Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE VERBOGEN OMGANG MET GOD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE VERBOGEN OMGANG MET GOD

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(9)

(Enkele gedachten over het gebed) Gebed en gebedsverhoring

Er zullen onder de lezers niet weinigen zijn die nu met buitengewone belangstelling hun aandacht spitsen als het gaat over het gebed en gebedsverhoring.

Hoewel we er iets van kunnen zeggen, zijn we ons tegelijk bewust niet alle vragen bevredigend te kunnen beantwoorden. Er schuilt in Gods omgaan met de mensen iets wat zich ten diepste aan onze verklaring onttrekt. Iets wat zich niet laat verklaren. We hebben daarvan al iets aangevoeld toen we het hadden over het gebed en de Raad Gods, en het gebed en het berouw Gods.

Het hart dat daarin rust vindt, vraagt ook niet langer naar laatste verklaringen. Er blijft in de verborgen omgang met God altijd iets verborgens over, iets waarvan gelden blijft: Na dezen zult ge het verstaan.

Maar als het niet om beantwoording van onze laatste vragen gaat, dan vraagt het wel van ons dat we buigen leren onder de wil des Heeren, zodat in de overgave aan Gods doen en laten het geloof rust vindt in Gods wil.

Een niet onbelangrijke bede, zo niet één van de belangrijkste is daarom nog steeds: Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde. Daar moeten we in leren rusten, (net iets anders dan berusten) als het gaat over de manier waarop de Heere onze gebeden verhoort. Meestal willen we er achter kijken, waarom God het zo doet en niet anders. Het is de heilige kunst van het gebed, waarin we dagelijks in deze oefenschool onderwezen worden, om door de Heilige Geest te leren onze wil te verzaken en Gods wil, die alleen goed is, zonder enig tegenspreken gehoorzaam zijn. (H.C. Zondag 49).

U voelt wel dat hier het zwaartepunt van de gebeds-en geloofsworsteling ligt. Dit „zonder enig tegenspreken" is nu juist de moeilijkheid, want we doen niet anders dan God tegenspreken. Het is toch niet de bedoeling van de Geest der genade en der gebeden dat het „Uw wil geschiede" een beleefdheidsfrase zal zijn.

Onze gebeden moeten daarbij gedragen worden door de geloofswetenschap dat mijn gebed veel zekerder van God verhoord is, dan dat ik in mijn hart gevoel dat ik zulks van Hem begeer (H.C. Zondag 52). Laten we bij deze positieve belijdenis eens beginnen. Op die manier neemt de bidder zijn uitgangspunt niet in wat hij wil en begeert, maar in het geloof. Sterker nog, in de zekerheid van de gebedsverhoring. De gebedsverhoring staat vast.

Hoe dan? In de beloften van God. We hebben al eerder opgemerkt dat het bidden vooral is God op Zijn Woord aanspreken. Het is goed dat wij nog eens enkele van die belofte-woorden onder uw aandacht brengen.

Woorden als: oep Mij aan in de dag der benauwdheid en Ik zal u er uithelpen en Gij zult Mij eren (Ps. 50 : 15). Geloofd zij God.

Die mijn gebed niet heeft afgewezen (Ps. 66 : 19) De Heere zal horen als ik tot Hem roep. Deze uitspraken zijn met tientallen te vermenigvuldigen. Vooral de Psalmen zijn niet alleen de gebeden van Gods kinderen, maar ook evenzovele getuigenissen van gebedsverhoring.

Gaan we naar het Nieuwe Testament dan klinken daar uit de Mond der Waarheid ons tal van beloften tegen. Hoevele malen wijst Jezus niet op Zijn Vader en verzekert ons dat al wat wij bidden in Zijn (Jezus') Naam, God ons verhoort.

Al deze beloften ondersteunen de vrijmoedigheid die wij tot God hebben. In de Schrift is gebedsverhoring een vanzelfsprekende zaak. Niet vanzelfsprekend in die zin dat we precies krijgen wat met onze wensen overeenstemt. Maar wel vanzelfsprekend in de heilige betekenis van het woord, omdat de verhoring van onze gebeden in de beloften van God gewaarborgd is. Wat zou er veel onzekerheid worden weggenomen als we in ons bidden eens meer leerden de Heere te vertrouwen. Het is niet zo dat wij maar vermoeden dat God ons wel eens verhoren zal, maar we mogen het zeker weten. Wij worden ook aangespoord om alle twijfel dienaangaande door het geloof uit te bannen. Jacobus zegt dat wie twijfelt niet moet menen dat hij iets van God ontvangen zal. Maar dan moeten we ook sterk benadrukken dat geloof in de belofte Gods de voorwaarde is van iedere gebedsverhoring. Bidders zijn geen avonturiers. Als wij bidden — en hoe vaak gebeurt dat niet — met de gedachte: „je kunt nooit weten, baat het niet, het schaadt ook niet", dan ondergraven we zelf het fundament waarop de Heere ons bidden wil plaatsen.

Calvijn treft de juiste snaar als hij zegt: Bovendien daar God slechts uit het geloof wil aangeroepen worden en uitdrukkelijk beveelt de gebeden te vormen naar het richtsnoer van Zijn Woord, en eindelijk daar het geloof, gegrond op het Woord, de moeder is van het rechte gebed, moet wel het gebed vervalst worden, zodra het zich van het Woord afwendt" (Inst. III : 20-27). Willen we die woorden eens wegen en zwaar laten wegen in de verborgen omgang met God?

U hebt natuurlijk allang gedacht, maar hoe zit het dan toch met wat wij doorgaans noemen de

Niet-verhoorde gebeden?

Nu komen de moeilijkheden eerst goed naar voren. Ik beweerde straks wel dat de Bijbel de verhoring van het gebed vanzelfsprekend acht, maar in diezelfde Bijbel kom je ook wel andere, tegengestelde gevallen tegen. Zelfs spreekt Jacobus openlijk uit: Gij bidt wel, maar gij ontvangt niet, omdat gij kwalijk bidt. Maar zeg dat dit niet het geval is, dat men echt bidt, dan blijft nog menigeen met de vraag zitten: waarom kwam en komt er dan geen verhoring? Elk, voor ons besef, onverhoord gebed is nog geen bewijs dat wij kwalijk, dat wil zeggen met verkeerde oogmerken gebeden hebben. Iedereen denkt nu aan twee duidelijke gevallen van niet-verhoorde gebeden, van twee groten in het koninkrijk Gods.

De eerste is Mozes. Hoe menig keer heeft hij de Heere niet lastig gevallen met die ene bede dat God zijn beslissing, hem niet toe te laten in het land der belofte, zou herzien. Mozes ging daarin zover dat de Heere uiteindelijk hem de pas afsneed en zei: Spreek mij niet meer van deze zaak. Het andere, niet minder bekende voorbeeld is van Paulus, die vurig smeekte tot driemaal toe om bevrijding van de satanische aanvallen en vuistslagen en geen verhoring vond. Althans niet de verhoring die hij verwachtte. Het zal wel niet moeilijk zijn om deze voorbeelden uit de praktijk van uw eigen gebedsleven met vele te vermenigvuldigen. Toch moet het mogelijk zijn antwoord te vinden op de vraag naar de niet-verhoring van onze gebeden.

Het eerste antwoord is een vraag: Is het waar dat de Heere hun gebeden niet verhoord heeft? Het antwoord moet zijn, nee.

Weliswaar zijn Mozes' en Paulus' gebeden niet verhoord op die bepaalde onderdelen waar zij zo de nadruk op legden en die zij in schier eindeloos volharden de Heere hebben voorgelegd.

Mozes werd de toegang tot Kanaan geweigerd en Paulus bleef zijn leven lang zitten met de doorn in zijn vlees. Dat is de ene kant. De Heere kan de bidder in Zijn wijsheid verhoring onthouden, bepaalde gebeden niet inwilligen, die meer strekken tot verheerlijking van God dan wij aanvankelijk in kunnen zien. Tegelijk verhoort Hij wel, maar anders dan wij wensen. Anders en rijker. Zodat toch door de worsteling heen het geloof blijft bij de belijdenis: veel zekerder van God verhoord te zijn dan dat ik in mijn hart gevoel dat ik zulks van Hem begeer. Uw Vader weet wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt.

En Vader weet wat goed voor Zijn kinderen is. Dit geloof komt nooit op uit logische redeneringen, want logische redeneringen sluiten het geloof uit. Maar het geloof sluit logische redeneringen buiten. Daarom wordt uit de worsteling waarin zelfverloochening en zelfovergave wordt geleerd dit geloof geboren, dat zich verenigt met Gods wil.

De Heere houdt op die manier Paulus heel klein. Later erkent Paulus: dat moest wel Hij heeft ingezien dat hij zich anders om de uitnemendheid der Godsopenbaringen zou verheffen. Daarbij is niet alleen Paulus persoonlijk in het geding, maar eigenlijk de hele evangelieverkondiging. Gelet op het woord verheffen, dat de betekenis heeft van de perken te buiten gaan, de grens overschrijden, belet God Zijn dienstknecht zich niet boven anderen te verheffen als de meest ingeleide apostel.

Hij moest zijn persoonlijke ervaringen van Godsopenbaringen niet verkondigen, maar het eenvoudige evangelie van kruis en opstanding.

Tegelijk mogen we zeggen dat de Heere Paulus als persoon niet heeft afgewezen. Hij kreeg een andere, veel rijkere gebedsverhoring in de verzekering: Mijn genade is u genoeg en Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht.

Zo werd God meer verheerlijkt in de „niet-verhoring" dan in de „verhoring" die Paulus op het oog had. Hetzelfde geldt van Mozes en David die om het leven van het kind van hem en Bathseba bad, terwijl het toch stierf.

Mozes werd door de Heere thuisgehaald en als deze knecht sterft aan de mond des Heeren dan is zijn hart gerust. David moest langs de weg van een „onverhoord" gebed leren aan de zijde van God te vallen. Daar hebben we meer vrede in dan dat wij God de weg voorschrijven, waarin Hij ons zou moeten verhoren.

Het neen op een bepaald punt kan een ja in breder verband bevatten. Vaak spreken we ook te vroeg van onverhoorde gebeden. Dat ligt aan onze haast. Als de Heere niet onmiddellijk met de verhoring klaar staat, dan denken wij al te gauw of dat we niet verhoord zijn, of dat we kwalijk gebeden hebben. In de pastorale praktijk kom je nogal eens vaak de klacht tegen: Ik bid wel, maar ik krijg nooit antwoord.

Men verzuimt dan of te wachten en geduld te oefenen, of men slaat geen acht öp de beloften Gods.

Héél het Woord is antwoord, maar wij willen dan graag een aparte boodschap horen. We moeten de Heere ook de tijd gunnen om de verhoring te realiseren.

Zelfs kunnen we de gebedsverhoring met ongeloof bejegenen, zoals de christenen in Jeruzalem, die samen baden om de verlossing van Petrus uit de gevangenis, toen het dienstmeisje Rhode kwam met de boodschap Petrus staat voor de deur, zeiden ze: dat kan niet.

Toen Augustinus Afrika wilde verlaten om naar Italië te gaan, bad zijn moeder met sterke aandrang, dat dit toch niet gebeuren mocht, gezien de gevaren die zij vreesde voor haar gemakkelijk te verleiden zoon. Maar in zijn Belijdenissen merkte hij later op: Gij ontzegde haar, wat zij toenmaals bad, omdat Gij haar gedurig gebed wilde verhoren. In strikte zin zijn er geen onverhoorde gebeden. Van heel veel sleurgebeden geldt daarom ook niet dat zij niet verhoord zijn. Het waren niet eens gebeden.

K. a. Z.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 april 1982

Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's

DE VERBOGEN OMGANG MET GOD

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 april 1982

Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's