Mensenrechten
(Slot)
Een voornaam bezwaar om mensenrechten direct in de vrome prullenmand te smijten, en wel om de beheersende reden dat het gevallen mensdom alle rechten en aanspraken zelf heeft verslingerd, is de dringende overweging dat mensenrechten verankerd liggen in de Wet Heeren. En zoals wij allen weten en zoals ons terdege is geleerd doet de Heere geen onrecht dat Hij in Zijn Wet van ons eist, wat wij niet kunnen doen. Gods onwankelbare eis, die voortvloeit uit Zijn heilige wil, is toch immers oneindig actueler dan onze dwaas veroorzaakte onmacht? Wat gaan wij nu beleven? Er bestaan eenmaal onvervreemdbare rechten der armen en verdrukten. Daar kwamen wij ter gelegenheid van ons laatste contact terecht. Er zijn echter nog wel een paar dingen. Daarover nu. Immers er bestaan meer euvels onder de zon. Onder de zon, ja, en in ons hart.
Etikettenplakkerij
Voor de zuurdesem van de Farizeeën dienen wij ons in acht te nemen. Daar zal ook bij horen de vaardigheid waarmee wij danken en anders wel denken: „God, ik dank U dat
ik niet ben". Dat ik niet ben als... en dan zijn een heel aantal visitekaartjes invulbaar. Vervolgens werpen wij man en visitekaartje in de veroordeling. Wij prijzen onszelf gelukkig dat wij zulken niet zijn-
Toen wij samen het doopceel hebben gelicht van de mensenrechten ontgingen de komaf en het ontstaansmilieu ons echrniet. Mensenrechten zijn in woordenvat gegoten gedurende perioden van revolutionaire veranderingen. Franse revolutie, Amerikaanse vrijheidsstrijd enzovoort herinneren wij ons. Aan mensenrechten werd gedacht na gruwelijke oorlogen in laat berouw, doch behoudens de laatste keer, waarover nog geen oordeel kan worden afgegeven, is er toch wel degelijk ondanks berouw en goede voornemens een nieuwe bloedige en verwoestende botsing gevolgd. O, dat optimisme waarmee de mensenrechten zijn beleden in minimaal besef van het menselijk onvermogen, dat na de zondeval is opgetreden. Al wie de Heere dient heeft 's Heeren Woord boven alles lief en met dat Getuigenis wil hij zich dagelijks beraden. De indruk ontstaat niet dat de mensenrechten vooral met vreugde geschept zijn uit de fonteinen van het levenswater. Nee, het was de autonomie der rede, die zich exclusief liet gelden. Alles vond plaats in een roes van de welbekende euforie van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Het was tekenend dat deze serie van vier artikeltjes over mensenrechten begon met de torenbouw van Babel. Tenslotte vergeten wij niet de naam. Mensenrechten, humane rechten. Proeven wij niet bij zorgvuldige taxatie de geest van Humanisme en van humaniteit? Misschien vinden wij het eerste nog erger dan het tweede, maar het laatste is daarom nog niet volstrekt onbedenkelijk. Verdient het aanbeveling of is het nog nodig om dit verhaal langer te maken? Ik denk dat wij uit deze border genoeg bloeiende etiketen kunnen plukken om die de rechten, waar wij het nu al zo lang over hebben, ermee te beplakken. Revolutionair, rationeel, humanistisch, autonoom. Toe maar het kan niet op.
De volgende stap is aanstonds gezet.. Op grond van de Schrift kunnen wij niet meekomen met de mensenrechten en kunnen wij ons niet aansluiten bij mensen en organisaties die deze rechten voorstaan. Vandaar dat wij ons distanciëren. Niet ongezegd mag blijven dat wij dit van harte betreuren. Het verloop is bekend. Die mensenrechten zijn de kwaadaardigste niet. De rethoriek van de Uebermensch en de kretologie van de bloeddorstige tyran is erger. Maar wij hebben het betere: Gods Woord en het betere is ongemerkt en eer wij het weten de vijand van wat betrekkelijk goed mag heten. Vergeet ook niet hoeveel bijval de mensenrechten in links geörienteerde kring vinden. Dat is een teken aan de wand waar wij altijd tegenaan kijken. Op die manier zijn de mensenrechten gevonnist. Het betrekkelijk goede is er dan snel af en tenslotte klinken zij maar verdacht, zodat wij er liefst niet meer van horen.
Wie zou ik wel zijn, wanner ik beweerde dat die etiketten er helemaal naast zitten? Daarover is discussie overbodig. Natuurlijk
zijn de elementen van waarheid levensgroot aanwezig. Dat beproeving van geesten plaats vindt is zelfs van Godswege een eis ons op de schouders gedaan. Tot zover loopt het.
Maar dan? Op dat moment verkeren wij in de allercritiekste fase. Ik heb al geschreven, dat de geest van „O God, ik dank U, dat ik niet ben als..." snel toeslaat. De zucht van de Farizeeër om afstand te nemen en om zich af te scheiden. Ook al belijden wij heel luid dat wij rafels zijn van dezelfde lap gescheurd en meer van dat waars. Iemand zei dat hij naast iedereen kon gaan zitten. Naast de grootste van alle zondaren nog wel. Hij zei dat hij, als hij op zichzelf nauwkeurig acht gaf, naast genoemden kon gaan zitten. Want in zedelijk opzicht was hij net eender. Goed, hij kon wat dat betreft gaan zitten. Maar deed hij het ook? Want de som is belangrijk, belangrijker de proef op de som. Zeggen is een ding, maar doen is de zaak.
Een bos druiven
Aan onze praktijken van het dagelijks leven van beroep en huishouding ontleent de Heere meermalen een verduidelijking ter bemoediging of ter lering van zijn handelingen met ons. Iemand wil zijn wijngaard uitroeien, want de vruchten zijn ho maar. Maar wanneer er toch nog wat goeds valt te oogsten ziet hij van zijn plannen af. Als iemand most vindt in een bos zegt hij: Niet verderven, er is zegen in. Zo doe ik ook, spreekt de Heere. Ik verschoon uit hoofde van het kleine overblijfsel. Rap rollen de woorden ons over de omrastering van onze tanden. Humanisme, redelijkheid enzovoort. Revolutionair elan is niet voortdurend gespeend van verklaarbare verontwaardiging, en dat niet ten onrechte, over wrede tirannie ten aanzien van armen en ellendigen.
In het bos mensenrechten treffen wij „zégen" aan. De hooggeroemde vaderen, meer op het schild geheven en in onze stoet meegedragen, dan nagevolgd, wisten het wel.
De leerregels van Dordt maken ons duidelijk dat na achterlating van het paradijselijke nog wel licht, licht der natuur, is overgebleven. Het ontbreekt niet volstrekt aan kennis van God, van natuurlijke dingen, van het onderscheid van wat betaamt en wat onbetamelijk is. Enige betrachting van deugd en uiterlijke tucht zijn beslist aanwezig. Op dat gehalte mogen wij, doch moeten wij ook, de mensenrechten onderzoeken.
Inachtneming van mensenrechten brengt ons niet in de hemel. Trouwens dat doet waarneming van de goddelijke wet immers allerminst. Dat is het punt niet. Maar hier is een vraagstuk van andere orde, van ander niveau aan bod. Misschien kunnen wij het in deze zetting het beste uitdrukken door te zeggen dat hier nu aan de beurt is de vraag, hoe wij voorkomen dat het op aarde in deze wereld helemaal een hel wordt. Dat is terdege een ander onderwerp. Onze goede God heeft middelen beschikt om te bereiken dat ongebondenheid wordt beteugeld en dat niettemin enige orde heerst. Het is van belang dat normen bestaan om het geweten op te scherpen.
Met meer minder en met minder meer
„Zo in Tyrus en Sidon...", zegt de Heere Jezus. Wij kunnen ons levendig indenken hoe kwaad de Joden dikwijls waren op Christus. Door hen die geen volk zijn door een onverstandig, althans onverstandig geacht zo niet veracht, volk wekt de Heere tot toorn. Denk aan de Samartitaan. In de stijl van dit artikel zou je hem de humane Samaritaan kunnen noemen. Waar de priester en de Leviet, de voorbeeldig geachte godsdienstigen en orthodoxen met een wijde boog omheen liepen, daar nam de Samaritaan een verrassend initiatief. Een heiden of halve heiden, die het werk van de wet in zijn hart geschreven met zich mee droeg. Tyrus en Sidon hadden zich destijds royaal, dat wil zeggen in zak en as bekeerd, wanneer daar maar die krachten zich hadden voorgedaan. Daarom wee u, Chorazin, wee u, Bethsaïda. Het is wel makkelijk om de mensenrechten te diskwalificeren als humanistisch en als producten van autonoom denken, maar wat komt er uit onze handen? Niet wat klinkt daar allemaal uit uw mond, maar wat komt er uit handen.
De gerechtigheid van de Farizeeër is als deksel te smal en te kort. Dat weet onze ziel zeer wel. Dit is niet gezegd en bedoeld om er dan maar helemaal niet aan te beginnen. Integendeel. Ik vraag, zegt Jezus, een gerechtigheid overvloediger dan die van Farizeeën en Schriftgeleerden. Die overvloediger gerechtigheid is oneindig meer dan een toegerekende en in geloof omhelsde en toegeeigende. Of liever die toegerekende gerechtigheid is geen ondergeschoven levenloos kind, maar een door liefde werkende en daadwerkelijke en vruchtdragende gerechtigheid. Een gerechtigheid die meer en meer gerechtigheid voortbrengt.
Hoedanigen behoren wij te zijn? Het is goedkoop om met een veroordeling mensenrechten opzij te werpen. Beschamend hoe mensen die onwetend zijn of nagenoeg met minder kennis, minder licht, minder openbaring heel wat meer aan de dag leggen dan zij die die door opvoeding en onderwijzing gerust hemelhoog verhevenen mogen heten. Met zoveel meer brengen zij er zoveel
minder van terecht.
Het is een strijdperk, menen we. Accoord, dat is het ook. Welke strijdmethode houden we er op na? Gaan wij voorstanders van mensenrechten te lijf, versperren wij hen de weg, lopen wij hen voor de voeten? Of proberen wij hen voorbij te streven en jagen wij ernaar om de prijs te behalen? Bovendien met de bedoeling hen mee te krijgen. Dat maakt verschil. Die anderen veroordeelt, doet u niet dezelfde dingen in wezen? Deze vraag van de apostel is alle overweging en veel nauwgezet zelfonderzoek waard.
Mensenrechten zijn ruikerbloemen afgesneden van de wortel, dus gedoemd te verdorren en af te sterven. Dat zal waar zijn. Daarmee is de kous niet af. Wanneer wij zo welsprekend afkeuren dienen wij tevens te bedenken dat ons terecht wordt voorgehouden: Zet dan zelf de bloemetjes, uw bloemetjes, buiten en dan met wortel en al. Gerechtigheid overvloeiender en dus ook bloeiender dan die van u weet wel. Uw bloemetjes... nu ja, die cultuur, waarvan ten diepste geldt: „Uw vrucht is uit Mij gevonden!" Het licht moet schijnen voor de mensen. Zo ruim mogelijk gezegd: Voor de mensen. Zonder enige discriminatie. In deze wereld-
Typisch is het dat de Heere, wanneer het om geloofsvruchten gaat, met stilzwijgende voorbijgang van geboden van de eerste tafel specifiek daden noemt die conform zijn het tweede evengrote gebod. Meer dan eens gebeurt dat.
Het oude Israël bezat reeds van dat humane. Dank zij de bemoeienis van de Heere met dit volk. Niet voor niets stonden Israëls koningen over de grenzen bekend als barmhartige, dat is als humane vorsten.
Lopen wij niet het gevaar wanneer we accent leggen op handhaving van humane rechten of liever op rechten jegens onze medemensen en bijzonder jegens de armen en verdrukten, dat wij ons vermengen met zovelen die uit volstrekt andere hoofde voor mensenrechten ijveren? Ik weet dat velen pleiten dat christenen schouder aan schouder moeten strijden, strijden zelfs in meest letterlijke zin van dat woord, samen met andersdenkenden, die evenwel die humane rechten hoog in hun vaandel hebben omhoog gestoken. Schouder aan schouder zal moeilijk zijn. Dat gaat gauw de kant uit dat wij samen met ongelovigen een juk aantrekken. De apostel zegt dat ontferming moet, doch wel met onderscheid. „Ontfermt u wel over sommigen onderscheid makende". Daaruit wil ik richtlijnen halen voor de kwestie waar wij het nu over hebben.
Er komt nog iets bij. Hoe rechtvaardig de verwerkelijking van zeer vele rechten ook zijn nog in het onderling verkeer, vooral wanneer het internationaal is of betrekking heeft op groepen en kringen die iets te betekenen hebben, toch dienen wij tijd en wijze in acht te nemen. Anders kunnen wij soms meer stuk maken dan tot stand brengen. Waarom droeg David aan zijn zoon Salomo op te doen, waartoe hij zichzelf niet in staat achtte? „De HEERE zal de boosdoener vergelden naar zijn boosheid",
sprak hij destijds. Toen het hem bezwaarlijk was. Genoemd worden hiervoor politieke consideraties en mensenvrees. Wanneer het louter een zaak is van menselijke vrees valt er niet veel goed te keuren.
In hoeverre echter mogen en moeten zelfs politieke consideraties in sommige gevallen de doorslag of mede doorslag geven? Dat is stellig in dezen van betekenis. Vandaar ook dat David aan het eind van zijn leven, wanneer hij deze kwestie ter sprake brengt in gesprek met Salomo, zijn opvolger, tot tweemaal toe van wijsheid gewaagt. Wijsheid is vereist en tot wijsheid is Jezus Christus geschonken. —o—
Wat er aan de hand was? Wij mogen en moeten ons niet langs de gemakkelijkste weg van mensenrechten afmaken. Spijtig dat we ons niet kunnen vermengen met hen voor wie deze rechten heilsgoederen uitmaken, doch als wij ons distanciëren, te zeer distanciëren, doen wij net zo goed verkeerd. Wellicht tonen wij zodoende onbewust grotere verwantschap dan wij waar willen hebben.
De Heere laat Zijn zon opgaan over goeden en bozen. Over bozen niet slechts om de reden dat zij wel delen moeten in het schijnsel als de goeden bedoeld zijn. Daarvoor bestaan edeler motieven.
P.
H. G. Abma
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's