Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johannes’ getuigenis onderstreept

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes’ getuigenis onderstreept

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze is de discipel, die van deze dingen getuigt, en deze dingen geschreven heeft; en wij weten, dat zijn getuigenis waarachtig is. En er zijn nog vele andere dingen, die Jezus gedaan heeft, die zo elk bijzonder geschreven zouden worden, ik acht, dat ook de wereld zelf de geschreven boeken niet zou bevatten. Amen. Joh. 21 : 24, 25

een misverstand over Johannes rechtgezet

De laatste verzen van dit hoofdstuk halen de discipel Johannes voor het voetlicht. Het ging tot nu toe vooral over Petrus. Hij is door Gods onbegrijpelijke genade in zijn ambt hersteld. De nieuwe tijd van dat ambt zal gekenmerkt worden door afhankelijkheid. Een zelfbewuste Petrus gaat leren zijn handen uit te strekken en gebracht te worden, waar hij niet wil. Tenslotte zal dat uitlopen op de kruisdood waarmee hij God zal verheerlijken.

Maar zulke lessen leren we niet op een dag. Ook Petrus niet. Jezus heeft nog maar nauwelijks van afhankelijkheid gesproken, of hij draait zich om, ziet Johannes en vraagt wat er met hem gebeuren zal. Een totaal overbodige, een eigenlijk alleen maar nieuwsgierige vraag. Wat had Petrus eraan om dat te weten? Wilde hij soms weten of Johannes het makkelijker zou krijgen? Wilde hij zichzelf vergelijken met Johannes? En met zijn eigen bijzondere weg toch boven hem uitsteken? We weten het niet. Wat we wel mogen weten is, hoe de Heere Jezus over dat vragen van Petrus denkt. Hij wijst het af. Van bemoeizucht is Christus niet gediend. Hij heeft Petrus niet nodig bij het bepalen van Johannes levensgang. Zou Hij willen dat Johannes in het geheel niet zou sterven, dan ging dat Petrus nog niet aan. Het was voor Petrus alleen maar nodig om Hem te volgen. Petrus moest niet om zich heen zien. Petrus moest maar op Hem zien. Volgt gij Mij.

En dan richt de aandacht zich op Johannes. Het woord dat Jezus over Hem sprak is namelijk misverstaan. De andere discipelen hebben het zo opgevat dat Johannes inderdaad niet sterven zou voor Jezus' wederkomst. Ze hebben erover gepraat met anderen uit de christelijke gemeente. En zo was tenslotte die gedachte vrij algemeen verspreid onder de broeders in Christus.

Het is zo goed voor te stellen, hoe het gegaan is. Er is maar met een half oor geluisterd naar het Woord van God. Johannes is een geacht persoon geweest in de christelijke gemeente. En dan worden er al gauw allerlei verhalen verteld die mooier en mooier gemaakt worden. De vrome fantasie neemt alras een hoge vlucht. Hoe bijzonderder het wordt hoe mooier. En dan moeten W3 er nog bij bedenken dat Johannes erg oud geworden is. Het is niet onwaarschijnlijk dat hij in 100 na Christus nog heeft geleefd. Dat maakt het verhaal helemaal kompleet: Johannes was een zeer bijzondere man, hij zou niet sterven. Jezus had het zelf gezegd.

Maar we krijgen hier wel de vermaning om toch vooral nuchter te zijn. We krijgen hier de vermaning om toch vooral niet méér te willen horen uit het Woord van God dan er gezegd wordt. Dat is een haast onbedwingbare neiging in ons. We neigen naar het bijzondere, het bizarre vooral als het gaat over bepaalde mensen. Er zit een honger in ons, naar wat indrukwekkends.

Hier worden we terugverwezen naar het Woord. Laten we daar eerst maar eens nauwkeurig naar luisteren. En niet meer van maken dan het is. Laten we ons houden aan de eenvoud van het Woord. We zitten anders zo maar weer op de kronkelwegen van ons eigen hart, goddeloos of vroom.

We moeten belijden dat is niet eenvoudig. Je houden aan de eenvoud, laat ik zeggen de zakelijkheid van het Woord vraagt bekering aitijd weer opnieuw. Telkens weer dienen we op te geven wat wij er van dachten en wat wij ervan maakten om ons gewonnen te geven aan de waarheid van het Woord zelf. Dat opgeven is sterven, sterven aan jezelf ook sterven aan je zgn. vrome en geestelijke inzichten. Het is achterblijven als een dom en een dwaas mens. Het is afhankelijk worden van Gods Woord alleen.

En let u er dan ook op dat geen enkele bijzondere positie in het koninkrijk Gods op zichzelf het recht verstaan van Jezus' woorden garandeert. Zelfs de discipelen vatten deze woorden van Christus verkeerd op. U moet dan ook maar niet uw laatste vertrouwen stellen op ambtsdragers of bepaalde bekeerde mensen. U komt er ook bedrogen mee uit. We komen het toch nog wel eens tegen dat het woord van een bekeerde man of vrouw wordt aangehaald als het eind van alle tegenspraak. Hier blijkt dat zelfs het woord van een discipel dat niet kan zijn als het niet geijkt is aan het woord van Jezus Zelf.

Maar is er dan geen enkele garantie? In mensen niet! Als je het daarvan verwacht ben je nergens meer zeker van. We mogen wel zeker zijn van de leiding van de Heilige Geest. Hij leidt in alle waarheid. Dat is de hoop bij alle wanhoop. De wanhoop nl. dat we allen samen verdwalen met het Woord van God omdat we het altijd weer naar ons zelf toebuigen. De Geest wil ons terughalen en ons brengen bij het Woord zoals het is. Het is niemand anders die de hand van de schrijver van dit laatste stuk van het Johannes-evangelie gebruikt om een misverstand recht te zetten. Hij laat het woord van Jezus horen zoals het werkelijk is.

hetv getuigenis van Johannes onderstreept

Aan dit rechtzetten van een misverstand over Johannes verbindt de schrijver dan onmiddellijk een onderstreping van Johannes' getuigenis. Eerst zegt hij dat het deze discipel ook is die van deze dingen getuigt en die deze dingen geschreven heeft. Hij bedoelt dan de dingen aangaande Jezus zoals ze in het voorafgaande zijn beschreven. Hij getuigt daarvan, dat is tegenwoordige tijd. Het kan best zijn, dat Johannes al overleden is als dit slot aan zijn evangelie wordt toegevoegd. Maar dan nog getuigt hij ook nadt hij gestorven is. Zijn getuigenis blijft voortgaan en gelden. Niet alleen omdat zijn getuigenis wordt doorverteld van mond tot mond maar ook omdat hij geschreven heeft. Dit geschrift is het blijvend getuigenis van de discipel.

De schrijver van dit slot bevestigt dat getuigenis. Hij zegt: En wij weten dat zijn getuigenis waarachtig is. Hij spreekt hier niet alleen voor zichzelf, maar ook voor degenen die tot zijn kring behoren. Dat zal wel een kring geweest zijn van Johannes leerlingen. Ze zijn er vast van overtuigd dat Johannes getuigenis betrouwbaar is. Johannes heeft maar niet wat verhaaltjes verteld. Johannes heeft zijn fantasie niet de vrije loop gelaten. Johannes is helemaal niet bij

zichzelf te rade gegaan, , hij heeft eenvoudig doorgegeven wat hij hoorde en zag. Op zijn getuigenis kun je aan. Het is vast, het is waar.

We zouden ons kunnen afvragen, hoe komt het dat ze er zo van overtuigd zijn dat dit woord van Johannes de waarheid is? Hebben ze zelf Jezus ook gehoord? Het is mogelijk maar het hoeft niet. Het is eigenlijk niet waarschijnlijk, want ze horen toch tot de tweede generatie, een geslacht dat Jezus niet meer lichamelijk heeft gekend. Komt het omdat ze inzien dat Johannes' getuigenis van Jezus overeenkomt met dat der Schriften? Dat zal mede de vastheid van hun overtuiging hebben uitgemaakt. Of is het omdat ze Johannes kenden als een integer en betrouwbaar figuur? En ook dat is niet onbelangrijk. Maar het laatste zal toch geweest zijn hun innerlijke overtuiging door de Heilige Geest.

En wij weten dat zijn getuigenis waarachtig is. Weten wij dat ook? Zijn we daar innerlijk van overtuigd? We kennen het woord van Johannes aangaande Jezus toch wel? Johannes getuigt van Hem dat Hij het licht der wereld is, de Zaligmaker van zondaren. En hij is niet de enige getuige! Vallen we dat getuigenis toe? En hoe doen we dat dan? Je kunt natuurlijk geloven dat de Bijbel waar is en verder niet. Zoals je ook gelooft dat wat in de geschiedenisboeken staat waar is zonder dat het je veel doet. Zo'n overtuiging is wel meer dan de gedachte dat de Bijbel maar een onbetrouwbaar boek van mensen is. Zo'n overtuiging geeft ook nog wel een zeker beslag van het Woord van God, maar tenslotte leidt ze nergens toe. Het gaat er om dat wij met ons hart het woord van de Zaligmaker toevallen. Dat wij het heil dat ons in dat Woord verkondigd wordt toevallen. Daartoe werkt de Heilige Geest in ons leven. Hij ontdekt ons aan zonde en schuld. Hij snijdt alle wegen van onze gerechtigheid af. Hij laat ons Christus verkondigen en Zijn gerechtigheid. En ons hongerig en dorstig hart wordt gevoed en gelaafd met Hem. Zo leer ik dat Gods Woord de waarheid is. Ik ga het getuigenis Gods verzegelen. Ik ga Amen zeggen op het Woord en de belofte Gods. Dat is wat anders dan formeel en uiterlijk bekennen dat Gods Woord de waarheid is. Dat leven uit de waarheid van dat Woord. Dat is een overtuiging, die niet los is van de inhoud van dat Woord, los van de genade Gods in de Heere Jezus Christus.

En wij weten dat zijn getuigenis waarachtig is. Dat mag de overtuiging zijn van het geloof waardoor wij alles voor waarachtig houden wat ons God in Zijn Woord heeft geopenbaard, en waardoor wij vertrouwen op het heil van dat Woord nl. dat ons al onze zonden om de gerechtigheid van Christus vergeven zijn.

En wij weten dat Zijn getuigenis waarachtig is. Dat mag u weten. Er is reden tot twijfel genoeg als u ziet op u zelf. Als u ziet op uw zonden en tekorten, kunt u zich terecht afvragen of het wel waar is dat die vergeven zijn. Maar u hoeft niet te zien op uzelf, u mag het Woord horen en dat Woord toevallen. Op Uw Woord heb ik gehoopt, HEERE maak mij niet beschaamd.

. de onuitputtelijke werken van Jezus

Het getuigenis van Johannes is waar, verzekert ons de uitgever er van. Dat wil echter niet zeggen, dat het uitputtend is. Er zijn nog veel meer andere dingen, die Jezus gedaan heeft. Johannes zelf zegt het in 20 vs 30 zo: Jezus heeft nog wel vele andere tekenen voor de ogen van Zijn discipelen gedaan, die niet in dit boek beschreven . zijn. We moeten niet denken, dat deze evangelist evenmin als trouwens de anderen op volledigheid aanspraak maken. Het is hun er niet om te doen een uitvoerig en nauwkeurig relaas te geven.

We hebben het daar wel eens moeilijk mee. Ons verstand stelt wel eens allerlei vragen. We zouden graag nog meer willen weten. Onze nieuwsgierigheid is ook niet zo gauw bevredigd. Het is opmerkelijk dat er van oude tijden af allerlei wonderlijke verhalen in omloop zijn geweest over Jezus' kinderjaren bijvoorbeeld. Daar wordt immers nauwelijks iets over meegedeeld. Van Zijn geboorte lezen we en de eerste tijd daarna. Maar dan valt er een grote stilte als het gaat over zijn jeugd. We lezen alleen iets over Zijn eerste gang naar de tempel op twaalfjarige leeftijd. Eigenlijk beginnen de evangelieën pas goed als Jezus begint te prediken op ongeveer 30-jarige leeftijd.

Wij mensen zouden van een en ander wel eens wat meer willen weten. We vragen en veronderstellen. Hier wordt gezegd: Jezus heeft nog wel veel meer andere tekenen gedaan. Maar dit is geschreven. En dit is ook genoeg. Het belangrijkste is immers niet, dat wij alles weten, het belangrijkste is dat we geloven. En dan ten diepste niet dat we geloven in een of meerdere verhalen, maar dat we geloven in Hem van Wie verhaald wordt. Het diepste is dat we op grond van de getuigenissen geloven dat Jezus de Zoon van God is en dat wij in dat geloof ons aan Hem overgeven. Hij komt in dat getuigenis tot ons als de Zaligmaker opdat wij ons met al onze zonden aan Hem zouden verliezen. Daartoe staat er genoeg in dit evangelie en in de andere. In dit evangelie wordt ons immers verteld van Zijn grote liefde dat Hij Zichzelf heeft gegeven tot een rantsoen voor velen. In dit evangelie staat net als in de andere het kruis centraal. En niet alleen het kruis, maar ook het lege graf in de hof van Jozef van Arimathea. Hij heeft het leven en de onverderfelijkheid aan. het licht gebracht. En wie in Hem gelooft op grond van dit Woord zal leven al ware hij ook gestorven.

Deze dingen zijn geschreven. Hebt u er genoeg aan? Of beter: Hebt u aan Hem genoeg zoals Hij in deze dingen tot u komt? Anders is Hij niet, anders dan uit deze dingen blijkt. Hij is een volkomen verzoening van al onze zonden. Aan Hem mag u genoeg hebben en aan het Woord dat wij van Hem ontvangen hebben. Dat Woord is genoeg in leven en in sterven.

Dat deze dingen genoeg zijn wil echter niet zeggen dat er geen andere dingen zijn. O neen, zegt deze uitgever. Er waren er nog veel meer. Er waren er zoveel dat als ze allemaal een voor een beschreven zouden worden de wereld zelf de beschreven boeken niet zou kunnen bevatten. Er is over dit vers nog al veel geschreven. Ik denk dat het niet de bedoeling is dat we ons dit konkreet gaan voorstellen. De bedoeling is om te zeggen hoeveel en groot de werken van Christus zijn. Men sprak zo wel meer in die dagen. Een rabbi uit dezelfde tijd: Jochanan ben Zakkai zei: Als alle hemelen perkamenten zouden zijn en alle bomen schrijfneten en alle zeeën inkt waren, zou het niet genoeg zijn om de wijsheid op te schrijven, die ik van mijn leermeester geleerd heb. Hier wordt betuigd dat de werken van Christus een onuitputtelijke bron zijn, waar je maar niet zo over uitgedacht en uitgeschreven raakt. In diezelfde trant zingt de dichter van psalm 41: Gij, o HEERE, mijn God hebt Uw wonderen en Uw gedachten aan ons vele gemaakt, men kan ze niet in orde bij U verhalen; zal ik ze verkondigen en uitspreken, zo zijn ze menigvuldiger dan dat ik ze zou kunnen vertellen.

En daarbij geldt denk ik niet allereerst het getal van die werken, maar hun gewicht. Ze zijn veel de werken Gods in de Heere Jezus Christus zeker, maar ze zijn vooral groot, oneindig groot. En dat grote en heerlijke van de werken Gods is uiteindelijk door ons niet uit te spreken. Daar hebben wij geen woorden voor. We hebben er amper een hart voor om het in te leven. We zijn en blijven maar mensen, ook als gelovigen. Het eindige vangt het oneindige niet. God is altijd groter dan ons hart. We kunnen er het beste nog van zingen. En als we eenmaal goed aan het zingen gaan raken we niet uitgezongen. Hier komt dat lied maar nooit helemaal goed op gang. Dit is onze troost, dat er een heerlijkheid komt met een volmaakt hart. Een heerlijkheid komt met een volmaakte stem. Een heerlijkheid die vol zal zijn van de grote werken Gods.

Ai, zie, o HEER', dat ik uw wet bemin; Uw gunst vernieuw' mijn leven en mijn krachten. Uw Godd'lijk Woord is waarheid van 't begin; Uw recht heeft nooit verandering te wachten Dies houd ik dat met een verblijde zin; Leer door Uw Geest mij dat gestaag betrachten.

E.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 mei 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Johannes’ getuigenis onderstreept

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 mei 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's