Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een proefschrift over de vreze des Heeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een proefschrift over de vreze des Heeren

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2) In het laatste gedeelte van zijn proefschrift gaat dr. Vreekamp de betekenis van de vreze des Heeren voor de kerkelijke dogmatiek na. Op welke wijze werkt dit oorsprongswoord en deze grondhouding dóór, wanneer de kerk zich rekenschap geeft van haar belijden en de geloofsinhoud systematisch doordenkt? Achtereenvolgens komt dan aan de orde het begin der wijsheid, het einde der wijsheid en het hart der wijsheid. Ik zie af van een weergave van de hoofdlijnen van het betoog, maar wijs liever op enkele betekenisvolle punten. De schrijver waarschuwt: er dient altijd voor gewaakt te worden dat wij met ónze woorden niet gaan heersen over Gods Woord. We menen dan zelf wel zo ongeveer te weten wat 'geloof' is, of 'hoop' of 'liefde', en spannen dan onze oerwoorden over de bijbelse grondwoorden heen. Maar de Bijbel dient voor zichzelf te spreken, zodat de w r oorden gevuld worden vanuit hèt Woord. Er ligt ook een groot gevaar in het hanteren van allerlei niet-bijbelse begrippen en termen, modelwoorden en formuleringen die ontleend zijn aan techniek of wiskunde of sport of wat dan ook. Ons past een huivering en schroom om woorden te hanteren die niet 'gedoopt' zijn. We kunnen hier bijvoorbeeld denken aan een woord als 'evolutie' of ook 'revolutie', begrippen die bij moderne theologen nogal eens een rol spelen en zo een vervormende en misvormende uitwerking hebben.

Vreekamp voert vanuit zijn beroep op de vreze des Heeren een pleidooi voor een echte 'theologie van het Woord', waarin ónze woorden-'schat' als het ware vóór de drempel van de voordeur al moet worden ingeleverd. Zo leren we opnieuw spellen — het a.b.c. vanuit het Woord. Het doet weldadig aan in ons zozeer door de Schriftkritiek vergiftigde klimaat te horen over de eerbied voor het W r oord — voor het vleesgeworden Woord, Christus, maar ook voor het geschreven Woord, de Bijbel, en voor het verkondigde Woord, de prediking. "We kennen de vreze ten aanzien van het Woord Gods in geschreven gestalte, omdat we met Israël beseffen dat de Schrift geheiligd is en gewijd aan de haar toebedeelde dienst om draagster te zijn van de heiligheid Gods." De schrijver verwijst in dit verband naar een uiteenzetting van John Bunyan die ook uitdrukkelijk gesproken heeft over een vrezen van het geschreven Woord: 'This written word is, therefore, the objetc of a Christian's fear'. Dit geschreven Woord is dan ook het voorwerp van de vreze van een christen!

Tenslotte wil ik, voordat ik overga tot het maken van een kritische notitie, nog met dankbaarheid vermelden dat de schrijver aan het eind van zijn boek in enkele ferme lijnen aanduidt hoe een ethiek van de tien woorden er uit zou kunnen zien, de tien geboden als regel van de dankbaarheid, een 'ethiek van het ontzag van de liefde'.

Een kritische vraag

Kruimelkritiek laat ik terzijde om liever te concentreren op een zaak die de structuur zelf van deze studie raakt. Het schijnt een typisch hollandse gewoonte te zijn om op te merken dat je toch wel het een en ander hebt gemist. Ook bij een promotieplechtigheid ligt het de hoogleraren vóór in de mond dat ze juist van hun specifieke vakgebied meer hadden willen horen. Weinig origineel is derhalve mijn kritiek: 'toch wel iets pijnlijk gemist'.

De auteur geeft in het 'Woord vooraf' een duidelijke positiebepaling van zichzelf: fundamentele geestesverbondenheid met Kohlbrugge, geplaatst in de ruimte der Kerk waar ook de stemmen van Barth, Noordmans, Koopmans, Miskotte en anderen klinken. De studie wil 'zich bewegen in het spoor van de Gereformeerde theologie, die — mits katholiek van karakter en inhoud blijvende — gerekend mag worden tot de schoonste vormen van theologische wetenschap'. Maar juist dan klemt mijns inziens de vraag: waarom is toch op verschillende punten de klassiek gereformeerde visie zo sterk bijgekleurd vanuit barthiaanse posities? Er is niets op tegen dat een indringend gesprek gevoerd wordt met vertegenwoordigers van de barthiaanse theologie.

Het is ook een goede zaak dat in hervormd-gereformeerde kring tot op hoogtheologisch niveau de ontmoeting met Barth en zijn leerlingen met nieuwe inzet wordt aangegaan. Daarbij is het een kwestie van eerlijkheid en verschuldigde dankbaarheid dat openlijk wordt erkend hoe verrijkend de kennismaking met de barthiaanse theologie is geweest. Maar wil er werkelijk 'n gesprek, een échte ontmoeting zijn, dan dienen de vertegenwoordigers van de klassieke gereformeerde theologie hun posities niet te gauw op te geven. Niet eerder dan wanneer ze vanuit de Schrift van de onhoudbaarheid daarvan overtuigd zijn! En dan zal er ook van barthiaanse zijde de bereidheid moeten zijn zich open te stellen voor kritiek. Op verschillende punten immers zullen de gereformeerden scherpe kritiek moeten leveren vanuit Schrift en belijdenis.

Nu heb ik aan het lezen van het proefschrift van collega Vreekamp toch de indruk overgehouden dat hij de verbindingslijnen met Barth, Miskotte, Hasselaar enzovoorts naar voren haalt, maar de scheidslijnen en de breuklijnen niet of nauwelijks onder de aandacht brengt. Het zou bijzonder interessant zijn geweest wanneer juist in een onder prof. Hasselaar verdedigd proefschrift meer aandacht was besteed aan de afbakening van het gereformeerde tegenover het barthiaanse gevoelen. Vanuit het grondwoord 'vreze des Heeren' zijn er inderdaad verbindingslijnen, maar toch ook breuklijnen. Aan de hand van enkele voorbeelden wil ik proberen duidelijker te maken wat ik bedoel.

Verkiezing

Op blz. 167 is te lezen: .'een eenzijdig afgesloten leer van de dubbele predestinatie, maar ook een eenzijdig besloten leer der alverzoening moet worden uitgelegd als een voorbarig vooruitgrijpen op het oordeel, dat alleen Christus mag spreken'. In een noot op blz. 177 wordt zonder kritisch commentaar prof. Hasselaar geciteerd waar deze schrijft: 'Strikt genpmen kunnen in hun speculatieve dwangmatigheid noch de leer van de dubbele predestinatie, noch de leer van de alverzoening de vereiste eerbied opbrengen voor het rechterschap van de Christus — in — majesteit'. Mij bezwaar is dat hier de leer van de alverzoening — een ernstige ketterij — op één lijn gesteld wordt met de leer van de dubbele predestinatie. Heeft Calvijn niet in de vreze des Heeren én de verkiezing én de verwerping van eeuwigheid geleerd? Vreekamp zal dit met mij eens zijn, Hasselaar in navolging van Barth zeker niét!

Het gericht

Vreekamp oefent kritiek op een uitspraak van Heppe, waarin deze laatste de opvatting van de gereformeerde orthodoxie weergeeft: 'Christus zal als Rechter met de uitverkorenen op andere wijze handelen dan met de goddelozen.' Hierdoor zou ernstig tekort worden gedaan aan het rechterschap van Christus, zoals Hem dat door de Vader gegeven is èn het zou een vooruitlopen zijn op het komende oordeel van Christus. Ik vraag me af of dit scherpe verwijt nu wel terecht is. Heppe stelt dat de vromen niet in eigen-Vjke zin berecht zullen worden, maar dat Christus hen van de anderen zal afscheiden opdat zij getuigen zullen zijn van de gerechtigheid van Zijn eigenlijke gericht over de goddeloze engelen en mensen.

Formuleringen zijn altijd gebrekkig, maar probeert Heppe door het onderscheiden van twee gerichts-acten (eerst scheiding, dan veroordelend vonnis) niet recht te doen aan het troostrijk gegeven dat de gelovigen zonder verschrikkingen verschijnen voor de rechterstoel van Christus en in één oogopslag zullen weten dat deze Rechter hun Redder is. Ook al zullen zij zelf door de loutering van het liefdegericht heengaan en ook al zullen zij in dit leven — ziende op zichzelf — blijvend de 'schrik des Heeren' kennen. Eerder dan op Heppe is op dit punt kritiek te richten tegen de barthiaanse stelling dat Christus als dé Verworpene hèt gericht gedragen heeft op Golgotha. In de Dordtse Leerregels wordt in hoofdstuk 2, § 8 uitdrukkelijk gezegd dat de Vader vanuit Zijn gans vrije raad en genadige wil en voornemen heeft bepaald 'dat de levendmakende en zaligmakende kracht van de dierbare dood van Zijn Zoon zich uitstrekken zou tot alle uitverkorenen, om die alleen met het rechtvaardigmakend geloof te begiftigen, en daardoor onfeilbaar tot de zaligheid te brengen? Christus heeft Zijn leven voor de schapen gesteld en daarom is voor hen het eigenlijke oordeel uit het oordeel weggenomen. Voor de verworpenen heeft Christus op Golgotha het doemvonnis niet gedragen — de toorn Gods blijft op hen rusten.

Israël

Dr. Vreekamp schrijft vele goede passages over Israël. Trouwens heel de grondtoon van zijn boek is er één van hartelijke verbondenheid met Israël als onze oudste broeder. Helaas heeft dit besef van gemeenschap

maar al te zeer ontbroken gedurende bijna twintig eeuwen christendom — met alle diep treurige en beschamende gevolgen vandien. Toch roepen enkele uitspraken over de plaats van het huidige Israël als volk in Gods heilsplan bedenkingen bij mij op. Eén uitspraak als voorbeeld: We kunnen spreken van tekenen van de opstanding, en denken daarbij met name aan het bestaan van Israël in deze wereld' (blz. 166). Deze zin staat niet alleen maar wordt gedragen door vele uitingen in het gehele boek, waarin de verbondenheid met Israël krachtig, doch naar mijn inzicht te ongebroken wordt geponeerd. Israël is zeker een teken van Gods trouw in deze wereld. Maar een teken van de opstanding zal Israël eerst zijn nadat Romeinen 11 : 25 —32 in vervulling is gegaan!

Paulus kende zijn leven lang een hartelijke verbondenheid met Israël, maar zijn hart weende vanwege de breuk met Israël doordat Israël de Christus had verworpen. Er is tegenwoordig een Israël-theologie waarin de breuk niet meer beweend wordt! Vreekamp hangt die niet aan, wijst ook zelf meer dan eens op de gewichtige verschilpunten die in het gesprek met Israël aan de orde moeten komen — maar schijnt hier en daar toch uit te gaan van een gegeven eenheid in de vreze des Heeren. Die eenheid kan echter alleen bestaan in de enige Naam!

Tenslotte

Collega Vreekamp heeft een waardevol en waardevast boek geschreven. Enige kritische vragen en opmerkingen moesten mij van het hart, maar kwamen ook uit mijn hart, in oprechte verbondenheid. Wellicht kan mijn collega er iets mee doen in voortgaande overweging. Vooral wens ik hem toe dat onze God het hem zal vergunnen deze inzet van een 'theologie van de vreze Gods' nader te ontvouwen en uit te bouwen.

V.

J. H.

P.S.

Het proefschrift is niet in de boekhandel te verkrijgen. Alleen door storting van ƒ 35, — op girorekening 518392 t.n.v. dr. H. Vreekamp te Epe.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Een proefschrift over de vreze des Heeren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's