KLEINE KRONIEK
De persoonkaart
Onder deze aanduiding schreef onlangs ds. W. van Gorsel in ons blad. Het gaat daarbij om de vraag of de kerkelijk gezindte van elke Nederlander op de persoonskaart vermeld moet blijven. In het Gereformeerd Weekblad (uitg. Kok, Kampen) heeft nu ook prof. dr. J. Plomp aandacht geschonken aan deze problematiek. Uit zijn artikel zal ik straks een fragment citeren, mede omdat deze problematiek mij onlangs op een classicale vergadering werd voorgelegd met het verzoek er ook de nodige aandacht aan te schenken. Prof. Plomp dat deze kwestie mede op de tafel is gelegd van de minister van Binnenlandse Zaken, nu vijf jaar geleden door de de Vereniging van Nederlandse Gemeente (de VNG). Deze VNG had haar twijfels aangaande het nut van deze vermelding der kerkelijke gezindte op de persoonskaart. De overheid had genoeg aan de anonieme opgaven bij de volkstelling. Velen zien de verplichte aantekening als een inbreuk op de persoonlijke levensfeer. Bovendien was de kwestie actueel geworden door de aanvragen van verklaring van niet-Jood zijn wanneer men een reis wil maken naar een Arabisch land. De VNG deed de minister het verzoek om in overleg te treden met de kerken om te bereiken dat de verplichte aantekening kon verdwijnen van de persoonskaart.
CIO
Deze drie letters staan voor Interkerkelijk Contact in Overheidszaken. Met dit contact trad de minister in overleg. Hij wilde weieens weten hoe de kerken over de vraag van de VNG dachten. Het volgende antwoord gaf het ICO aan de minister. Tk citeer nu uit het GW van 12 februari j.I.
„De drie hoofd-overwegingen bij de gedachte de verplichte aantekeningen op de persoonskaart te laten vervallen worden door het CIO niet steekhoudend genoemd. Wat de eerste betreft — de bescherming van de persoonlijke levenssfeer — vraagt het CIO zich af of er bij het vervallen van de aantekening wel gesproken kan worden van een hogere bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De gegevens zijn immers in beginsel geheim en worden slechts verstrekt in de door de wet genoemde gevallen.
Ten aanzien van de tweede hoofd-overweging — de twijfel of met de vermelding wel een door de overheid te behartigen belang is gediend — wordt opgemerkt dat het handhaven van de vermelding inderdaad ook voor de overheid zelf van belang is. Voor de planning van haar beleid op diverse terreinen (b.v. welzijnsvoorzieningen, onderwijsplanning, ruimtelijke ordening waarbij ook de behoefte aan kerkgebouwen e.d. een rol speelt, pastoraat bij defensie en inrichtingen, van justitie) moet zij beschikken over zo objectief mogelijke gegevens, ook betreffende de kerkelijke of levensbeschouwelijke gezindte. In dit verband wordt ook opgemerkt dat de overheid op veel terreinen een hulpverlenende functie vervult. Waarom zou zij dan de hulpverlening aan de kerken (althans op dit punt) staken? Aangenomen mag toch worden dat de overheid de betekenis van de volstrekt eigen functie van de kerk voor de samenleving erkent.
Tegen de derde hoofd-overweging — het misbruik van de gegevens over de kerkelijke gezindte wordt ingebracht dat ook veel andere persoonlijke gegevens (b.v. leeftijd, opleiding, beroep, inkomen, gezondheidstoestand) die de overheid onder zich heeft, kunnen worden misbruikt, ja in extreme gevallen zelfs al zulke gegevens.
Tenslotte wijst het CIO erop (rechtstreeks antwoordend op de twee door de minister gestelde vragen) dat de gegevens van de bevolkingsboekhouding als één van de belangrijkste bronnen fungeren voor de administratieve bestanden van de kerken, met name van de Nederlandse Hervormde Kerk en de Rooms-Katholieke Kerkprovincie. Maar ook voor andere kerkgenootschappen geldt dat tal van plaatselijke gemeenten en parochies voor het bijhouden van haar ledenbestand van gegevens uit de bevolkingsboekhouding gebruik maken. Alternatieven zijn er eigenlijk niet. Volledige schrapping van de vermelding van de kerkelijke gezindte op de persoonskaarten zou wel het ergste zijn. Maar ook schrapping alleen in die gevallen waarin daar uitdrukkelijk om gevraagd wordt, roept problemen op.
Conclusie van het CIO: de gegevens uit de bevolkingsboekhouding vormen een essentieel en onontbeerlijk bestanddeel van en zijn van cruciale betekenis voor de kerkelijke administraties en voor het in organisatorisch opzicht funktioneren van de kerken in het algemeen."
Tot zover het G.W.
Afwikkeling
Prof. Plomp meldt dat twee ministers en twee kabinetten er kennelijk niet aan toe zijn gekomen deze kwestie af te wikkelen, maar de nieuwe minister van Thijn schijnt er nu aan toe te zijn deze zaak wel af te ronden. Prof. Plomp schaart zich in zijn commentaar bij al degenen die ervoor pleiten deze aantekening van godsdienstige gezindte op de persoonskaart te handhaven en we vinden dat zeer terecht en stemmen daar eveneens mee in. Ik citeer weer uit het artikel van prof. Plomp:
De secretaris-generaal van de Nederlandse Hervormde Kerk dr. R. J. Mooi heeft kort geleden gezegd dat schrapping van die vermelding voor zijn kerk rampzalig zou zijn, heel de ledenadministratie zou in elkaar storten. Dat lijkt mij niet overdreven. Voor de Rooms-Katholieke Kerkprovincie zal vermoedelijk min of meer hetzelfde gelden. Onze kerken zouden er wel minder last van hebben maar last zeker! Want hoeveel gemeenten houden haar ledenbestand niet bij de tijd mede met behulp van de door de gemeentesecretarieën verstrekte gegevens? En zullen zij dat nog kunnen zónder deze assistentie? Ik noteerde onlangs de volgende woorden van drs. E. Hazelaar, algemeen secretaris van onze kerken: „Naarmate de mobiliteit van de mensen toeneemt, wordt er meer gevergd van het bijhouden van de ledenadministratie. Heel veel kamerbewoners met name zouden in het niets verdwijnen als de burgerlijke gemeente ons niet zou inlichtingen over hun aanwezigheid". Met zoveel woorden óók een pleidooi voor voortzetting van de dienstverlening op dit punt van de overheid aan de kerk.
En waarom zouden de kerken dit niet van de overheid mogen verwachten? Het is waar, in ons land is het gekomen tot een feitelijke scheiding van kerk en staat. Maar daarmee is de Nederlandse staat toch niet atheïstisch of anti-kerkelijk geworden? Ook bij deze stand van zaken mag, zeker in een land als het onze, van de overheid toch wel erkenning van en waardering voor de betekenis van de kerken in het volksleven worden verwacht.
Veel verder zou ik echter met mijn argumenten niet willen gaan. We zagen het: het CIO heeft ook gewezen op het belang van de gegevens betreffende de kerkelijke gezindte door de overheid zélf en ik voel mij niet gedrongen daarop af te dingen. Maar het is natuurlijk wèl zo dat de overheid zich bij het ontbreken van bepaalde gegevens op de persoonskaarten heel wat gemakkelijker redden kan dan de kerken. Wanneer ze achteraf toch over die gegevens zouden willen beschikken, kan zij veel gemakkelijker andere wegen vinden en desnoods nieuwe banen."
Voortschrijdende secularisatie
Prof. Plomp stemt in met enkele conclusies die ds. Van Gorsel in ons blad van 29 januari trok, maar zegt er dan het volgende nog bij:
„Men zou ook kunnen zeggen: als ook dat nog zou gebeuren, zou dat een duidelijk teken zijn dat de secularisatie weer wat verder voortgeschreden is. Ik denk dat dit juist is. Maar als men dit zegt, als kerkelijk mens, moet men toch maar niet te veel verontwaardiging in zijn stem leggen. Want de kerk zou de gegevens van de bevollangsboekhouding helemaal niet nodig hebben als de secularisatie niet al lang binnen haar eigen muren had toegeslagen. Als alle kerkleden alle mutaties in hun leven (verhuizingen, het doen van belijdenis, trouwen enz.) zouden aanmelding bij de gemeenten waar ze thuishoren — ik kan ook zeggen: als alle kerkleden werkelijk meelevend waren —, hoefde geen enkele secretarie ons behulpzaam te zijn.
Ik trek twee conclusies. Als eerste (aansluitend aan het onmiddellijk voorafgaande): laten kerkleden en kerkeraden toch zelf trouw zijn in het doorgeven van alle van belang zijnde mutaties aan de instanties die daarvoor in aanmerking komen. En als tweede: laten de kerken er bij de overheid op blijven aandringen dat deze haar ook in de toekomst de administratieve assistentie geeft die zij haar tot nu toe gegeven heeft. Dat is voor de overheid een betrekkelijk kleine moeite, het is voor de kerk (het zij eerlijk opgebiecht) in toenemende mate onmisbaar geworden."
Slot
Ook uit deze kwestie blijkt opnieuw dat godsdienst een particuliere aangelegenheid geworden is van een minderheid in ons volk. Uit steeds meer symptomen gaat dat blijken. Daar zullen we ons op in moeten stellen, zonder ons zomaar overal bij
neer te leggen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's