Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE IJVER VOOR ZIJN HUIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE IJVER VOOR ZIJN HUIS

11 minuten leestijd

Dat is de titel van een geschrift dat onlangs verscheen, geschreven door onze mederedacteur ds. W. van Gorsel. De ondertitel luidt: De Nadere Preformatie en haar belangrijkste vertegenwoordigsters. Ds. Van Gorsel schreef in een aantal regionale kerkbladen een serie artikelen over dit onderwerp. Welnu, deze artikelen zijn op veler verzoek thans gebundeld. Wetenschappelijk wil het geen enkele pretentie hebben, zo staat in het Woord vooraf te lezen. De enige bedoeling is om de zogenaamde „oude schrijvers" wat dichter bij ons te brengen. De volgende mannen van de Nadere Reformatie krijgen aandacht: Willem Teellinck,

Gisbertus Voetius, Jodocus van Lodenstein, Jean de Labadie, Jacobus Koelman, Theodorus a Brakel, Wilhelmus a Brake'i, Herman Witsius, Bernardus Smijtegelt, Wilhelmus Schortinghuis, Ale'xander Comrie en Theodorus van der Groe.

Nadere Reformatie

Aan de levensbeschrijvingen van de hierboven genoemde personen, laat ds. Van Gorsel een inleiding vooraf gaan, waarin hij in het kort de beweging die Nadere Reformatie heet, typeert. Hij werpt de vraag op: heeft het nog wel zin je te verdiepen in een beweging die rond 1600 begon en omstreeks

1800 eindigde? In onze tijd zijn toch weer andere problemen aan de orde? De schrijver geeft toe dat op het eerste gezicht de tijd van de „oude schrijvers" heel ver van onze tijd af staat. Onze vaderen hebben nauwelijks enig besef kunnen hebben van de crisis in kerk en theologie waarin wij ons thans bevinden. De ketterijen die vandaag opgeld doen overtreffen de dwalingen waartegen de mannen van de Nadere Reformatie hun stem verhieven. En de losbandigheid van leven die zich vandaag manifesteert is niet te vergelijken met wat er in die tijd eveneens plaats vond; op zedelijk gebied en waartegen de oude schrijvers in geschrift en preek hun stem verhieven. Welnu, wie dan toch vast houdt aan de geschriften van deze oude theologen en hun werken leest, doet hij of zij dan niet aan een soort museumbezoek. Ds. Van Gorsel vindt van niet. Wie zich verdiept in de geschriften van de Nadere Reformatie, ontdekt dat die afstand veel minder groot is. Ze waren wel kinderen van hun tijd, maar dan toch mensen die hun tijd erg goed verstonden en die de geest van hun tijd recht peilden. Daar kunnen wij ook vandaag nog veel van leren.

Veel geprezen, weinig gelezen

De schrijver spreekt er zijn blijdschap over uit dateer in de laatste tijd kennelijk een oplevende belangstelling is te constateren voor de geschriften van de mannen van de Nadere Reformatie. Hij verwijst naar de advertentiepagina's van kerkelijke en andere bladen waarin te lezen valt dat vele werken worden herdrukt en kennelijk worden verkocht. Uitgevers zouden dat niet doen, als er geen brood voor hen aan te verdienen viel.

Dat laatste is zeker het geval, want aan de „oude waarheid" wordt blijkbaar goed verdiend. Toch vraag ik me af of de conclusie wel helemaal juist is dat daar nu uit zou blijken dat de geschriften" van oude schrijvers meer gelezen worden dan jaren geleden. Ds. Van Gorsel wijst dan op andere tijden in het geestelijk en kerkelijk leven, dieptepunten waarin het eenvoudige kerkvolk weer greep naar de lectuur van oude schrijvers. Hij denkt aan de bewogen dagen van Afscheiding en Doleantie toen mensen soms uren moesten lopen om de zuivere bediening van het Woord te horen en als gevolg van die schaarste men de geschriften uit de tijd van de Nadere Reformatie weer begon te lezen. Dat laatste is historisch waar, maar of zich dat nu in onze tijd herhaalt, waag ik te betwijfelen.

Komt collega Van Gorsel in zijn gemeente nu echt zoveel gezinnen tegen waarin boekenkasten vol staan met werken van oude schrijvers? En als hij zo eens binnenloopt bij gemeenteleden treft hij dan velen aan met geschriften van oude schrijvers voor zich? En als het wel het geval is dat men in de boekenkast een aantal werken heeft staan en je begint dan in Reformatorische, dat is de Bijbelse zin over het geestelijk en geloofsleven te spreken, is er dan zoveel invloed te merken van wat de hooggeroemde vaderen hebben beoogd? Ik schrijf dit nu wat generaliserend om zo de geestelijke onkunde beter aan het licht te doen komen die je toch zo vaak tegenkomt in de gemeenten. Velen in onze gemeenten kennen de oude schrijvers niet of niet meer. Je kan dat bétreuren, maar het is wel de werkelijkheid. En zij die zich menigmaal op de oude schrijvers beroepen, leg hun woorden en preken eens naast die van de zo geprezen oudvaders en je ontdekt menigmaal een groot en diepgaand geestelijk verschil. Veel geprezen en weinig gelezen en dan vooral goed gelezen. En die verkoopcijfers van boekhandelaren dan? Wel, er zijn onder ons inderdaad mensen die deze geschriften niet alleen kopen om ze vervolgens onder een schijn van godzaligheid in de boekenkast te plaatsen, maar ze ook lezen en onderzoeken. En daar kun je alleen maar dankbaar om zijn. Want dat werpt vrucht af en verspreidt rijke zegen in het persoonlijk en gemeentelijk leven. Mensen die nog weten waar het om gaat in Schrift en prediking. Die niet allerlei warrige en oppervlakkige kreten nalopen, maar geworteld en gefundeerd zijn in de leer die naar de Godzaligheid is.

Het spijt me, maar ik ben daar somberder over dan mijn collega Van Gorsel. Je kan je afvragen hoe dat komt dat kennelijk veel mensen er niet meer aan toe komen zich te verdiepen in deze geschriften. Is dat te wijten aan het leefklimaat waarin wij ons vandaag bevinden? Is ons leefprogramma te overvol, zodat we nauwelijks tijd vinden en de nodige rust en concentratie om grondig kennis te nemen van deze vaak uitvoerige preken en verhandelingen en grijpen we daarom makkelijker naar de vaak bondiger en simjpeler gestelde geschriften uit evangelische of andere christelijke hoek? Of zijn we zo druk om de talloze kerkbladen en periodieken door te nemen, dat we aan een rustige overdenking en bestudering van de schriftelijke nalatenschap van onze geestelijke vaderen niet meer toe komen? Een factor is mede, denk ik, ook de cassetterecorder met de tallozie preken, die wijd en zijd verspreid, bij sommigen zelfs via catalogus, gerangschikt naar kerk en ligging, te verkrijgen zijn en waarnaar door velen geluisterd wordt, zonder dat men aan lezen toe komt. Nog een andere oorzaak kan zijn dat de benadering van het geestelijk leven, zoals we die in de geschriften van de Nadere Reformatie tegenkomen ons niet meer aanspreekt. Dat zou naar mijn overtuiging toch bedenkelijk zijn. Niet om de opvattingen van alle oude theologen heilig en onveranderlijk te verklaren, want ze waren kinderen van hun tijd en gans niet onfeilbaar. Maar toch wel omdat de religie die in hun geschriften leeft de religie van de Schrift is en als zodanig voor alle tijden. En die zorg mogen we toch weieens hebben dat deze geschriften meer geprezen dan gelezen worden omdat men eigen » geestelijk leven niet meer zo terug vindt bij hen.

Doel en streven

Ds. Van Gorsel zet verder uiteen wat het doel van de mannen van de Nadere Reformatie was. Op een 3-tal fronten voerden ze hun strijd: tegen het humanisme, dat alleen in naam gereformeerd was, , maar niet in werkelijkheid; verder tegen de dorre en dode orthodoxie, die zich tevreden stelde met een

uiterlijke belijdenis van de waarheid en tenslotte tegen wat ze zelf pleegden te noemen „de roepende zonden van land en volk." De mensen van de Nadere Reformatie wilden helemaal niets anders dan de mannen van de Reformatie. Ze brachten geen nieuwe leer, maar pleitten wel voor een beleving van die leer. Ds. Van Gorsel geeft toe dat daardoor wel een verschuiving zichtbaar werd van het meer objectieve naar het meer subjectieve. Anders gezegd: van het heilshandelen van God in Christus naar de beleving van de gelovige. Nog duidelijker stelt de schrijver het als hij zegt: er trad een aandachtsverschuiving op van een theologie van de rechtvaardiging naar een theologie van de wedergeboorte. Bij de mannen van de Reformatie staat de rechtvaardiging van de goddeloze centraal. God rechtvaardigt de goddeloze zonder enige verdienste, enkel uit genade, alleen om de verdiensten van Christus. Hierin ligt een duidelijke spits tegen de Roomse verdienstenleer. „Geen werk, geen deugd, geen begeerte, geen traan heeft waarde voor God" (pg 12). Van deze belijdenis hebben de mannen van de Nadere Reformatie niets af willen doen. Maar toch krijgt de rechtvaardiging van de goddeloze bij hen een minder zwaar accent dan bij 1 Luther en Calvijn. De latere situatie van kerk en gemeente bracht de mannen van de Nadere Reformatie ertoe meer accent te leggen Qp de wedergeboorte. En wanneer deze centraal komt te staan, dan wordt de vraag levend „Hoe kan ik weten wedergeboren te zijn? " Uit deze vraagstelling is de prediking geboren die wel de kenmerken-prediking heet. Ds. Van Gorsel vindt dat in deze prediking de kracht, maar tegelijk ook de zwakte van de Nadere Reformatie gelegen is.

Prediking

Ds. Van Gorsel zet uiteen wat met kenmerken-prediking wordt bedoeld. Tussen de eis der bekering en de aandrang tot zelfonderzoek bestaat onlosmakelijk verband. De vraag die van belang is: is men nog geestelijk dood of is men uit de dood overgaan in het leven. „Nu zijn er mensen, die daarover veel kunnen spreken en toch maar een gedaante van godzaligheid hebben en er zijn anderen die wel wedergeboren zijn terwijl ze weinig kenmerken van het nieuwe leven vertonen"' „De onwedergeborene op z'n best en de wedergeborene op z'n slechts" lijken verdacht veel op elkaar. Er moet dus in de prediking onderscheid gemaakt worden. Enerzijds moet aangetoond worden hoe ver een mens kan komen zonder genade te hebben, anderzijds hoe duister het kan zijn in het leven, terwijl er toch genade is. De prediking moet dus ontdekkend èn vertroostend zijn. Ontdekkend naar de kant van hen die alleen maar in schijn gelovigen zijn; vertroostend voor hen die vrezen of hun werk wel in waarheid is". De Nadere Reformatie, aldus stelt ds. Van Gorsel vast, heeft een groot aantal werken in deze geest voortgebracht. Hij noemt „De trappen des geestelijken levens" van Theodorus a Brakel, de „Eigenschappen des geloofs" van Comrie en de „Toetssteen van ware en valse genade" van Van der Groe.

Ds. Van Gorsel vermeldt de bezwaren die

tegen deze prediking zijn ingebracht. Kenmerken zijn vaak willekeurig gekozen en daardoor sterk subjectief. Ze brengen de hoorders eerder van Christus af, dan dichter tot Hem. Hij vindt deze bezwaren lang niet altijd ongegrond. Anderzijds bestaat er wel een Schriftuurlijke kenmerken-prediking. In de ontwikkeling van de Nadere Reformatie is, aldus ds. Van Gorsel, een afglijden merkbaar. In de begintijd van de deformatie lag de heilszekerheid vast in het getuigenis van Woord en Geest. Later gaat men het meer zoeken in het gevoelsleven en in de ervaring. Niet de Christus en Zijn werk; maar de christen en zijn bevinding komen centraal te staan.

Aanbeveling

Uit de aandacht die we aan dit geschrift geven, blijkt wel dat we het van belang vinden voor onze lezers. Wie al veel gelezen heeft over de Nadere Reformatie en van deze beweging de nodige studie heeft gemaakt, zal niet zoveel nieuwe dingen lezen. Maar, dat was ook geenszins de bedoeling van de schrijver. U die op een eenvoudige en begrijpelijke manier iets wil te weten komen over verschillende „oude schrijvers" en hun tijd, kan in dit boek goed en overzichtelijk terecht. De uitgever beheert het zogeheten Smytegeltfonds. Daarin worden preken uitgegeven van oude schrijvers, omgezet in hedendaags Nederlands. Ds. Van Gorsel werkt daaraan ook mee. Wie abonnee wordt van deze reeks, ontvangt het hier besproken werk voor ƒ 9, 50. Anders kost het ƒ 18, 50.

De ijver voor Zijn Huis. U weet, dat is een woord uit de Schrift en wordt op Christus toegepast. Hij kende de rechte ijver voor Gods huis en dat is Zijn gemeente. Zo hebben de mannen van de Nadere Reformatie ook geijverd voor het welzijn van Gods gemeente. Die ijver hebben we nog nodig. Geen ijver voor eigen kerk of bond of groep, maar voor Gods huis. En dan citeer ik ter afsluiting een waar woord dat drs. Exalto eens schreef over de Reformatie en de Nadere Reformatie: „Reformatie en Nadere Reformatie herhalen zich niet, dat behoeft ook niet. Zij liggen beiden in het verleden en behouden hun betekenis. Wat wij nodig hebben is iets nieuws, dat toch ook weer in wezen oud is. Een krachtige werking van Woord en Geest. Wij behoeven dan niet buiten eigen tijd te treden, gesteld dat het mogelijk zou zijn. Om de Geest te ervaren behoeven wij geen 18e-eeuwers en ook geen 16e-eeuwers te worden. De Geest, voor ons, nu; daar komt het op aan! Maar dan zal vanzelf waarde voor ons krijgen wat die Geest eertijds in Zijn kerk geschonken heeft" (Pilaar en Kandelaar, 1977, pag. 39v).

Waddinxveen.

(Naar aanleiding van ds. W. van Gorsel, De IJver voor Zijn Huis, uitg. W. Pieters, Groede, i.s.m. Stichting Smytegelt-Fonds, 125 pag. Prijs ƒ 18, 50.)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

DE IJVER VOOR ZIJN HUIS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's