Geloofsgroei
Voorwaar, voorwaar zeg lk u: oen gy jonger waart, gordde ge uzelf, en wandelde alwaar ge wilde, maar wanneer gy zult oud geworden zijn, zo zult ge uw handen uitstrekken, en een ander zal u gorden, en brengen waar gij niet wilt. En dit zeide Hij, betekenende met hoedanige dood hy God verheerlijken zou. En dit gesproken hebbende, zeide Hij tot hem: olg Mij. Joh. 21 : 18, 19
ten zelfbewust begin
In dit woord spreekt de Heere Jezus in een beeld over het leven van Zijn discipel Petrus. Hij typeert het van het moment dat Petrus Jezus ging volgen tot nu toe en geeft ook aan hoe het verdere verloop zal zijn. Het is het beeld van de jeugd en de ouderdom. Wat een verschil is daarbij. Jonge mensen kunnen gaan en staan waar ze willen. Jonge mensen hebben niemand nodig. Fris en zelfbewust staan ze in het leven. Ze lijken de hele wereld wel aan te kunnen. De jeugd kenmerkt zich door een stuk enthousiasme, ja haast door een stuk overmoed.
Heel anders is het als je naar ouderen kijkt. Ze kunnen vaak niet eens meer zelf hun jas aantrekken. Ze hebben voor het geringste soms al een ander nodig. Hulpeloos strekt een oude man zijn handen uit. Zonder steun van anderen kan hij niet eens vooruit. Ze kunnen hem dan ook brengen waar ze willen. Hij heeft niets meer in te brengen. Heel pijnlijk ervaren oudere mensen dat als ze niet langer in hun eigen huis kunnen blijven wonen. Maar al te vaak wordt er door allerlei instanties voor hen, over hen en zelfs soms zonder hen beslist.
Zo tekent Jezus het leven van Petrus. Toen gij jonger waart. Dat gaat over de tijd van zijn eerste volgen van Jezus. De Heere Jezus had Petrus geroepen aan het strand van het meer van Gennesareth: Volg Mij en Ik zal u visser van mensen maken. En net als de anderen had Petrus alles verlaten en was Hem gevolgd. Maar wat was hij bij dat eerste volgen van Jezus nog vervuld geweest van zichzelf. Hij had nog zoveel met zichzelf op. Hij verwachtte nog zoveel van zichzelf. Telkens weer had hij het over zichzelf. Zijn Ik stond nog zo vooroip. Natuurlijk hij meende het ernstig. Hij wilde Zijn Heiland dienen. Enthousiast wilde hij zich voor Hem inzetten. Maar het was juist dat hij het zo wilde. Er was nog zo weinig nederigheid en ootmoed bij Petrus, zo weinig afhankelijkheid.
Op één moment lichtte even die ootmoed op. Toen Petrus met de anderen op het woord van Jezus het net had uitgeworpen en ze wonderlijk vol waren geworden had hij beleden: Heere ga uit van mij, want ik ben een zondig mens. Maar overigens was Petrus nogal van zichzelf overtuigd. Ik zal met U sterven. Al zouden ze U ook allen verlaten. Ik niet, ik zal mijn leven voor U zetten. We horen het: Ik, ik en nog eens ik, dat was het bij Petrus. Nu deze Petrus typeert de Heere Jezus met: Toen ge jonger waart gordde ge uzelf.
Misschien zou het ook ons kunnen typeren, ook jou. We kunnen het zelf nog zo. Wij zullen de Heere dienen. Onze beste krachten geven aan Hem. Ons inzetten voor Zijn koninkrijk. Jeugdig en enthousiast. En laten we er ook niet al te negatief over doen. Het is toch maar een goede, een heerlijke zaak om je te geven aan Jezus' dienst. Je kunt je krachten aan zoveel andere dingen besteden, dingen die de moeite niet waard zijn. Je kunt je krachten verteren in het vereren en nalopen van de sterren van deze tijd. Sterren, die na korte tijd hun glans al weer kwijt zijn. Sterren die eigenlijk helemaal geen glans hebben. Je kunt je krachten besteden aan het bij elkaar schrapen van zoveel mogelijk luxe en welvaart, zoveel mogelijk wijsheid en kennis. Maar wat een goede zaak om je krachten te wijden aan Christus. Er waren er in Petrus dagen ook genoeg die de roepstem van de Heiland in de wind sloegen. Ze hadden een akker gekocht, of een vrouw getrouwd. Ze waren aan allerlei dingen druk. Petrus had zijn netten verlaten en was Jezus gevolgd. Dat was een goed ding.
We kunnen alleen maar tegen elkaar zeggen dat Hij het waard is. Hij is het waard om Zijn heerlijkheid. Om de heerlijkheid van Zijn liefde. Zijn liefde, waarin Hij Zich gaf tot in de dood. Zijn liefde, waarin Hij wilde zijn een volkomen verzoening van al onze zonden. Hij is waard dat wij Hem dienen met alles wat in ons is.
Maar toch, hoe goed en terecht dat enthousiaste begin ook is. Er is groei nodig, rijping. Het is nodig, dat er een streep gaat door ons eigen ik en dat we Hem alleen over houden. Daarover gaat het in het twee-Je stuk van Jezus' beeldspraak
voortgang in afhankelijkheid
De eerste periode van Petrus volgen van Jezus was gekenmerkt door een groot stuk zelfbewustheid. Hij kon het, Hij zou het. Maar er zou een andere tijd komen. De tijd van het oud worden. De tijd van het je eigen kracht meer en meer verliezen. De tijd van het afhankelijk worden van de Heere alleen. De tijd waarin je niet meer naar jezelf verwijst en ferm en stoer zingt: Voorwaarts christenstrijders. De tijd waarin je hand niet meer heftig grijpt naar het zwaard, maar waarin hij zich hulpeloos uitstrekt. De tijd waarin je vastgepakt wordt en geleid wordt op wegen die je niet hebt geweten en helemaal niet hebt gewild. De tijd waarin je jezelf meer en meer verliest in de overgave aan God.
Dat is de weg van de geloofsgroei die Petrus moet gaan in zijn leven met Christus. Het is niet de weg vn het groter en sterker worden. Het is de weg van het minder worden. Het is de weg van de afbraak van alles, wat van onszelf is. Het is de weg van de bekering.
Tegen Petrus heeft de Heere Jezus eens gezegd: Wanneer gij eens bekeerd zult zijn. Op die weg moet Petrus nu gaan. De weg waarin de oude mens met zijn kunnen en kennen meer en meer sterft. We worden meer en meer afhankelijk van Christus. We zijn een rank, die zich vaster en vaster hecht in de wijnstok.
Laten wij onszelf hieraan spiegelen. De drang van ons natuurlijk leven is groter en groter geworden. Excelsior steeds hoger op dat staat in ons aller vaandel geschreven. En wij nemen die drang in ons christelijk leven mee. We willen grotere, betere christenen worden. Wassen en toenemen in de kennis en de genade van God betekent voor ons maar al te zeer dat we het beter gaan doen, meer presteren op kerkelijk en christelijk gebied. De berg van de heiligmaking steeds hoger en hoger opklimmen. Om tenslotte met een zekere zelfvoldoening te kunnen konstateren dat we het er niet zo slecht afbrengen voor God en de mensen.
Maar dat is de weg van ons vlees, van ons vrome vlees. De weg van de Geest is anders.
De weg van de Geest loopt niet omhoog, maar omlaag. Op de weg van de Geest leerde de apostel roemen in zijn zwakheden. Zo zal ik dan veel liever roemen in mijn zwakheden, want als ik zwak ben, dan ben ik machtig. De w T eg van de Geest is de weg van de ootmoed, de weg van de ontlediging. De apostel Paulus mocht na zijn bekering een vat worden om de Naam van Christus te dragen. Hoe meer er van onszelf in dat vat is, hoe minder van Christus erin kan. Maar hoe leger het vat van ons leven wordt, hoe w r ijder het openstaat voor Christus hoemeer Zijn Naam alleen de eer ontvangt.
Wanneer gij oud geworden zult zijn. Wat een gezegende ouderdom zou ik haast zeggen. Of is het geen goede en heerlijke zaak onszelf te mogen verliezen? Neen, wie erg op zichzelf gesteld is zal er niet veel aan vinden. Die houdt zichzelf krampachtig vast. Die zal zelfs met schijnvrome nederige woorden zichzelf nog naar voren brengen. Maar wie iets leerde kennen van zichzelf in de spiegel van de heiligheid en reinheid Gods, die wil tenslotte niets liever meer dan zichzelf kwijtraken. Die kreeg een afschuw van al dat hoge en grote dat indrukwekkende, dat valsvrome van het menselijk hart. Die kan daar niet meer in ademen, die komt daarin om. Het verlangen doortrekt ons leven: Zalig, zalig niets te wezen in ons eigen oog voor God.
Een goede en heerlijke zaak. Niet meer zelf de teugels in handen te hebben, de leiding te hebben overgegeven en gebracht worden, waar je niet wilt. Ja, waar je niet wilt. Dus toch ook een zaak van strijd en moeite. Van blijvende strijd. Het vlees begeert immers tegen de Geest. Wat er in ons overblijft van het natuurlijke oude leven dat wil er niet aan. Het verzet zich tot bloedens toe. Het moet er altijd maar weer onder gebracht worden.
Maar daarin worden we ook niet aan onszelf overgelaten. In het Onder het Oude Verbond heeft de HEERE al beloofd: Ik zal u leren van de weg die gij gaan zult.
Zie maar naar Petrus. Hij was discipel geworden van de Heere Jezus, leerling. En wat had de Heere Jezus hem een onderwijs gegeven. Een harde moeilijke les had hij moeten leren in de hof van Kajafas. Daar waren al z'n schone beloften over het volgen van Jezus ten onder gegaan in een drievoudig: Ik ken Hem niet.
Maar zijn Meester had hem in die les niet losgelaten. Hij had immers al gebeden, dat z'n geloof niet zou ophouden. En hier, aan de zee van Tiberias is gebleken, dat Petrus ook echt wat geleerd had. Toen Jezus naar Petrus' liefde vroeg, durfde hij niet meer
stellig en zelfbewust te spreken, maar vertrouwde zich toe aan de alwetendheid van Christus. Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb. En zo was hij een bekwaam instrument voor het koninkrijk. Zo mocht hij de gemeente van Christus dienen.
Zo leert de Heere het allen. Allen die Christus leren volgen in hun leven. Er klinken nog zoveel onzuivere tonen in hun levenslied. Hij stemt het op de vork van Zijn Woord. Het mag steeds schoner worden, steeds zuiverder. Daar heeft Hij duizenden wegen voor. Bij ieder weer anders. Ieder krijgt de weg die het beste bij hem past. Petrus moest heel gevoelig zijn vrome benen breken. U moet misschien ziek worden. U moet misschien eer en aanzien van mensen verliezen. U moet misschien in een grote zonde vallen. U moet u zelf tegenkomen als vleselijk verkocht onder de zonde. Nu moet u belijden: Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods. En u hebt maar een toevlucht over: Ik dank God door onze Heere Jezus Christus.
Jezus typeert het leven van Petrus. En de evangelist Johannes laat ons ook zien waar de Heere Jezus met name aan gedacht heeft. Namelijk aan de dood waarmee Petrus God verheerlijken zou. Petrus is aan het kruis gestorven net als zijn Heiland. Een oude overlevering vertelt zelfs dat hij onderste boven gekruisigd is. Neen, dat had het vlees van Petrus niet gewild. Toen de Heere Jezus van lijden en sterven had gesproken was Petrus de eerste geweest om te zeggen: Heere dat zal u geenszins geschieden. En zou hij dan zelf die weg verkiezen? Geen sprake van. Maar als Petrus oud geworden is, laat hij zich leiden op een weg, die hij niet wilde. Niet wilde in zichzelf, maar toch wel w r ilde in Christus. En zo verheerlijkte Petrus God met zijn dood.
Wij weten niet konkreet hoe onze weg zal zijn en we weten ook niet hoe onze dood zal zijn. U zit er misschien wel eens over in. Wc mogen tegen elkaar zeggen: Als God er maar door verheerlijkt wordt. En God wordt er door verheerlijkt als wij onszelf verloren hebben en de kruisweg gaan achter Hem.
een konkreet bevel
Dat is dan ook konkreet voor Petrus en voor allen die van Christus zijn nodig. En dit gesproken hebbende zeide Hij tot Hem: Volg Mij. Wij kunnen er over in zitten hoe dat allemaal zal en hoe dat allemaal kan. Je leven in de dood geven. Je zelf verliezen. Wat zal dat voor mij allemaal inhouden? Wat zal er van mij nog allemaal worden gevraagd? De marteldood soms? En zal ik dan bereid zijn? Zal ik het op kunnen brengen? Ik die mij nu al schaam voor mijn Heiland uit te komen nu het hoogstens een afwijzing en wat spot te weeg brengt. De moed zinkt me in de schoenen. Het zal met mij wel nooit wat zijn.
En zo heeft de boze net zijn zin. Die doet namelijk niets liever dan ons met later bezighouden. Die doet niets liever dan ons met dat later in de war brengen. Jezus spreekt ook over later, maar Hij geeft er wel een konkreet gebod voor het heden bij:
Volg Mij. Dac is wat heden ons te doen staat Christus volgen. Onze vaak maar al te wankele schreden mogen we in Zijn spoor zetten. We mogen biddend leven, luisterend leven en ook vertrouwend leven.
We moeten op een moeilijke weg gaan, een kruisweg. Een weg van je handen uitstrekken en gebracht worden waar je niet wilt. Maar we hoeven niet alleen. We hoeven zelfs de weg niet te banen of te zoeken. Jezus gaat ons voor op dit levensspoor. Hij is de overste Leidsman en Voleinder des geloofs. Hij zal ons gedurig leiden. Toen Petrus naar het kruis werd gebracht om daar te sterven mocht hij weten Jezus was hier. Zo mag een ieder gelovige weten in alle nacht en duisternis in de weg van zelfverlies en zelfverloochening, Jezus was hier en Jezus is hier.
Volg Mij. Wat een geweldig woord. Je mag Mij volgen. We hoeven het zelf niet te garanderen. Het wordt toch allemaal niets. We mogen het Lam volgen. We mogen aan Zijn hand vertrouwend gaan. Hij zal ons alles leren wat we leren moeten. Wat kunnen we ermee tobben. Ik moet dit en ik moet dat toch. Jezus zegt: Mij volgen dan komt alles terecht, dan komt alles goed. Dan leer je net precies zoveel als voor jou nodig is. Mij volgen dan zal ik het je ook leren zoals jij het leren moet. Een ander weer anders, maar jij op jouw manier. Volg Mij. Ik heb om de vreugde die Mij voorgesteld was de schande niet veracht. Ik ben dood geweest en zie Ik leef tot in alle eeuwigheid. En Ik leef en gij zult leven.
Ik zet mijn treden in Uw spoor, Opdat mijn voet niet uit zou glijden; Wil mij voor struikelen bevrijden, En ga mij met Uw heillicht voor. Ik roep U aan, 'k blijf op U wachter. Omdat G' o God mij altoos redt. Ai, luister dan naar mijn gebed, En neig Uw oren tot mijn klachten.
E. Jac. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 mei 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 mei 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's