Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Artikel XXXIII DE SACRAMENTEN

„Wij geloven, dat onze goede God ons heeft verordend de sacramenten...". Wat zijn sacramenten? We zetten in met het antwoord van onze catechismus: „Sacramenten zijn heilige, zichtbare waartekenen en zegelen, van God ingezet, opdat Hij ons door het gebruik daarvan de belofte van het Evangelie des te beter te verstaan geve en verzegele..." Een zichtbaar teken is ons gegeven in het water, het brood en de wijn, om de belofte van het Evangelie des te beter te verstaan. Welke belofte? Dat God ons vanwege het ene offer van Christus-, aan het kruis volbracht, vergeving der zonden en het eeuwige leven uit genade schenkt. Het sacrament is het zichtbare Evangelie, verbum visibile: een zichtbaar woord. „God schrijft deze belofte voor zijn kinderen op het bord, opdat zij uit angst en nood de ogen er op zullen slaan" (Noordmans).

(65)

Intussen valt er een kerkgeschiedenis op zich te schrijven rondom het thema van het

gebruik der sacramenten: een geschiedenis van een eindeloos aantal opvattingen en evenzovele kerkelijke twisten. Waarom moet er gesproken worden van zulke doorgaande strijd rondom het sacrament? Daarbij vragen we aandacht voor een naar ons besef werkelijk centrale vraag: hebben we in ons spreken over de sacramenten, over doop en avondmaal, niet een gegeven geheim uit het gegeven verband losgemaakt? We bedoelen eenvoudig hetgeen tegen het einde van Art. : > _-> wordt beleden, namelijk, dat Jezus Christus de waarheid der sacramenten is. Zoals Christus in het gewaad van het Woord — wie verborgen, geheimnisvolle nabijheid Gods het Woord — tot ons komt, zo komt Hij i i het teken van het water en van brood en wijn ook tot ons, op andere wijze, maar als dezelfde Christus! We mogen eigenlijk niet zonder meer spreken over „de doop", maar over „Christus in het teken van de doop", en niet over „het avondmaal", maar over „Christus in de gegeven tekenen van brood en wijn". Sacramenten, uit hun gegeven verband genomen, zijn niet meer dan ijdele en lege tekenen, die zeker niet in onze handen veilig zijn. Ze spreken als teken een eigen taal, een duidelijke, krachtige, opmerkelijke taal: Jezus Christus is de waarheid van het sacrament. Dit laatste betekent — zoals de grondtoon van Art. 33 ook hoorbaar maakt — dat in de Naam Jezus Christus het drievoud der namen van Vader, Zoon en Heilige Geest zich opent. Onze goede God heeft als een Vader de sacramenten verordend, de Zoon is hun waarheid en de Heilige Geest is de kracht van de sacramenten. Er valt in de heilige tekenen en zegelen een trinitarisch loflied te vernemen. Trouwens — in alles, waarin dit loflied ontbreekt groeien de dingen geheel scheef en in onze handen zijn de heilige zaken Gods nimmer veilig. In de gegeven zichtbare tekenen — gegeven vanuit het hart van de Vader, in de Zoon, door de Heilige Geest — vernemen we een nieuw lied. Het is het loflied van het Evangelie, hetzelfde, en toch weer anders...

„Wij geloven, dat onze goede God, acht hebbende op onze grovigheid en zwakheid..." God zoekt toegang tot ons hart, en daarbij stoot de Geest op een muur van grovigheid, dat is: ruwheid, lompheid en ook van zwakheid, onstandvastigheid. God zoekt ons hart — en dat is Zijn welbehagen — bij voorkeur door de oorpoort en wil doordringen tot ons bestaan in het Woordgeheim, waarbij Hij de sprekende God is, maar hoe kan Zijn stem als verloren gaan in de luide klanken van onze lompheid en wisselvalligheid. Dan zoekt God daarbij ook de oogpoort, ja, al onze zintuigen. Hij gaat Adam achterna en zoekt toegang tot het binnenste van de mens. Het Woord is voor het oor, het is ook — in het sacrament — voor het oog, en niet alleen het oog: brood en wijn worden niet alleen gezien, ze worden ook geproefd, er is zelfs een geur van brood en wijn, en er is ook een tasten, een aanraken. In het sacrament, zo heeft Noordmans gezegd, ontmoet God ons in onze ware staat, en daarmee is bedoeld, dat wij zo grof en zo zwak, zo ver en zo dood zijn, dat alleen God ons helpen kan. De Geest spreekt hier door middel van stoffelijke elementen — water, brood en wijn — omdat wij vlees zijn, en zo wordt onze staat ons geheel aangewezen: de erfzonde in de doop, het verbroken lichaam en vergoten bloed, het offer in het avondmaal. Hierin noemt de Geest onze staat, zoals deze is, en laat het ons ook zien: in zonde ontvangen en geboren... Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. De Geest laat ons de waarheid van het sacrament zien: het vleesgeworden Woord, de neerdaling Gods tot in ons vlees en bloed, en daarin toont, ons de Geest onze ware staat, onze ware gedaante. Daarmee belijden wij, dat de sacramenten in de handen van onze goede God Zijn tekenen zijn, zegelen van Christus' hartelijke liefde en trouw, panden van de Heilige Geest, om ons de kernbelofte van het Evangelie zo na mogeliik aan het hart te leggen. Een zichbaar Woord, een sprekend teken, een tastbare uitleg van het Woord, de belofte Gods op het schoolbord geschreven.. .

„Wij geloven, dat onze goede God ons verordend heeft de sacramenten..." Sacrament — het woord zelf komt in de Heilige Schrift niet voor. Sacramentum is een latijns woord, waarbij „sacrare" betekent „heiligen" en „mentum" het middel aanwijst. Een sacrament is een middel, waarmee iets geheiligd wordt. De Romeinen noemden sacramentum de geldsom, die bij een proces door beide partijen aan 'de priester werd gebracht, opdat deze geldsom, bij verlies van het proces, voor een godsdienstig doel zou worden gebruikt. Verder werd het woord sacramentum gebruikt voor de krijgseed, die door soldaten bij het vaandel werd afgelegd. Zo wordt in Art. 34 de doop genoemd het merk-en veldteken van Christus: de gedoopte is een krijgsknecht van Christus. Wij gebruiken nu het woord' sacrament — in navolging van Calvijn — voor de ganse mystieke handeling, dat wil zeggen: de gehele bediening van de doop, de gehele viering van het avondmaal. Daarbij onderscheidde Calvijn dan nog het symbool en het mysterie: het symbool is de uitwendige handeling, het breken en het nemen van het brood, het nemen van de beker, en het mysterie is de verborgen, inwendige handeling, de binnenzijde, de gemeenschap met het lichaam en het bloed van Christus.

God heeft nu de sacramenten verordend, „om aan ons Zijn beloften te verzegelen". Een zegel! Het zegel Gods op Zijn eigen belofte! Het zegel op de oorkonde, om dan met Calvijn te spreken: „de zegels, die aan oorkonden en andere openbare stukken gehangen worden, zijn op zichzelf beschouwd niets, daar ze tevergeefs aangehangen zouden zijn, indien het perkament geen geschrift bevatte; en toch bevestigen en verzegelen zij hetgeen geschreven is, wanneer zij aan de geschriften worden toegevoegd" (Inst. IV, 14, 5). Een sacrament is een zegel Gods, gehecht aan Zijn eigen geschreven, verkondigde, geopenbaarde Woord. Hierbij laten we achterwege onze vragen, zoals: heeft Gods belofte een extra zegel nodig, daar het Woord Gods toch waar en betrouwbaar is in zichzelf? Hierbij verwonderen we ons vanwege de goedheid: zo diep buigt Hij neer in het vlees, ons vlees. Hij spreekt en Hij komt in het vleesgeworden Woord. Is niet Jezus Christus Zelf het zegel op al de gegeven beloften aan Israël? Onze goede God houdt niet op Adam te zoeken in het Woord en het daaraan gehechte zegel. Christus, Die tot ons komt in het Woord — mysterie van de wolk, van de Geest — komt ook tot ons in het zegel: Dezelfde Christus, op weer andere wijze. Daarbij is een zegel zonder geschreven woorden zonder betekenis, maar het sacrament licht óp vanuit de gegeven belofte, vanuit de Naam, vanuit het Woord. Het is de bezegeling van de belofte Gods aan Israël: het is trouw al wat Hij ooit beval... Hij verzegelt Zijn beloften aan ons — en we zien het sacrament van de doop, maar ook, zoals hier eigenlijk beleden wordt, in ons: bij het eten van het brood en het drinken van de wijn verzegelt God letterlijk Zijn beloften in ons, wanneer de gegeven liefdetekenen ons bestaan binnengaan. Er is sprake van een ontzag-wekkend mysterie, wanneer we tot in het lichaam gevoed worden met de vruchten van het offer van het Lam van God. Zonder voedsel is er immers geen blijvend leven mogelijk, en dit voedsel is als een zegel, een verzegeling, vast-making van het beioftewoord van onze goede God. De ring wordt aan de vinger geschoven: het zegel der liefde, verzegeld tot het opbloeien in de duurzame trouw en waarheid. „Neem, eet en drink, dit is Mijn hartelijke liefde en trouw jegens U; Ik voor U, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven..."

God heeft de sacramenten verordend vervolgens „om panden te zijn van de goedwillendheid en genade Gods jegens ons". Een pand, een onderpand, een tegenpand is hier het teken — zoals ons vlees met Christus in de hemel is, en de Geest als een tegenpand is ons gezonden, zo is in het sacrament sprake van een pand van de benevolentie, de welwillendheid van onze goede God, en van Zijn genade. In eenvoudige tekenen — wat is er eenvoudiger dan water en brood en wijn — ziet het geloof de goedwillendheid Gods neergedaald en uitgestald. Een zee van vergeving, reiniging, vernieuwing, vrucht van de nieuwe schepping, die nu reeds naar ons toegedragen wordt, brood om te leven, wijn die het hart verheugt — we zien in en door de sacramenten heen de goedheid Gods, die werkelijk alles te boven gaat. Hoe gaat onze goede God Adam achterna in diens val, en hoe zien we de Middelaar Zijn hemelse Vader tegemoet gaan door de dood heen het leven binnen. Van zulke goedheid en genade zijn de sacramenten als panden gevuld...

God heeft de sacramenten tenslotte ook verordend „om ons geloof te voeden en te onderhouden". De natuur leert ons, dat wij zonder voedsel niet in leven blijven kunnen. Wat niet gevoed en ondehouden wordt, sterft af... Het geloof in de levende God heeft geen blijvend leven in zichzelf. Wij hebben het leven niet in onszelf, zelfstandig, op onszelf bestaan wij in het geheel niet. Wij hebben onderweg te eten uit de hand Gods en door te eten en te drinken van

Gods goede gaven worden onze ogen verlicht, zodat we niet inslapen ten dode... Het is Christus Zelf, Die Zich te eten en te drinken geeft: dat geldt de gestalte van het Woord, het hoorbare Woord, en dat geldt bijzonder de tekenen van brood en wijn. Het geloof mag zich voeden, zich gesterkt weten onderweg in de woestijn. Er is schepping en er is onderhouding in de vrucht van de oogst, die uit het stervende tarwegraan werd' geboren...

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's