Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Bijbel en onze levenspraktijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Bijbel en onze levenspraktijk

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

De vorige keer hebben we gezien dat goede werken voor een waar christelijk leven onmisbaar zijn. En we kwamen bij de vraag naar het hoe, uit bij het Woord van God. Zo belijdt ook de Heidelbergse Catechismus in zondag 33: echt goed zijn alleen die werken, die uit een waar geloof, naar'de wet van God en Hem ter ere geschieden, en niet op Ons goeddunken of op menseninzettingen gegrond zijn.

Over dat laatste willen we nu eerst nog wat verder nadenken. Als we zo onze levenspraktijk nagaan, kunnen we allerlej zaken aantreffen, die door de traditie zijn bepaald. We zijn er bij opgevoed. Onze ouders hebben ze ons meegegeven en die hadden ze op hun beurt weer van hun ouders enz. Bovendien zijn zulke gewoonten vaak niet alleen een zaak van een gezin, maar van een bepaalde kring, ja, van een hele samenleving.

Dergelijke tradities worden lange tijd zonder problemen overgeleverd van het ene geslacht naar het andere. Er wordt verder weinig over nagedacht. Men ervaart ze als oud en vertrouwd. Ze hebben geslachten lang stijl en richting gegeven aan het leven en waarom zouden ze het nu ook niet kunnen? Je kunt het wel anders willen, maar je moet toch wel van heel goede huize zijn om het ook beter te willen.

De problemen rondom dergelijke overgeleverde gewoonten ontstaan echter bij een snelle verandering van het leven. En bij ontmoeting met andere volken en kuituren komen er op z'n minst de nodige vragen omheen. Onze tijd wordt door beide gekenmerkt. Hoe anders alles geworden is, kunnen we horen uit de mond van ouderen onder ons. En soms zeggen we wel eens: Wat zou die en die er wel van zeggen als hij nog eens , uit het graf zou opstaan. En de ontmoeting met andere volken en kuituren hoeft geen nader betoog. Mensen van wie we vroeger nooit zouden gehoord hebben, of alleen uit boeken, wonen nu naast onze deur.

Wat zou dit alles nu kunnen betekenen voor onze levenspraktijk als christen? Allereerst zou ik graag willen spreken van de zegen van de traditie. Wat kunnen we er veel van leren! We zijn niet de eersten, die de Bijbel lezen. We zijn niet de eersten, die vanuit de Bijbel proberen te komen tot een christelijk leven. Er zijn hele geslachten van vromen voor ons, die gevraagd hebben naar de wil van God. Geslachten, die wat zij hebben gevonden als christelijk leven hebben door gegeven.

Ik zou dus liever niet mee willen doen met hen, die alles van vroeger zo maar overboord willen gooien. Dat zit erg in de lucht vandaag aan de dag. Vroeger heeft afgedaan. Je moet niet meer achterom kijken, alleen nog maar naar voren. De toekomst bepaalt het heden. Men komt dan steevast aandragen met de enorme veranderingen, die ik boven al signaleerde. Maar kun je dat ook niet overdrijven? Kun je niet zo in de ban zijn van de verandering dat je geen oog meer hebt voor de continuïteit? Voor zaken en vragen, die er vanouds geweest zijn en die er nog zijn. Die misschien wel onder andere woorden en in andere vormen voorkomen, maar in wezen hetzelfde zijn?

Als je eenmaal de bril van de verandering en de ontwikkeling hebt opgezet, zie je ook niets anders meer. Ik dacht dat hier een zekere nuchterheid geboden is.

Bovendien kan het geweldig hoogmoedig zijn om je zo af te zetten tegen de traditie. Alsof wij het nu allemaal zoveel beter weten en beter kunnen. Alsof het vroeger toch allemaal maar beperkte en bekrompen mensen waren en wij verlicht en hoogontwikkeld. Wat zich allemaal aan kwaad en demonie in onze eeuw. heeft gepresenteerd kan ons hier wel de nodige bescheidenheid Ieren.

Daarom zou ik het pleit willen blijven voeren voor een waardering van de traditie. Voor het ernstig rekening houden met wat voorgeslachten ons doorgaven inzake het christelijk leven. Wat een zegen dat we niet altijd weer alles over hoeven te doen, maar dat we een groot stuk hulp en leiding vinden in wat de Geest tot de gemeente heeft gezegd al in de tijden van de kerkgeschiedenis.

Dat is het éne woord over de traditie. Tegelijk en met evenveel nadruk past daar het andere woord bij. Immers, zoals iemand eens zei: Het oude is niet goed omdat het oud is, evenmin als het nieuwe goed is omdat het nieuw is. We kunnen ons als christenen niet beroepen op de traditie als traditie. Het argument dat we het doen omdat het altijd zo gedaan is, is niet voldoende. Het oude heeft altijd de neiging een bepaald aureool om zich heen te krijgen. Het is al zo oud, het zal wel goed zijn, het zal wel van God zijn. Dat hoeft echter helemaal niet. Het oude kan ook naar de uitdrukking van de Catechismus op menseninzettingen gegrond zijn. Daarom kom ik er met allerlei zeden en gewoonten die mij zijn overgeleverd voor mijn christelijke levenswandel nooit helemaal uit. Hoezeer ze mij helpen kunnen en leiding kunnen geven de laatste toetssteen is altijd weer het Woord van God Zelf. En dat Woord van God is voor alle tijden. Het kan in nieuwe tijden, nieuwe wegen wijzen. God is immers de God van alle tijden.

Wat van de traditie geldt, geldt evenzogoed van wat men in een bepaalde tijd acceptabel vindt. Of christelijk gezien, wat grote groepen van christenen dan als echt christe-

lijk beschouwen. We kijken dan meer naar de breedte van de tijd als naar de lengte.

Ook daarin ligt een zegen, dat we in een bepaalde tijd niet op ons eentje christen hoeven te zijn. Dat we met elkaar als gemeente mogen vragen naar de wil van God. En dat we daarom ook geholpen kunnen worden door het licht dat een ander over een bepaalde zaak krijgt. We weten zelf niet, wat we met een bepaald geval aan moeten, hoe we ons daarin namelijk als christen hebben te gedragen, anderen hebben daar echter meer licht over en mogen ons leiding geven. Misschien zijn we in de gemeente nog wel eens veel te véél op ons eentje bezig. Is het soms onze hoogmoed, dat we van de diensten en de gaven van anderen zo weinig gebruik maken? Laat ik nog maar eens over de gemeenschap der heiligen: „Dat alle over de gemeenschap der heiligen: Dat alle en elke gelovige aan de Heere Christus en al Zijn gaven en schatten gemeenschap hebben. Ten andere, dat elk zich moet schuldig weten, zijn gaven ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten gewillig en met vreugde aan te leggen".

Maar dan moeten we ons er toch ook niet voor generen er gebruik van te willen maken. Bij de ware nederigheid hoort toch ook de erkenning, dat ik alleen niet alles weet en alleen niet alles kan. En ik hoef ook alleen niet alles. De Heilige Geest is uitgestort in de gemeente opdat we samen zouden zoeken naar de wil van God in overleg en gebed.

In dat verband zou ik willen wijzen op het onderling pastoraat in de gemeente. Natuurlijk kan niet iedereen alles van iedereen weten in de christelijke gemeente. Dat is niet nodig ook. Maar er mogen wel vertrouwde mede-christenen zijn die we alles vertellen kunnen en met wie we samen bidden kunnen om de wil van God te mogen weten.

En van niet minder belang is hier ook het zoeken van de wil van God in de ambtelijke vergaderingen. Er is de laatste tijd veel te doen over het spreken van de kerk in allerlei zaken. We kunnen daar niet uitvoerig op in gaan. Maar wat een zegen als de kerk leiding geeft en spreekt in een bepaalde tijd met het oog op allerlei zaken. Dat lijkt me zelfs haar roeping.

Maar niet minder dan bij de traditie geldt ook hier het andere woord. Hoeveel hulp en leiding ik kan ontvangen van medebroeders en - zusters; tenslotte kan mijn christelijk leven geen grond vinden in wat men doet. Ook niet als die „men" christelijk zijn. De laatste verantwoording is toch alleen telkens weer het Woord van God.

Laat ik hier eindigen met wat we vinden in artikel 7 van de Ned. Geloofsbelijdenis, waar belijdenis wordt gedaan van de volkomenheid der Heilige Schrift om alleen te zijn een regel des geloofs. Men mag ook geen schriften van mensen, hoe heilig zij geweest zijn, gelijkstellen met de goddelijke Schriften, noch de gewoonte bij de waarheid Gods (want de waarheid is boven alles) noch de grote menigte, noch de oudheid, noch de successie van tijden of personen, noch de concilieën, decreten of besluiten; want alle mensen zijn uit zichzelf leugenaars en ijdeler dan de ijdelheid zelf. Daarom verwerpen wij van ganser harte al wat met deze onfeilbare regel niet overeenkomt.

En die onfeilbare regel is niet anders dan Gods Woord.

E.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Bijbel en onze levenspraktijk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's