De Nederlandse Geloofsbelijdenis
ARTIKEL XXXIII (vervolg)
Deze sacramenten heeft God gevoegd bij het Woord van 't Evangelie om te beter aan onze uiterlijke zinnen voor te stellen, zowel hetgeen Hij ons te verstaan geeft door Zijn Woord, als hetgeen Hij inwendig doet in onze harten...". De sacramenten zijn gevoegd bij het Woord, want wij arme mensen, aldus een woord van Luther, daar wij in de vijf zintuigen leven, moeten op zijn minst een uitwendig teken hebben naast de woorden, waaraan wij ons houden mogen. Zo worden de tekenen gevoegd bij het V/oord, zonder dat zij daarvoor in de plaats komen: de sacramenten zijn niet minder en niet meer dan een zichtbaar Woord, waardoor wij te beter verstaan mogen hetgeen God belooft in Zijn Woord, en hetgeen Hij inwendig in onze harten doet. God gaat werkelijk tot het uiterste om Adam te zoeken. We treffen hier een beweging van
(66)
louter neerdalende liefde Gods. Al onze zintuigen willen er in betrokken raken, geheel de mens. God Zelf daalt af tot in het vleesgeworden Woord, en aan dit mysterie ontleent het sacrament zijn kracht en gelding. Zo maakt God bondig en vast in ons de zaligheid, die Hij ons meedeelt. Bondig, wil hier zeggen: de ratificatie van de belofte van Gods verbond. Er wordt een bevestiging van het heil gegeven in het sacrament, en dat van Godswege. We hebben in de kerk nog altijd te lijden van een diepgaande uitholling van teken en zegel van Gods verbond. Met een zekere minachting kan zelfs gesproken worden van het uitwendige, het slechts uitwendige teken. Zeer tot geestelijke schade van de gemeente!
Het geestelijke schade van de gemeente! Het geheim, waarvan hier sprake is, is het geheim der openbaring zelf: van rechtstreekse ontmoeting tussen God en mens kan geen sprake zijn. Slechts tot ons behoud is het, wanneer in Zijn openbaring God Zich verbergt en verhult. Nooit en nergens is God zo verborgen als in de kribbe en in het graf: zo is er de verborgenheid Gods in het Woord, waarin Hij Zich openbaart, en in het sacrament. Gevoegd bij het Woord is dit teken van een ontzaglijke, ingehouden spanning en is het gevuld van de Naam, de nabijheid Gods. God verhult Zich in Woord en sacrament, willen wij Hem kunnen zien en leven. Daarom staat het sacrament ook altijd geheel in het licht van het komende Koninkrijk Gods, wanneer het heil gezien zal worden, komende met de komende Christus mee. Wij zien nu de nieuwe schepping in het geloof door de tekenen heen, die transparant, doorzichtig worden tot op het einde aller dingen. Ons ten goede is deze verhulde nabijheid van Christus in het sacrament, maar dit uitwendige, dit uitwendi se teken van water en brood en wijn is geheel gevuld van een bevestigende, verzekerende, vast-makende liefde Gods. Hoe kan onze goede God ons meer nabij komen, zonder dat we zouden sterven?
Want de sacramenten — zo vervolgen we te belijden — zijn zichtbare waartekenen en zegelen van een inwendige en onzichtbare zaak, door middel waarvan God in ons werkt door de kracht van de Heilige Geest. Het onzichtbare wordt zichtbaar gemaakt — een voorproef, voorsmaak, voorteken van de komende Christus — en dit geheim der omkering, waarin het onzichtbare leven Gods ons voor ogen wordt gesteld, wordt nu beleden als het werk van de Heilige Geest. En deze beliidenis is de heilzame doodsteek voor alle vanzelfsprekendheid: de sacramenten hebben geen verborgen kracht in zichzelf, maar het zijn geheiligde, afgezonderde, in dienst genomen tekenen. , , Ze volbrengen eerst dan hun ambt", ze^t Calvijn (Inst. IV, 14, 9), „naar behoren, wanneer die inwendige leermeester, de Geest, er bij komt door Wiens kracht alleen de harten doordrongen en de genegenheid bewogen worden en voor de sacramenten de toegang tot onze zielen openstaat. Indien Hij ontbreekt, kunnen de sacramenten aan onze harten niets méér leveren, dan wanneer de glans der zon schittert voor blinde ogen, of de stem klinkt voor dove oren". Zo belijden wij de Geest als de kracht van het sacrament: hier mag niets tot gewoonte worden, hier mogen we niet aan bijgeloof ons overgeven. Door de sacramenten heen valt de Naam van de drieënige God te vernemen: het behaagt God in de vrijheid van Zijn openbaring de geschapen werkelijkheid als een verhulling van Zijn verschijning in dienst te nemen. De kracht van de Geest is hier werkzaam, en deze belijdenis betekent, dat wij van onszelf uit nooit macht ontvangen over de gegeven tekenen om daarmee eigenmachtig om te gaan, om ze in onze dienst te nemen, om daarin God naar ons te willen, toetrekken en te willen bemeesteren in onze gedachten, woorden en werken. God Zelf maakt hier — en dat doet Hij door de Geest — het onzichtbare zichtbaar. Met uitwendige tekenen verzegelt God Zijn belofte aan ons en in ons.
Zo zijn dan te tekenen — kan er nu volgen — niet ijdel noch ledig om ons te bedriegen; want Jezus Christus is hun waarheid, zonder Wie zij niet met al zijn genade zouden zijn.
Zonder Christus zijn de tekenen leeg en ijdel, spreken zij niet, verwijzen zij niet, moeten zij wel tot bijgeloof aanleiding geven. Jezus Christus is hun waarheid: zij getuigen met alle kracht van de Geest van het leven in de Zoon van God. Dit is een recht eenvoudige, heilzame, bevrijdende waarheid, namelijk in het water van de doop, in brood en wijn Christus zelf te mogen zien. Veel strijd rond de betekenis van de sacramenten zal daarvan het gevolg zijn, dat wij in de gegeven tekenen niet de gestalte van het Lam van God nog bespeurd hebben, de schoonheid, de nabijheid, de voor het geloof zichtbare helderheid van de indalende liefde Gods...
Voorts zijn wij tevreden — zo tenslotte — met het getal der sacramenten, die Christus, onze Meester, ons heeft verordend, welke niet meer dan twee zijn; te weten, het secrament van de doop en van het heilig avondmaal van Jezus Christus. Hier klinkt de belijdenis met name tegen het zeven-tal van sacramenten, dat in de Rooms-katholieke kerk gekend wordt, namelijk: de doop, het vormsel (bestaande in handoplegging en zalving), de eucharistie, de biecht, het laatste oliesel, het huwelijk en de priesterwijding. Waarom in de reformatie het tweetal naar voren gebracht? Deze heeft Christus, onze Meester, uitdrukkelijk verordend, en daarbij heeft Hij de gegeven tekenen aan Israël, de zegelen van het verbond in besnijdenis en pascha doorgegeven, en dat in en door Zichzelf — zodat het nu tekenen zonder enige storting van bloed zijn geworden. Het zijn de tekenen van de doortocht door het water, de doortocht van Israël door de Rode Zee, en de tekenen van voeding en onderhouding onderweg in de woestijn. De apostel noemt ze beide in 1 Cor. 10: door de zee is Israël doorgegaan, gedoopt in de zee en in de wolk, geboren uit water en Geest, en in de woestijn onderhouden door het water uit de rots en het brood uit de hemel.
Oude kerkvaders hebben deze beide tekenen ook gezien in het sterven van het Lam van God, zoals Chrysostomos zegt: „Er kwam bloed en water uit. Niet zonder meer en niet toevallig vloeiden deze bronnen, maar omdat uit beiden de kerk gesticht is. Dit weten de in de verborgenheden ingewijden, daar zij door water zijn wedergeboren, door vlees en bloed gevoed worden. Vandaar nemen de sacramenten de oorsprong". Er is dus een teken van de doortocht, de overgang van dood naar leven, van de wedergeboorte, van het sterven met Christus en het met Hem opstaan in een nieuw leven, en er is het teken voor onderweg, het gevoed worden ten eeuwigen leven, het mogen eten en drinken van het lichaam en bloed des Heeren. De weg immers zou zonder zulke onderhouding Gods zeker te lang zijn. Met deze beide sacramenten mogen wij tevreden zijn, zoals wii tevreden mogen zijn — volkomen — met het gegeven Lam van God.
Op deze wijze laat Art. 33 al belijdend een loflied horen in de spreiding in de eenvoud van de Naam des Heeren, die ons nabij wil zijn. Door de tekenen heen — afgezonderd en in dienst genomen — ruist dit loflied van de neerbuigende goedheid en liefde Gods. Zo diep wij gezonken zijn, zo ver weg — zo diep buigt Zich onze goede God naar ons toe: de Vader geeft het sacrament, de Zoon is de waarheid ervan, de Geest de kracht erin. We zien de tekenen gegeven als het laatste van het Woord van de hemel. Daar waar het Woord de aarde raakt, ons bestaan raakt van de wie" tot het graf — zo geheel gedragen als we zijn in onze eerste kerkgang als pasgeborene — zien wij de tekenen gegeven. Het laatste van het Woord wordt zichtbaar voor ons oog, voelbaar, tastbaar, te proeven en te smaken, en dat louter als een geheim van de Geest. God Zelf daalt af, daalt in, in onze schepping, in deze werkelijkheid, en daar is in de tekenen de glans — het licht van de Geest! — van het Woord, dat vlees werd.
Wie van de aarde zou ooit daar God zoeken: in het menselijk vlees, in een kribbe en in een verzegeld graf? Zo lichten de sacramenten op voor het oog van het ongeloof: wie zou hier de levende God zoeken, in het water, in het brood en de wijn? In deze tekenen van pure eenvoud en waarachtigheid in deze onbedriegelijke en vaste tekenen valt een ontdekking te doen: ze worden doorzichtig, er valt doorheen te zien, ze wijzen met alle kracht, die de Geest eigen is, naar de toekomst des Heeren heen. Het teken van het water, de doortocht, de overgang vanuit de dood het leven in, wijst naar de komende vuurdoop van de oude schepping, de loutering volkomen. In de waterdoop met Christus begraven en opgestaan met Hem, verwacht de gedoopte het lichaam der heerlijkheid door de doop met het vuur heen, „totdat wij eindelijk onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden." Zo geldt het ook het teken van brood en wijn , tekenen nu gebroken en vergoten, tekenen van het ene, volkomen offer aan God gebracht: de smaak daarvan is de voorsmaak van de nieuwe schepping, waarin we met Christus de vrucht van de wijnstok
nieuw zullen mogen drinken. Zo zijn de sacramenten als verzegelde beloften ons gegeven, als lentetekenen van de grote zomer, die het hart verblijden zal.
Deze tekenen verbinden ons met wat geschied en volbracht is in het offer van de Zoon van God, en van daaruit werpen zij het leven open naar voren: een pad, gebaand door woeste baren, een afgewentelde steen, een open graf. Vanuit het eeuwige leven, vanuit de opgestane Christus worden de tekenen naar ons toegedragen in het heden. De Geest is hier werkzaam, met kracht — Kom! — om het heden te dragen met de kracht van wind en vuur naar de dag van Christus heen. In deze sacramenten tussen Egypte en het land der belofte, deze tekenen aan Israël toebetrouwd — het Woord als doortocht, het Woord als brood — horen niet alleen onze oren, maar ook onze ogen zien, onze tong smaakt, onze handen tasten, ons gehemelte bemerkt een geur van leven en liefde: Jezus Christus, de waarheid van het sacrament. Zo loven wij onderweg de Vader, de Zoon en de Heilige Geest — God de Vader, Die de Zoon gegeven heeft, God de Heilige Geest, Die de kracht ten leven is. Hem loven wij in Woord
en sacrament!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's