Beurtzang van de liefde
Ik ben een roos van Saron, een l der dalen Gelijk een lelie onder doornen, alzo is Mijn vriendin on der de dochters. Als een appelboom onder de bom des wouds, zo is mijn Liefste ond de zonen; ik heb grote lust in Zijn schaduw, en zit er onder, en Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet. Hooglied 2:1-3
1. Roos en doornen
Telkens horen we in het boek Hooglied een beurtzang. Een beurtzang van de liefde. Bruid en bruidegom bezingen elkaar. Dat gebeurt bijvoorbeeld ook in de verzen 9 tot en met 17 van hoofdstuk 1. In vers 9 spreekt duidelijk de bruidegom, maar in vers 12 valt dan de bruid weer in. Maar in vers 15 neemt hij het weer van haar over. Dat geeft iets speels en levendigs aan deze liefdesliederen. Het wijst ook aan hoe de verrukking wederkerig is en hoe de liefde van de één gevoed wordt door de liefde van de ander. Opmerkelijk is ook dat bruid en bruidegom allebei het hoogste lied zingen. Het is niet zo dat zij haar mond moet houden of haar gevoelens moet verbergen en zo een louter passieve rol inneemt. Hier is de vrouw volstrekt gelijkwaardig aan de man — en dat in een oosterse wereld waarin de vrouw dikwijls als een stuk bezit of huisraad van de man beschouwd werd! Maar tegelijkertijd is hier geen sprake van de emancipatiedrang die tegenwoordig zo krachtig naar voren komt...
Dat is in het Hooglied niet aan de orde en ook niet nodig. Het is de zuivere liefde die èn de man èn de vrouw tot hun recht doet komen. Er zijn ontzettend veel problemen op het terrein van de man-vrouw verhouding, in en buiten het huwelijk. Daartegenover treft ons de probleemloosheid van het Hooglied. Het weerspiegelt het schoon begin, Genesis 1 : 27: En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem, man en vróuw schiep Hij ze'. In Hooglied 2 wordt de beurtzang voortgezet.
In vers 1 zien we hoe het meisje begint. elie Ik ben een roos van Saron, een lelie der de dalai. Dat lijkt op het eerste gehoor nog al - onbescheiden — maar zo is het toch echt niet bedoeld. Vanuit het hebreeuws is moei-en lijk te zeggen aan welke bloemen hier eigen-er lijk gedacht moet worden. In plaats van de vertaling 'roos' en 'lelie' wordt tegenwoordig meestal gekozen voor de wilde narcis en de rode anemoon. In elk geval betreft het eenvoudige veldbloemen die in de vruchtbare vlakte van Saron, ten zuiden van het Karmelgebergte, overvloedig voorkomen. Dus toch juist bescheiden zegt de bruid: ik ben maar een gewoon veldbloempje, ik ben eigenlijk niets bijzonders, zoals ik gaan er twaalf in een dozijn. Ze is dan ook oprecht verwonderd dat haar vriend haar heeft uitgekozen en dat deze haar zozeer liefheeft. Maar die vriend denkt daar zelf heel anders over. Hij ziet haar immers met verliefde ogen? Daarom neemt hij de beurtzang over om ad rem te reageren: 'Gelijk een lelie onder de door nen, alzo is mijn vriendin onder de dochter
Een veldbloem kan in een boeket onopvallend zijn — maar als ze midden tussen de doornen en de distels staat, is dat wel anders! Zo ziet de bruidegom het. De andere meisjes zijn maar doornenstruiken vergeleken bij zijn uitverkorene.
In de Schrift staan we altijd weer voor het wonder dat de HEERE wat ziet in Zijn volk. Dat kunnen we in het geloof zelf nooit begrijpen. We kunnen er niet bij dat de HEERE anderen voorbijging om ons, die niet beter en niet waardiger zijn dan die anderen, op te zoeken. Als de HEERE zegt: 'Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde' — dan zingt de Kerk: 'door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen'. Dat zijn de klanken van de eeuwige beurtzang van de onvergelijkbare Liefde!
2. Appelboom en struikgewas
Nu antwoordt de bruid weer, in vers 3. Zou ik dan als een bloem zijn tussen de doornen, mijn Liefste is temidden van an dere jonge mannen als een appelboom ond de bomen des wouds. Hij steekt met kop en schouders boven de anderen uit. Zoals een stoere appelboom boven allerlei struikgewas en armetierige boompjes uitsteekt. Bovendien is de appelboom te prijzen om de brede en zware schaduw die hij geeft vanwege zijn wijduitgebreide takken èn om de heerlijke, verfrissende vruchten die er aan groeien.
We zouden haast denken: wordt het Hooglied niet wat eentonig in dat telkens weer bezingen van de wederzijdse voortreffelijkheden? Maar — het is de eentonigheid en de eenkennigheid' van het liefdeslied! Alleen vanuit de liefde te verstaan! Zie hier hoe bescheiden de zuivere liefde is. Zij heeft altijd van de ander hogere gedachten dan van zichzelf. Zij zoekt zichzelf niet. Deze liefde is ook exclusief: er groeit een geheim tussen die éne jongen en dat éne meisje — er bestaat een geheim tussen die éne man en die éne vrouw, waar geen derde tussen mag komen. Hij is het helemaal voor haar en zij is het helemaal voor hem.
Hebt u, heb jij zo het liefdeslied leren zingen ten aanzien van de Heere Christus? - Is uw hart verliefd op Hem geworden? Hij s'. is u gepredikt als de geboren Zaligmaker, als de predikende en genezende Heiland, als de lijdende en stervende Middelaar, als de verheerlijkte en komende Koning. Maar onze ogen moeten voor Hem geopend' worden, anders zijn we ziende blind en horende doof. Dat wonder gebeurt door middel van de prediking, door Woord en Geest. Vraagt u zich nog af waar de dominees de stof vandaan halen om elke zondag maar weer te preken? Of waar die kerkgangers zich zo druk om maken die geen kerkdienst overslaan en die wel uren zouden kunnen blijven luisteren? Dan hebt u Jezus nog nooit écht gezien! Als een appelboom onder de bomen van het woud! Ziet u Hem werkelijk, dan zegt u: Hij kan nooit genoeg geprezen en beleden en bezongen worden. Hij draagt de banier boven tienduizend, dat wil zeggen Hij overtreft ze allemaal! Hij is de Schoonste onder de mensenkinderen. Ik heb Hem liever dan mijn verloofde, mijn man of vrouw. Liever dan vader en moeder, liever dan de kinderen. Deze gezegende Christus komt alle - lof en dank toe — en ik mag mij er alleen er maar diep over verwonderen dat Hij met mij te maken wil hebben — zo onbetekenend, onooglijk en onwaardig als ik ben! Hebt u zó de Christus gezien, dan hebt u
uw belangstelling voor de andere bomen van het woud verloren. Uw ziel en uw zaligheid hangt aan Hem, uw enige troost ligt in Hem, weg dan met alle afgoden en met alle pseudo-verlossers en met alle leunsels en steunsels buiten de Heere Jezus. Hèm moet ik hebben, maar dan kan ik ook zonder Hem met niets en niemand anders tevreden zijn. Zo legt de Heilige Geest een persoonsbegeerte naar Christus in ons hart. Het gaat ons er maar niet om dat Hij onze moeilijkheden oplost en dat Hij ons uit de narigheid helpt of dat Hij ons bijzondere gaven en geschenken geeft — neen, het is ons meer en meer om Hemzelf te doen. Het is niet van elkaar los te maken, de Persoon en de gaven. Maar we kunnen ons niet langer tevreden stellen met de gaven los van de Persoon. Het is ons om de Heere Zélf te doen. Hij Zélf is ons dierbaar. 'Opdat ik Hem kenne — in de kracht van Zijn opstanding en in de gemeenschap Zijns belijdenis.'
3. Schaduw en vrucht
De bruid borduurt voort op het beeld van de appelboom. Zo komt ze al zingend van het één op het ander. Als mijn vriend een appelboom is, dan wil ik niets liever dan in de schaduw van die boom zitten en er van genieten dat hij bij mij is. 'Zijn linkerhand zij onder mijn hoofd', en Zijn rechterhand omhelze mij' (vs. 6). En als hij dan een appelboom is, - wat zal ik dan graag eten van de appels van die boom. Ik kan mij geen lekkerder vruchten vóórstellen. Hier zijn natuurlijk de kussen en de strelingen van de bruidegom bedoeld als evenzovele tekenen en bewijzen van zijn liefde.
Maar op dezelfde manier mag nu ook het geloof dóórmediteren over Christus en Zijn eigenschappen. Is Hij als een appelboom onder de bomen van het woud? Wel, laat ik dan ook gebruik van Hem maken als van de Appelboom uit de hemelse bongerd. Wat kan en mag het voor mij betekenen dat Jezus de hemelse Appelboom is?
Luistert u eens naar de kanttekening van de Staten Vertaling: 'En gelijk een appelboom, met zijn brede en lage takken, goede schaduw en schuiling geeft tegen de hitte - en lieflijk vrucht voortbrengt tot verkwikking van de mens, alzo vind ik ook schaduw, bescherming en verkwikking onder de vleugels van Zijn genade, zowel tegen de toorn Gods alsook in de hitte der vervolging. Alzo dat ik wens en poog altijd daaronder te schuilen.'
Is dat niet rijk? Wanneer ik de Christus zie als de schaduwrijke Appelboom, dan wil ik ook in Zijn schaduw zitten. Wanneer ik Hem zié als de vruchtbare Appelboom, dan wil ik ook met die vruchten verzadigd worden. Zo 'hebberig' is het geloof nu eenmaal. Een blik op Christus is mooi, maar nu wil ik de nabijheid van Hem en de gemeenschap met Hem. Dat kan toch niet anders? Als iemand zowat bezwijkt van de hitte en hij ziet daar een schaduwrijke boom — of hij zou haast sterven van honger of dorst en ziet die vruchtbare boom — dan wordt hij door dat uitzicht wel bemoedigd, maar is daarmee nog niet gered! Hij moet in die schaduw zitten, hij moet van die vrucht éten. Dus er heen gestrompeld! Maar wat kan dat een moeilijke gang zijn... Hebt u weieens zo'n worsteling en strijd van dichtbij meegemaakt, bijvoorbeeld op een sterfbed? Of nog liever: hebt het toch zelf wel ervaren dat een mens zomaar niet even naar de hemelse Appelboom toe rent? Ik kom er achter dat ik het niet kan, dat ik het niet mag, dat ik het niet durf, dat ik het niet eens wil. De bruid van het Hooglied zat zómaar niet in de schaduw van de appelboom. Ze was zwart van zonnebrand (1 : 5) en had haar geliefde ijverig moeten zoeken 'op de voetstappen der schapen' en 'bij de woningen der herders'. (1 : 8).
Daar weten alle oprechte gelovigen van. Het gaat nu niet om mate en diepgang. Maar ze zijn gestoken door de felle zon van Gods heiligheid en gerechtigheid. Ze kregen zelfkennis. Ze werden zondaar voor God. Er kwam honger en dorst naar de bedekkende schaduw van Christus Jezus. Wie nooit iets van de hitte van Gods toorn tegen zijn of haar zonden beseft heeft, kan ook de schaduw van de hemelse Appelboom niet op prijs stellen. En wie nooit iets heeft leren voelen van zijn honger en kommer, wie niet heeft leren dorsten naar levend water, kan de vruchten van deze Appelboom niet waarderen. Houdt u zichzelf dan niet voor een christen of christin op grond van een uitwendige belijdenis! Ga dan niet ten avondmaal als u niet eerlijk voor God kunt belijden, dat u in Christus uw heil, uw hoogst' geluk hebt leren vinden!
— o — Maar nu anderzijds — u die Christus hebt gezien als de schaduwrijke, vruchtbare Appelboom uit het hemelhof, maar niet toe durft treden — kom, trek de stoute schoenen maar aan, werp toch uw vrijmoedigheid niet weg. Als Hij dan is als 'een Appelboom onder de bomen des wouds', maak dan ook gebruik van Hem als van een appelboom. Als Hij dan de Profeet is, vertrouw u als een onwetende toe aan Zijn onderwijs. Als Hij de Koning is, nader als ongehoorzame tot Hem om Hem te leren dienen. Als Hij de Priester is; laat u als onrechtvaardige door Hem met God verzoenen. Als Hij het Lam Gods is, leg uw handen op dit lam en geloof dat Zijn bloed voor uw zonde betaalde. Als Hij alle macht heeft, past dat toe op uzelf en vertrouw dat Hij uw leven verlost van het verderf.
Ik spreek tot hen wier ogen geopend zijn voor de Christus en die van Hem getuigen: "als een appelboom onder de bomen des wouds, zo is mijn Liefste onder de zonen" — ik nodig u uit: kom zitten in Zijn schaduw en kom eten van Zijn vrucht. De Heere Christus is daar immers voor!?
De appelboom is er toch voor om schaduw te bieden? De schaduw is er toch voor om er rustig in te zitten? De appels zijn er toch voor om gegeten te worden? Voorzover u dan een lijdende en opgestane Zaligmaker hebt leren zien, maak gebruik van Hem als uw Zaligmaker!
Moet ik u deze zaak nog aanbevelen? Hier wordt de rust geschonken, hier het vette van Gods huis gesmaakt. Er is geen beter .plekje denkbaar. U bemint Hem toch? U durft toch niet ontkennen dat u Hem hartelijk liefhebt, Die u éérst zo uitnemend heeft liefgehad en Die al uw vijandschap door Zijn liefde overwon! Kom dan aan het Heilig Avondmaal zitten in Zijn schaduw — de rust, de vrede, de vreugde die in Hem is genietend'. Ja leer dagelijks smaken en proeven dat de HEERE goed is. Hebt u Hem, dan hebt u ook al Zijn gaven. Dan hebt u wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en volkomen verlossing. Proeft u daarvan, dan dorst u slechts naar meer. Smaakt u er van, dan is uw smaak voor de wereld voorgoed bedorven. 'Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet.'
'k Mag bij Hem in 't wijnhuis zijn daar laaft Hij mij met zoete wijn, die voortstroomt uit Zijn wonden. En daar — terwijl 'k mijzelf vergeet, is dit het ene dat ik weet: Hij stierf voor mijne zonden.
V.
J. H.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's