Jezus op Golgotha bespot
Anderen heeft Hij verlost, Hij kan Zichzelf niet verlossen. Indien Hij de Koning van Israël is, dat Hij nu afkome van het kruis en wij zullen Hem geloven. Hij heeft op God betrouwd, dat Hij Hem nu verlosse, indien Hij Hem wèl wil; want Hij heeft gezegd: k ben Gods Zoon. Matth. 27 : 42—43
Jezus is gekruisigd. Na een vermoeiende tocht van het Rechthuis van Pilatus is de stoet met de Veroordeelde aangekomen op Golgotha. Daar hebben de soldaten hun werk gedaan. Hem vastgebonden op het kruis en de spijkers door Zijn handen en voeten gejaagd. Daar Ijangt Hij dan, tussen hemel en aarde. Het volk, dat geroepen heeft: Kruisigt Hem! heeft z'n zin gekregen.
En toch is het volk niet voldaan. Toch is de vijandschap tegen Hem niet uitgeput. Want nu gaat de evangelist onze aandacht vragen voor de woorden die op Golgotha te horen zijn. Woorden van spot en smaad, van schimp en hoon.
Is de Borg nu nog niet genoeg gehoond? Voor Kajafas, voor Pilatus, voor Herodes... We zouden zeggen met de psalmdichter: we zijn reeds moe van al de schampere woorden die wij van smaders hoorden...
Toch is er in deze spot weer een nieuw element. In Jeruzalem bevond Hij Zich nog in de stad van Zijn Vader, op de plaats waar recht en gerechtigheid moeten heersen. Maar nu is Hij ter dood veroordeeld. Als een Misdadiger en als een Godslasteraar. Als een Verworpene en een Vervloekte. Nu mag iedereen met Hem doen wat hij wil, nu mag iedereen tegen Hem zeggen wat hij wil. Hij lijdt buiten de poort. Daar waar geen recht en geen wet meer is. Met smaad is Hij bedekt, zingt een dichter, elk kan Hem strafloos tergen.
Het is een^heel gezelschap van spotters, daar op Golgotha. De voorbijgangers lasteren Hem. De overpriesters en de Schriftgeleerden. En de moordenaars die naast Hem gekruisigd zijn doen ook mee, Zelfs de krijgsknechten, de soldaten kunnen het niet laten.
Zoveel verschillende mensen. Joden en heidenen. Geleerde mensen en onontwikkelden. Vooraanstaande mensen en mensen uit de onderste laag van de bevolking. Je zou • ze niet bij elkaar zoeken. Maar in dit éne hebben ze elkaar gevonden: in het spotten met Jezus, in het lasteren van Jezus.
Ziet u uzelf ook staan bij dit gezelschap? Want wie we ook zijn, goddeloos of godsdienstig we hebben door onze zonden God gelasterd. En we verzetten ons tot het uiterste tegen Hem, Die gekomen is om de zonde te verzoenen. En als de Heilige Geest met Zijn ontdekkend licht in ons leven'schijnt, dan schrikken we van onszelf. Dan zeggen we: „O God, ik ben een Godslasteraar, ik heb het bloed van Christus veracht, ik heb U versmaad in Uw liefde. Het is om mij, Heere Jezus, dat U die verschrikkelijke smaad moet dragen." We zien Jezus bespot.
1) in Zijn verlossing
Anderen heeft Hij verlost, Hij; kan Zichzelf niet verlossen! Zijn macht leek zo groot, maar nu het er werkelijk op aankomt, nu kan Hij die macht blijkbaar niet gebruiken om Zichzelf te verlossen.
Dat is nu het aanstotelijke in het lijden van Christus. Hoe kan Hij, Die zo machtig leek, zo machteloos zijn?
Het is geen wonder dat het de Farizeeërs en de Schriftgeleerden zijn die dit zeggen. Want waarom zijn de Farizeeërs zo ijverig in het onderzoeken van de wet, in het onderhouden van de geboden? Omdat ze denken er iets mee te verdienen! Ze bedoelen niets anders dan hun eigen eer te vergroten, hun eigen bezit te vermeerderen. En waarom zijn de Schriftgeleerden altijd bezig te pronken met hun kennis? Opdat de mensen op de markt tegen hen zouden zeggen: rabbi, rabbi!
Maar dat iemand iets aan 'n ander of vóór een ander zou kunnen doen zonder er zelf beter van te worden, dat is hun een raadsel. Vandaar roepen ze: anderen heeft Hij verlost, Hij kan Zichzelf niet verlossen!
Misschien bedoelen 'ze ook wel: nu blijkt dat Hij Zichzelf niet kan verlossen* nu zal die zogenaamde verlossing van anderen ook niets dan schijn zijn. Laten jullie je toch niets wijsmaken, als Hij anderen werkelijk had verlost, zou Hij nu Zelf wel van dat kruis afkomen!
En toch — anderen heeft Hij verlost! Wat spreken ze hier een waarheid uit! Wat een mensen heeft de Heere Jezus verlost! Denk alleen maar aan de vele zieken die Hij heeft genezen. Aan de bezetenen die hij verloste van de heerschappij van de duivel. Aan de doden die Hij weggehaald heeft uit de macht van de dood.
Maar Hij heeft er nog veel meer verlost. Levi en Zacheiis van hun dorst naar geld. Anderen van de last van hun zonden. Al die mensen kunnen zeggen: Hij heeft mij verlost. Verlost van ziekte, verlost van zonde, verlost van de dood. Hij deed Zijn Naam eer aan: Tezus, Zaligmaker, Verlosser. Anderen heeft Hij verlost. Tegen wil en dank verkondigen die spotters op Golgotha het Evangelie van de verlossing.
Heeft Hij ook ü al verlost? Was er een tijd in uw leven dat u bad: Och, Heere, och werd mijn ziel door U gered? En een tijd waarin u zingen mocht: Keer, mijne ziel, tot Uwe ruste weder, gij zijt verlost...?
Wat wordt Hij dan dierbaar, van Wie de oudsten van Israël nu zeggen: Anderen heeft Hij verlost. Mijn Verlosser hangt aan het kruis!
Is dat nu waar dat Hij Zichzelf niet kan verlossen?
Nee, want Hij kan het wèl. Zou Hij, door Wie alles geschapen is, Zichzelf niet kunnen verlossen? In Gethsémané heeft Hij toch gezegd: Mijn Vader kan Mij meer dan twaalf legioen engelen bijzetten? Met één woord van Zijn almacht sloeg Hij toch de bende tegen de grond? Zou Hij dan nu niet van het kruis kunnen afkomen?
Hij zou op slag een einde kunnen maken aan dit verschrikkelijke lijden. Hij zou al Zijn vijanden van de aarde kunnen vegen en Zelf opvaren naar de hemel. Maar Hij doet het niet, Hij hangt daar als de Machteloze en Krachteloze.
Kan Hij dan Zichzelf wel verlossen? Nee. Zijn almacht kan het wel, maar Zijn liefde kan het niet. Hij is gekomen om het werk van de Vader te doen. Zondaren verlossen. En daarvoor geeft Hij Zich tot in de dood. Hij heeft de zijnen liefgehad tot het einde. Hij is aan het kruis gebonden met banden der liefde.
Dat kunnen de Farizeërs en Schriftgeleerden niet begrijpen en dat zullen wij ook nooit kunnen begrijpen. Dat Iemand alle macht heeft in hemel en op aarde en dat Hij
Zich als een Machteloze laat binden en laat nagelen aan het kruis. En dat alleen om zondaren, vijanden met God te verzoenen en te verlossen.
Onbegrijpelijk wonder dat Hij niet van dat kruis afkomt en zegt: „Nu kan Ik die spot en die smaad niet langer aanhoren". Wonder van eeuwige liefde dat Hij daar blijft hangen totdat Hij heel het werk volbracht heeft. Dat al onze zonden Zijn liefde niet ongedaan konden maken.
Vele wateren zouden die liefde niet kunnen uitblussen. Al gaf iemand al het goed van zijn huis voor deze liefde, men zou hem ten enenmale verachten. Jezus wordt bespot.
2) in Zijn Koningschap
Indien Hij de Koning van Israël is, dat Hij nu afkome van het kruis en we zullen Hem geloven.
Dat is de tweede pijl die de spotters op hun boog hebben. En dat is natuurlijk een toespeling op het opschrift boven het kruis: de Koning der joden. Ze nemen wraak voor dat opschrift: U bent toch de Koning der joden? Wel, dan geven we U nog een kans. Als U werkelijk Koning bent, dan blijft U daar niet hangen. Dan komt U van het kruis af. En als dat gebeurt, dan zullen we Uw Koningschap niet langer ontkennen, dan zullen we in U geloven.
Ze stoten zich aan het lijden, aan de vernedering, en daarom kunnen ze Hem niet erkennen als Koning. Een Koning zou toch komen met pracht en praal? Tekenen en wonderen doen? Maar deze Mens... een Koning, de Messias? Dat kan niet waar zijn.
Wat kennen ze de Schriften slecht, deze leidslieden van het volk! Ze konden weten wat Jesaja van Hem heeft geprofeteerd: Hij was veracht en de Onwaardigste onder de mensen. Ze konden weten hoe Zacharias Hem zag komen: uw Koning, komt tot u, arm en Hij is een Heiland...
Vindt u het wonderlijk? Ergert uw natuurlijk hart zich niet aan deze Koning? Als Hij zo machtig is, waarom bekeert Hij mij dan niet, waarom breekt Hij mijn harde hart dan niet? Het zou toch voor Hem maar een kleinigheid zijn me stil te houden OP mijn zondeweg. Waarom doet Hij het dan niet?
Dat is toch hetzelfde als wat de overpriesters vragen? Als U Koning bent, als U zo machtig bent, doet U dan eens iets! Dan zullen we het geloven. En zelfs als Hij Koning geworden is in ons leven, dan komen die gedachten nog wel in ons op. Als Hij Koning is, als Hij zo machtig is, waarom laat Hij me dan in de narigheid zitten? Waarom moet dan alles in mijn leven zo moeilijk zijn? Het zou toch maar één woord van Zijn-almacht zijn, mij te verlossen?
Denkt u echt, als de Heere een wonder deed, dat dat uw hart zou breken? Hoeveel tekenen heeft Hij al gedaan? Maar het is niet genoeg. Nog één teken, zeggen ze, en dan zullen we het geloven.
Straks kómen er nog meer tekenen, als Hij sterft. Dan wordt het pikkedonker. Dan beeft de aarde, dan splijten de rotsen, dan gaan de graven open, dan staan de doden op. En op de eerste dag der week, als Hij opstaat, zijn er weer tekenen. Dan bewijst Hij het metterdaad dat Hij Koning is, dat Hij de dood overwon. Eri geloven ze het dan? Nee, dan roepen ze de Hoge Raad bij elkaar om te proberen het ongedaan te maken.
Nee, de tekenen kunnen uw hart niet breken. Wel Zijn liefde. Die kan ons hart, dat harder is dan een rots, breken. Wacht niet tot de Heere geweld moet gebruiken. Laat zulk een dwang voor U niet nodig wezen.
Kijkt u eens naar Hem... Denkt u eens wat een verzoeking dat moet zijn voor Hem: indien U, indien U... Als Hij toch eens één ogenblik geaarzeld had... Maar dat kón niet, want dan was het met uw, met mijn zaligheid voor eeuwig een verloren zaak geweest.
Dierbare Christus, wie zal U ooit naar waarde danken? U hebt Uzelf gegeven tot in de dood. U bent doorgegaan op Uw lijdensweg, hoewel alles en iedereen zich ertegen verzette. U hebt de eer van Uw Vader en de zaligheid van zondaren liever gehad dan Uw eigen leven. Daarom kiest mijn hart U opnieuw en voor eeuwig tot z'n Koning. We zien Jezus bespot.
3) in Zijn Godsvertrouwen
Hij heeft op God betrouwd. Wéér spreken ze een waarheid uit! Nooit heeft Jezus mensen naar de ogen gekeken. Nooit heeft Hij vlees tot Zijn arm gesteld. Hij deed altijd wat de Vader welbehaaglijk was. .
Welnu, zeggen de spotters, die God op Wie Hij bouwde, zal Hem nu toch wel kunnen verlossen? Die God zal toch niet toestaan dat Zijn Zoon sterft aan het kruis?
Ze hebben het zelf niet dóór, deze spotters, maar ze citeren letterlijk Psalm 22:
Hij heeft het op de Heere gewenteld, dat Hij Hem nu redde, dat Hij Hem nu uithelpe, daar Hij lust aan Hem heeft.
Moeten we ons verwonderen over hun onkunde of over hun goddeloosheid? Maar ze veroordelen wél zichzelf. Want ze denken: als iemand op de Heere vertrouwt, gaat het hem altijd voor de wind. Ze verstaan niet, dat de Heere Zijn liefste kinderen ook weieens slaat. Dat is de theologie van de vrienden van Job: als je zo zwaar gekastijd wordt, moet je wel véél op je geweten hebben, want Zijn kinderen slaat de Heere niet.
Jamaar, het is ook weieens anders... Vele zijn de tegenspoeden van de rechtvaardige. We moeten door vele verdrukkingen ingaan in het Koninkrijk Gods.
Wordt u daar nooit mee aangevallen, u die de Heere vreest? Als je werkelijk God liefhad en op God vertrouwde zou dat alles je niet overkomen? Zie je wel dat je geen heil hebt bij de Heere? Anders zou Hij je toch wel uit de ellende halen?
Dat is niet vreemd, dat hebben ze ook tegen onze Zaligmaker gezegd! Daarin mogen we Zijn voetstappen drukken. Wat moeten we onze smaders dan antwoorden? Niets, want Hij heeft er ook geen woord op gezegd. Die als Hij gescholden werd niet wederschold en als Hij leed niet dreigde, maar gaf het over aan Hem Die rechtvaardig oordeelt.
Daarmee heeft Hij alles op Zich genomen. Ook de zonden van onze tong. Want ook als we niet behoren tot de spotters en Godslasteraars, wie kan dan zeggen: ik heb mijn tong bewaard van het kwade en mijn lippen van bedrog te spreken?
Als we in ons leven niet voor deze Koning buigen, dan zullen we Hem straks eeuwig lasteren. Maar als we deze zonde voor Zijn heilig aangezicht belijden en betreuren, als we zeggen: Heere, ik ben een lasteraar en een eerrover van U — dan zal alle tong die in het gericht tegen ons opstaat verstommen. Want wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods?
Dan zullen we hier delen in Zijn smaad, maar daar eeuwig delen in Zijn glorie. Want deze Koning, bespot en gesmaad, is ons van Israëls God gegeven.
O Heiland, trouwe Heere, moog' onze
tong U prijzen!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's