet vanuit de hoogte woorden van troost, maar we horen deze beneden ons klinken, ónder ons. De Zoon van God werd mens, ons in alles gelijk: wie kent ons beter dan Jezus Christus! Dat is een vraag, die door de diepten van ons hart heenboort: Wie kent ons beter dan Jezus Christus? In de diepten en op de hoogten van het leven: altijd is Hij boven ons, op de toppen van de blijdschap van het leven, en altijd is Hij beneden ons in de diepten van ellenden van ons bestaan. Wie peilt de werkelijke diepte van de zondenood van zijn bestaan en wie kent de sterkte van Gods toorn, naardat Hij te vrezen is? We kunnen de meest diepgelegen en meest verborgen plaatsen van het leven opsporen en leren kennen — de voetstappen van de Zoon van God hebben daar gestaan. Er kan geen plaats meer zijn, geen menselijke ervaring, die werkelijk buiten Christus zou blijven, aan Hem vreemd en voor Hem onbekend. Daarom is Hij de enige Middelaar tussen God en ons. Hij weet, wie onze God is. Hij weet, wie de mens is, en Hij kent beiden zo volkomen, dat in Hem de deur tot God is opengegaan. Die anders altijd voor ons gesloten zou blijven...

Zulk een Hogepriester is Hij als Middelaar, dat wil zeggen: zo bidt Hij voor ons tot de Vader, en houdt daarin het eenmaal gebrachte offer der verzoening levend bij de Vader. Zo worden onze gebeden in Zijn voorbede opgenomen, gereinigd en gelouterd.

Ons gebed op zich genomen bereikt immers niet de troon van God, zulke draagkracht bezit het niet. We staan altijd opnieuw versteld hoe onbarmhartig wij met elkaar kunnen omgaan, wanneer we onze naaste in nood aanraden toch maar veel te blijven bidden, zonder daarbij de Naam. van Christus zelfs te noemen. Alsof het zo zou zijn, dat wij — eindelijk — op een dag de hemel zouden open bidden. Waarom niet eenvoudig het Evangelie gesproken: Christus bidt voor u bij de Vader! En wat te denken van de momenten, dat wij niet kunnen bidden: als kind in de wieg, in onze slaap, in een coma geraakt, buiten bewustzijn gekomen? Dan zijn we volkomen afhankelijk van dc ander. Dan rusten wij met lichaam cn ziel, als een kind, dat ten doop wordt gehouden, in de voorspraak van onze enige Middelaar. Ook hier blijkt, hoe wij telkens weer van onszelf uitgaan, en de wereld beleven vanuit onze ervaring, en hoe we dan zien dat een kloof ons gescheiden houdt van God. En dan denken wij dat de w r eg tot God nog geheel aangelegd moet worden, en dat daarbij juist onze gebeden onmisbaar zijn. Echter de gemeente van Christus is geroepen de werkelijkheid niet vanuit zichzelf te zien, maar vanuit het gehoorde Woord, vanuit de gegeven belofte, vanuit de geschonken openbaring, cn dan zien we hoe de weg tot God niet in elk mensenleven opnieuw nog gebaand moet worden, maar dan mogen we zien dat de weg gebaand is, als een verse, levende weg, in een spoor van bloed, vanuit ons midden tot in het vaderhart van God. Dan zien we hoe in de mens Jezus Christus de mens buiten het paradijs tot God is teruggebracht. Deze Middelaar bleef niet eindeloos heen en weer spreken tussen God en mens, maar Hij werd zelf als de ene partij de andere partij — en zó brengt Hij Adam tot God! Hoe kunnen wij altijd weer deze meest eenvoudige werkelijkheid van het Evangelie vergeten, voor de ander, en voor onszelf, alsof wij in onze gebeden de weg van Gethsémané en Golgotha opnieuw houden moeten gaan om tot God te komen!

Vanuit de gegeven Middelaar mogen we in de woorden van dit rijke geloofsartikel het geheim van Christus' voorspraak overdenken. Daar* is, om te beginnen, de vraag of Christus toch niet te hoog voor ons is, of Zijn grootheid ons toch niet verschrikken zal. We denken in dit verband aan de jonge Luther, worstelend met de bange vrees voor Christus als heilige rechter. Zo was het beeld van Christus hem voor ogen gaan staan: hoog, verheven, streng, onbereikbaar. Zo ver weg, dat naast Hem en tussen Hem cn de zondaar wel andere middelaars moesten gaan staan: Maria en de vele heiligen. Maar ach, alweer dient gesproken: hoe wordt onder ons gedacht en gesproken, dat een mens in zijn nood toch niet zomaar tot Christus gaan mag, en dat in de prediking toch niet zomaar de ene Middelaar Gods en der mensen aan een ieder mag worden verkondigd...

Verschrikt door Zijn grootheid Christus ons dan niet? Ja zeker, dat doet Hij! Mens is Hij, maar ook waarachtig God! Hij ver-

schrikt ons zó, dat we met Johannes op Patmos als een dode aan Zijn voeten vallen, wanneer we Hem zien verschijnen in komende glorie. Wie blijft dan zichzelf, wie blijft leven, gewoon en kalm, het eigen leven in de ontmoeting met de Middelaar? Maar in deze vrees kunnen we één ding onmogelijk: we kunnen niet, naar ons goeddunken, een ander zoeken. Een andere middelaar! We vallen aan Zijn voeten, we vallen naar Hem toe, en al stervende aan Zijn voeten zullen we leven in Zijn Woord: Vrees niet... Dit nu is het leven, het leven door de Middelaar: Vrees niet, Ik ben dood geweest! Alleen God de Zoon kan zd spreken, niet de Vader, noch de Heilige Geest: „Ik ben dood geweest", kan slechts gezegd worden door God de Zoon als mens. En dit is het woord, waaraan wij de enige Middelaar, de Ware, herkennen. Twee behoeven er niet dood neer te liggen: wanneer Christus gestorven is, mag Johannes leven...

Christus moet ons niet verschrikken, zodat we een ander gaan zoeken. Wie zou een ander gaan durven zoeken, nu de Vader zo Hem gegeven heeft: Want er is niemand, noch in de hemel, noch op de aarde, onder de schepselen, die ons liever heeft dan Jezus Christus..." Niemand houdt meer van ons dan Jezus Christus! Dat is een ontzaglijk woord. Het is, met het woord van de apostel, gezegd van de vrouw, wanneer zij geroepen is de man te vrezen (Ef. 5 : 33), vanwege het diep geheimenis van het bemind worden. Niemand heeft ons meer lief dan Christus, en het teken daarvan, zo u wilt: et bewijs van Zijn liefde is, dat Hij, hoewel in de gestaltenis Gods zijnde, nochtans zichzelf heeft vernietigd, aannemende de gestaltenis van een mens en van een dienstknecht voor ons, en is in alles zijn broeders gelijk geworden. Het teken van Zijn liefde is, dat Hij in het offer van Zijn leven zichzelf volkomen heeft gegeven. Wanneer de liefde van God zich zo in Christus gegeven heeft, kunnen of zelfs: urven wij dan een andere Middelaar te zoeken, die ons meer zou beminnen dan Hij doet? Hij heeft Zijn leven voor ons gelaten, toen wij zondaars waren, volop en toen wij ons zijn vijanden betoonden, volop! Nee, wij willen geen middelaar zoeken buiten of naast het laatste liefdewoord, dat de Vader in de Zoon gesproken heeft. Wij weten, dat wij dan voorbij komen aan de grens, waarvoor zelfs de Vader in de hemel geen woorden meer heeft. Wij weten dat Zijn laatste woord dit is: eze is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's