De Koning-Priester op Zijn troon
Drie man sterk zijn ze uit Babel gekomen, Cheldaï, Tobia en jedaja. Het waren gezanten van de in Babel achtergebleven ballingen. Het gerucht van de herbouw van de tempel in Jeruzalem had hen bereikt. De stand van de financiën was niet rooskleurig. Vandaar dat ze komen met zilver en goud, een vrijwillige bijdrage voor het noodzakelijke werk. Ze logeren bij Josia, dc zoon van Zefanja. Op Gods bevel spoedt zich de profeet Zacharia naar die woning. Hij moet het bedrag in zilver en goud in ontvangst nemen en bestemmen voor een ander doel, dan waarvoor het verzameld was. Niet voor de tempelbouw, maar er moeten kronen van gesmeed worden.
We zullen moeten denken aan één kroon, met meerdere ringen. Verkwisting, zegt het gezond verstand, overbodige luxe. Maar daar stoort zich Gods bevel niet aan. Nog meer vragen rijzen als de kroon gesmeed en gereed is. Zacharia gaat er mee naar Jozua de hogepriester en tot aller verbazing zet de profeet de priester de koningkroon op. Onthoudt het, alles geschiedt op het Woord des Heeren. Misschien vinden ze Zacharia allemaal wel eigenwijs, maar het is de eigen-wijs van God. Het dwaze Gods is nog altijd wijzer dan de mensen. Bij de kroning voegt zich het profetisch woord: Alzo spreekt de Heere der heirscharen zeggende; Ziet een Man, Wiens naam Spruit is, zal uit zijn plaats spruiten. Gods Woord richt de adventsblik op Christus en
Zijn nederige afkomst
Plechtig en krachtig klinkt het Godswoord: Ziet! Er is ook wat te zien. Jozua de gekroonde hogepriester vraagt alle aandacht. Jozua die Zacharia in het visioen met zijn vuile kleren voor God zag staan. Satan naast hem richtte toen de beschuldigende vinger op hem. Moet u hogepriester zijn? Zoals zo menigmaal Gods uitverkorenen beschuldigd worden met het satanische „jij"? jij, wil jij je nog iets verbeelden? jozua u moest zich wegschamen, wegpakken uit het heiligdom. Ja dat moest wel, maar God zij dank, het hoéfde niet. Omdat de Heere het Zelf voor hem opnam en het eindresultaat was er dan ook naar. Zoals het er altijd naar is als God in Zijn grondeloze en verkiezende liefde in de bres treedt. Wie zal er dan nog beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? Een wonderteken, een levend wonder is Jozua van nu en voortaan.
Behalve een wonder is Jozua ook een wonderteken. Nu hij staat in het wonder van de schuldvergevende liefde van God, is hij een teken om heen te wijzen naar de grote Jozua, naar Jezus Christus, in Wie en door Wie God de ongerechtigheid van het land op één dag wegneemt. In dat visioen klonk in Zacharia 3 ook al hetzelfde woord. Het woord Spruit viel toen al. Het viel niet zomaar uit Gods mond. Dat doet Gods Woord nooit. Het komt altijd weldoordacht en weldoorwrocht met de liefde en genade, die boven elk menselijk verstand uitgaat. Zie Ik zal Mijn Knecht de Spruit doen komen.
Terwijl nu Jozua in levende lijve met de zilver-gouden kroon getooid temidden van de verbaasde toeschouwers staat, krijgt de belofte uit het visioen weer stem. Ziet! Naar wie? Naar Jozua? Helemaal niet. Het staat er ook niet. jozua dient slechts als blikvanger voor de Ander. Ziet! Het betekent niet: moet u die Jozua daar eens zien staan. God wil de blik niet verengen, maar verlengen, van Jozua af de verre, verre toekomst in. En we turen in adventsverwachting met de hand boven de ogen in de spanning van het geloof, door het profetisch W 7 oord gewekt en gewerkt. Ziet, daar komt Hij. Een Man verschijnend aan de horizon van de volheid des tijds. Een Man, Wiens Naam Spruit is. Die zal uit zijn plaats spruiten. Niet Jozua is de man, hij wordt ook niet de man, al draagt hij even die wonderlijke kroon.
Maar als iemand zover nog niet zien kan, niet zover als de belofte reikt, dan brengt God die Man, wiens Naam Spruit is nabij. Daar gebruikt op dit moment God Jozua voor Jozua — ik bedoel het eerbiedig — is maar een kijker, die de Heere het adventsvolk uit die tijd in de hand geeft. Ziet! Wie? de kijker? Neen de Man wiens Naam Spruit is. Zoals je een schip dat aan de einder vaart door een kijker naar je toehaalt, zo is Jozua. Een „mannetje uit het stof verrezen", die de aandacht vestigt op de Man. Spruit is zijn Naam.
Het woord Spruit is herinnering aan de aloude beloften, die er al lagen van voor de ballingschap. Toen sprak Jesaja van het Rijsje uit de afgehouwen tronk van Isaï en over dc Scheut uit zijn wortelen. Toen noemde Jeremia Hem al de Spruit, de Heere onze GERECHTIGHEID. Zo gaat het geloof voort van belofte tot belofte als over de vaste grond van Gods eeuwig Woord. Totdat de beeldende taal van de profetie zwijgt en in klare bewoordingen van de aanschouwende werkelijkheid het op ons afkomt: Het Woord is Vlees geworden en het heeft onder ons gewoond.
Ziet u Hem? U in hoogst eigen persoon? Spruit is Zijn Naam. Hij heeft niets van hoogheid aan zich. Een Rijsje van i-cn afgekapte boomstronk, een wortel uit een dorre aarde. Toch teken van hoop en bewijs van Gods genade in een verloren wereld.
Klein met de kleinen, zondaar met de zondaren, goddeloos met de goddelozen. Als wij Hem aanzagen — maar dat staat op rekening van ons verduisterd verstand, onze schuldige blindheid, ons verdoemelijk ongeloof — had Hij geen gestalte dat wij Hem zouden begeerd hebben. Hij was veracht, door goddeloze niet in het minst en door vromen in eigen oog het meest. De onwaardigste onder de mensen! Velen keuren Hem geen blijk van toegenegenheid, geen blik waardig. Iedereen ziet Hem over het hoofd. Wie kijkt er nu uit voor een Spruit? Iedereen trapt er op. Spruit, die naam slaat op Zijn vernedering, Zijn ontlediging en het woordje Man schijnt wel een belediging, om Hem nog meer te krenken. Er is niets aan Hem ce zien. Onze ogen lonken van nature naar veel aantrekkelijker dingen. We geven ze goed de kost aan de grootheid des levens, aan de begeerlijkheid der ogen. Wij zien anderen voor Hem schuiven en onze blikken hechten zich vast aan mannen en vrouwen van geestelijke statuur. Heb je die al gehoord? Heb je die al gezien. Dat was in Corinthe zo, waar ze het bestonden om beelden van Paulus en Apollos en Cefas voor Christus te schuiven, Dat is nog zo.
Onze diaseries vertonen allerlei gestalten van mensen, die het beeld wat Paulus zo graag schilderde doen vervagen. Welk beeld? Christus voor ogen schilderend als onder U
gekruist zijnde, zegt hij. Ach we kunnen vanwege de , , eikebomen der gerechtigheid" soms het eenvoudige kruis niet meer zien. En toch is het Kruis de Boom des levens. O ja u mag wel naar die en degene kijken om er Jezus in te ontdekken, hoe Hij zondaren als een vuurbrand uit het vuur rukt. Zo diende Jozua als blikvanger om ons Jezus te laten zien. Zo zegt Paulus: en zij verheerlijkten God in mij. Daar gaat ons bezwaar niet tegen. Ik wil dit maar zeggen om misverstand te voorkomen. U mag in geredde zondaren Gods genade zien schitteren. Maar wie zelf van zijn zondekwaal en hemelhoge schuld voor God gered wil wezen, die moet slechts het Lam Gods zien. Die Spruit, die zo diep in onze schuld en vloek en in ons oordeel is gekomen, dat Hij geworden is uit een vrouw en geworden is onder de wet.
Hier hebt ge nu het beloftewoord en daar mag u met een schreiend hart, buigend onder uw schuld de hand op leggen. Adventskinderen ga van belofte tot belofte tot Hem, die ons van God geworden is tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en verlossing. Wat zegt u, dat gaat zomaar niet? Hoe dan wel? De kortste weg naar Christus gaat u als u in uw eigen wegen doodgelopen bent. Meer dan een moordenaarsbende hoeft niet: Heere gedenk mijner. Ik boog me cn geloofde en... mijn God sprak mij vrij. De Spruit voor wie het Godswoord aandacht vraagt krijgt van de Heere
Een verheven opdracht.
Ten tijde van de tempelbouw werd jozua door Zacharia gekroond. Die herbouw stond onder leiding van Zerubabel, een zoon uit het davidische koningshuis. Haggaï en Zacharia zond God als profeten om het bouwwerk te stimuleren. En Jozua zou in de herbouwde teuijpel als hogepriester dienst gaan doen. Vindt u het dan niet een beetje vreemd als nu niet van Zerubabel, doch van iemand anders gezegd wordt, in dit geval van de Man die de naam Spruit draagt, dat hij de tempel des Heeren zal herbouwen? Ja Hij zal de tempel des Heeren bouwen. De herhaling bewijst dat vergissing uitgesloten is. Het kan niet anders of de tempel waar onze tekst over spreekt is niet de aardse tempel, mar de geestelijke tempel. God is de Bouwer en de Man met de naam Spruit is Uitvoerder. De grondslag, het fundament van die tempel is gereed gemaakt in het gemaakt bestek, het eeuwig voornemen Gods, naar de verkiezing der genade.
Hoe gaat die Man, die Spruit daarbij te werk? Hij komt om Gods welbehagen te doen. Om het eeuwig voornemen van Gods verkiezing uit te voeren. Hij heeft mede het fundament der eeuwige verkiezing bepaald. Hij heeft zichzelf gelegd als het Fundament van apostelen en profeten, als uiterste Hoeksteen. Hij heeft gebouwd door de afbraak heen.
Breek deze tempel — dit was zijn lichaam — af zo zal Hij spreken. Nu dat is gebeurd. Slopershanden, waaronder dc uwe en de mijne, hebben Hem aan het krruis geslagen. Als een steen is Hij door de bouwlieden verworpen. Ik hoef het u niet te zeggen en ik mag er niet van zwijgen. Maar tevens hebben Zijn twee doorboorde handen, het fundament van eeuwige zaligheid voorgoed vastgelegd. Toen was het recht van God voldaan, de schuld van het volk uit Gods boek gedaan. Deze Steen is door God tot een hoofd des hoeks gelegd. Het gebeurde weliswaar tot verbazing der toeschouwers, maar het gebeurde toch maar. Deze Jezus heeft God opgewekt en aan Zijn rechterhand verhoogd in heerlijkheid.
Hoe gaat de bouw nu verder? Ziet, Hij zal de tempel des Heeren bouwen. Paulus had er kijk op cn hij zegt, juist tegen u, die er maar geen zicht op kunt krijgen: Op welke, hoort u goed? Op welke, (niet ernaast), het gehele gebouw bekwamelijk samengevoegd en vastgemaakt zijnde opwast tot een heilige tempel in de Heere. Op Welke dat is op Christus.
U klaagt mogelijk over gebrek aan vastheid. Inspectie bij het licht van Woord en Geest kon wel eens aan het licht brengen waar het aan schort. Bent u nog bezig om zelf het fundament te leggen? Kruiwagens en karrevrachten vol toestanden en eigengemaakte bevindingen worden in de bouwput gestort. Denk maar niet dat er een fundament door totstand komt. Niemand, niemand kan een ander fundament leggen, dan hetgeen gelegd is. Dat is 'n veroordeling van ons werk, afbraak tot de fundamenten toe. Het nodigt u uit om te komen tot de levende Steen, die door God uitverkoren en dierbaar wordt genoemd. U wilt toch niet blijven behoren tot de categorie dwaze bouwers, die de zandgrond gladstrijken met een hallelujageloof of zelfs wel het een och-mochtgeloof, die alles klaar maken met hun netheid of hun eigen vroomheid. Die denken dat als je maar met de meetlat looipt je dan ai iets fundamenteels tot stand brengt? Zandgrond, meer is het niet. Als het niet intijds ontdekt wordt zal de eeuwigheid het openbaren, als het te laat is. Maar zie hoe het werk door de handen van de grote Tempelbouwer gelukkiglijk voortgaat. De bouw vordert. Ook al zeggen ze „die Jezus" of dat mannetje. Ook al is Hij een worm en geen Man. Gods heilige tempel komt onder Zijn handen vandaan en wordt opengetrokken uit levende stenen. Wat een uitdrukking. Levende stenen. Ik was cr niet op gekomen als de apostel Petrus, u weet wel de Rotsman, mij die niet aangereikt had. U hebt wel eens gehoord: zo dood als een steen, zo hard als een steen, zo koud als een steen? Ja zo kan een mens jaren lang onder het evangelie verkeren. Het doet me niets, zeggen de mensen dan. De kerk krijgt de schuld, de preek krijgt de schuld en weet ik niet wat en wie. Maar het komt allemaal door die steen, geloof me nu maar. Het wonder van de tempel is, dat de Heere deze bouwt uit levende stenen. Kan dat dan? Een steen die gaat leven? Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God. Dat ligt gelukkig binnen het bereik van Gods almachtige liefde en Gods liefdevolle almacht. Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen en Ik zal U een vlesen hart geven. Dat heet wedergeboorte. En zo wordt het ons geleerd alle gronden en zekerheden buiten Christus kwijt te raken, en onze zaligheid buiten onszelf in Christus te zoeken. Dit bouwen rekent Jezus Christus tot Zijn verheven opdracht. Van het begin der wereld tot het einde vergadert Hij Zijn kerk. Weet u dat ook? Zijt ge mede gebouwd tot een woonstede Gods in de Geest. Aan ieder huis zijn grote en kleine stenen, gladde en ruwe. Stenen voor de voorgevel en de achtergevel, stenen aan de top en vlak bij, ja zelfs onder de grond. Stenen aan dc buitenmuur en stenen aan de binnenmuur. Het huis kan er niet één missen. Waar u vastgemetseld zit hindert niet. Geef mij Heere de laagste plaats, zo Gij mij een plaats wilt geven.
Maria had een nederig gemoed waarin Gods Geest wilde wonen. Samuël was zo'n steen, toen hij zei: Spreek, Heere, Uw knecht hoort. Waar zit u vast? Of zit het nog vast op het feit dat u nog niet voldoende los bent van uzelf? Hier zit het op vast als en zolang u nog niet zegt van die Steen: U die gelooft is Hij dierbaar. Soms zit het vel vast maar zet de duivel cr de stormram op. Wonderlijk, door de strijd heen wordt het vaster. Bergen zullen wijken en heuvelen wankelen, maar niet het verbond Mijns vredes. Als straks de tempel voltooid is en het werk af is, en de laatste steen in Gods tempel is aangebracht, dan ziet Johannes in de heilige stad geen tempel meer. Alleen: de Heere, de almachtige God is haar tempel en het Lam.
Tenslotte wordt deze Spruit een gezegende Godsregering beloofd
Deze Spruit zal het sierraad dragen. Het wil zeggen: koninklijke eer, koninklijke waardigheid zal Hem beschoren zijn. Waar zal dat aan te zien zijn? Hij zal zitten en heersen op Zijn troon; en Hij zal Priester zijn op Zijn troon. Hier klimt de verwondering ten top. Het kwam immers nooit voor dat een koning tegelijk priester was? De twee ambten dienden streng gescheiden te blijven. Uzzia werd melaats toen hij als koning naar de priesterlijke bevoegdheden greep. Dat was vergrijp. Maar ziet! Kijk nu eens goed en u kijkt uw ogen uit. Die Man bereikt het wel. Koning en Priester op Zijn troon. En de raad des vredes tussen die beide. Hetgeen zeggen wil volkomen harmonie tussen die twee ambten. Onze kanttekening zegt terecht dat er vreedzame raadslagen tussen de twee ambten van de Spruit zullen zijn. In Christus zijn alle ambten tot een eenheid verbonden, ook die van Priester-Koning. Wat de liefde van de Priester wil bewerken ontzegt het vermogen van de Koning Hem niet. Hij is Priester over Zijn eigen tempel, wiens huis wij zijn, indien wij maar deze vaste grond der roem tot het einde toe behouden. Het priesterlijk bergwerk ligt ten grondslag van ons eeuwig behoud en zo moet de
Koning eeuwig leven. Hij is Gods Melchizedek, Priester-Koning. Dit woord leidt ons binnen door het geloof in de hartsgeheimen van Immanuël. Hij is er voor u die in uw ongerechtigheid verwerpelijk en in uw eigengerechtigheid mogelijk nog verwerpelijker zijt voor God. Wij hebben een Hogepriester, die een verzoening is voor onze zonden.
Komt laat ons naar Bethlehem gaan en naar Golgotha. Zulk een Hogepriester betaamt ons Priester van Golgotha en Koning van de Paasmorgen en de hemelvaart. Onze God gaf Hem een naam die boven alle naam is, opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen alle knie. Zou u riskeren die Koning te negeren? U doet het niet anders dan op straffe des doods. Waag het er niet op. Gewillige en almachtige Zaligmaker u bent wachtend op moede en naakte zondaren. In de verte zie ik Hem komen de Koning van advent, die gekomen is en komen zal om allen die Zijn verschijning hebben liefgehad de kroon der rechtvaardigheid te geven. Voor wie zal die kroon zijn? Voor wie anders dan voor Hem, wiens kroon geen ornament (versiering) is maar voluit fundament.
K.a.Z.
H. Visser
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's