Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

ARTIKEL XXXIV

(67)

De Heilige Doop

Wij geloven en belijden — zo is de inzet van dit artikel — dat Jezus Christus in de plaats van de besnijdenis het sacrament van de doop heeft verordend. Het teken van het water! „De doop", zo begint Calvijn in zijn Institutie de beschrijving, „is een teken der inwijding, waardoor wij tot de gemeenschap der kerk worden aangenomen, opdat wij, in Christus ingeplant, onder Gods kinderen worden gerekend" (Inst. IV, 15, 1). De doop is een teken der inwijding! Hier is sprake van een teken, waarbij nu rein water stroomt, en geen bloed vergoten wordt, zoals in Israël bij de besnijdenis als teken en zegel van Gods verbond met Abraham bloed vloeide. Wij geloven en belijden, dat Jezus Christus door Zijn vergoten bloed een einde heeft gemaakt aan alle andere bloedstortingen. Hij, Die naar het woord van de apostel het einde der wet is (Rom. 10 : 4), Hij is het einde, in de zin van: oel der wet, en ook van: et einde in tijdelijke zin. „De oudtestamentische liturgie heeft haar betekenis tegelijk gevonden in en verloren aan Christus" (Koopmans). Hier zien we — onmiddellijk aan het begin van de belijdenis aangaande de doop — Jezus Christus staan als de waarheid van het sacrament. We zien Hem staan temidden van Israël: ls kind van acht dagen oud werd Hij besneden en als volwassen man werd Hij gedoopt in de Jordaan. Het is alsof een tijd lang — in Christus Zelf — besnijdenis en doop naast elkaar staan als tekenen van het verbond. Vanuit de bloeddoop van Christus zien we dan het teken van de besnijdenis verdwijnen. Daarbij wordt dit teken niet afgeschaft — dat is het goede woord niet —, maar vervuld, tot zijn einde gebracht. Vanwege het offer van het Lam van God wordt het paaslam tot brood en de besnijdenis tot doop. Het teken van het verbond verandert, de betekenis echter niet.

De besnijdenis was gegeven als teken, dat wij onrein zijn voor God. Niet alleen mensen, ook vruchtbomen in Israël werden besneden: eze golden de eerste drie jaren als onbesneden, onrein, zodat de vruchten dan niet gegeten mochten worden. Daarom noemt Paulus de besnijdenis het zegel van de gerechtigheid des geloofs (Rom. 4 : 11): ls een onreine, als een goddeloze wordt Abraham aangenomen. Daarbij is de besnijdenis het zichtbare teken dat van Israël het hart besneden behoort te zijn, namelijk — zo wil dit zeggen — dat de lof van Israël niet uit de mens zal zijn, maar uit God! Daarmee duidt de besnijdenis aan, dat binnen de ruimte van het verbond de mens als een onreine, een goddeloze — daarvan draagt hij het teken in het lichaam — voor God rechtvaardig is, niet dan door het geloof! De besnijdenis spreekt van het geloof in de God des verbonds, Die goddelozen rechtvaardigt. En daarom zien we hier reeds de neerdalende genade Gods getekend, zoals deze neerbuigt tot in de vleeswording van het Woord...

In dit licht spreekt de apostel in Coll. 2 van de besnijdenis van Christus. Hij getuigt hier van een besnijdenis, die zonder handen geschiedt - geen mes, geen bloed - „in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses. door de besnijdenis van Christus". Wat houdt deze besnijdenis van Christus nu in? Deze houdt in een begraven zijn met Hem in de doop, w r aarin ook van een opwekking met Hem sprake is. De doop is een inwijding, eendbinnengaan, een doortocht van oud naar nieuw, van dood naar leven, van onrein naar rein voor God, een sterven, maar: mèt Christus, Die. de waarheid is van het sacrament, en een opstaan, met Christus, in een nieuw leven. De betekenis van het teken van de besnijdenis en het teken van de doop is deze: er is een binnengaan in de ruimte van het verbond Gods, er is sprake van een opgenomen worden onder het volk van Gods verbond, maar dan verstaan als een doortocht, een doorgang van dood naar leven. Zo immers zien we de doortocht van Christus Zelf voor ons: de weg van het verbond, het ingaan in het eeuwige leven is de weg van Golgotha naar de Paasmorgen heen. Van deze doortocht - die naar ziin binnenzijde wedergeboorte genoemd wordt - is de besnijdenis, is de doop een zichtbare uitbeelding: de besnijdenis van Christus! Daarvan spreken we dan met Kohlbrugge: „Het sacrament, de verborgenheid, bleef evengelijk; de vorm slechts veranderde. Het sacrament bleef hetzelfde; immers wie besneden werd, was, voorzover hij in waarheid besneden was, in Christus besneden; de zodanige ging met Christus in de dood en in het graf; het vlees was afgesneden en met het vlees alle wandel naar het vlees; en het woord: „Ik zal uw God zijn" wekte de besnedene op tot een nieuw leven der gerechtigheid en der kracht in de Heere Heere, juist nu, waar het met hem een afgesneden zaak was geworden. Geheel hetzelfde geschiedt er in de doop. Dat zegt de apostel in deze tekstwoorden".

Door dit sacrament van de doop nu worden wij in de kerk ontvangen en van alle andere volken en vreemde religies afgezonderd. In het boek Handelingen der apostelen horen we meermalen van het toegevoegd worden tot de gemeente, en van dit opgenomen worden in de gemeente van Christus is de doop het teken, de deur tot de kerk. In oude kerken zien we het doopvont dan ook staan bij de hoofdingang van de kerk. We kunnen in dit verband denken aan de betekenis van de zogenaamde proselietendoop: heidenen, die tot Israël wilden overkomen, werden niet alleen besneden maar ook gedoopt, omdat er een doortocht door het water nodig was, een reiniging, om tot Israël te kunnen komen. Door de doop worden we in dc kerk ontvangen. Een kind, dat gedoopt wordt, maakt zijn eerste kerkgang. De doop —_ zo hoorden we Calvijn — is dus een teken der inwijding, waardoor wij tot de gemeenschap der kerk worden aangenomen. En de kerk zien we hier dan als de ruimte, waarin het verbond van God gegeven is, en daarin zijn we als gedoopte mensen afgezonderd van andere volken en godsdiensten. Het teken van de doop stempelt de kinderen als in Christus geheiligd, afgezonderd. Dit afgezonderd worden heeft hier een positieve en rijke betekenis. Wie zichzelf afzondert en zichzelf apart stelt, kan niet voorkomen dat menselijke hoogmoed alle kans krijgt. Het is dan ook God, Die afzondert: Abraham, Israël, Zijn Zoon, maar dat doet immer in het perspectief: in u zullen alle geslachten van het aardrijk gezegend worden. De doop houdt in die afzondering, dat getekend zijn met het teken van Christus, waarin we Hem geheel toegeeigend zijn, waarin wij juist midden in deze wereld van het laatste der dagen leven. In deze afzondering is juist de ruimte gegeven, de vrijheid, het leven. Wij mensen kunnen voor God en onze naaste niet op eigen benen staan. Wij kunnen slechts leven door ergens bij te horen, van iemand te zijn. We kunnen slechts door het leven gaan — en het gaat er dwars dóórheen — wanneer wij het merk-en veldteken van Christus dragen. De doop is een merkteken — getekend zijn we met de Naam van de Zoon van God, we mogen Hem toebehoren, we mogen vrij zijn juist in het geheel aan Hem gebonden zijn met lichaam en ziel. De doop is ook een veldteken — „Mijn Liefste is blank en rood, Hij draagt de banier boven tienduizend", zegt dan de bruid. Het veldteken van Christus is het teken van de verwonnen overwinning. In de structuren van deze wereld is het een zeer verborgen teken, maar in zijn verborgenheid is het vervuld van de kracht van het leven der opstanding. Het veldteken van Christus geeft de woorden te lezen: Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, heb uitgeleid... En dit teken, deze doop dient ons tot een getuigenis, dat Hij in eeuwigheid onze God zal zijn, een genadig Vader. „W T at troost u derhalve de heilige doop? " vraagt Kohlbrugge, en het antwoord luidt: „Dat ik daarin op Gods koninklijke, vaderlijke en zaligmakende Naam, ook in Zijn boek des levens ben opgetekend met al mijn schulden, zonden en noden; en dat ik dus een rijke God en genadige Vader in de hemel heb". Het is deze troost, dat, wanneer we uit zwakheid in zonden vallen, we dan in de zonde niet bijven liggen, we dan aan Gods genade niet vertwijfelen, omdat de doop een zegel èn getuigenis is, dat we een eeuwig verbond der genade met God hebben.

In dit licht beginnen we te verstaan, hoe Christus, de Opgestane, wanneer de doortocht volbracht is, bevolen heeft te dopen in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. In de Naam — dat is niet in de betekenis slechts van: namens..., maar veel dieper, concreter, persoonlijker, aangrijpender ook. Het is ondergaan, ondergedompeld worden in de Naam van God. Wanneer Christus dit bevel tot dopen uitspreekt is Hem gegeven alle macht in hemel en op aarde en dan wil Hij dat de volken worden ondergedompeld in de driemaal heilige Naam van God. Daarbij gaan onze heidense, oude namen, onze eigen-

namen verlogen en worden we geschreven op Naam van de Heilige Israëls. Dan ontvangen we — op de achtste dag, het octaaf van onze geboortedag — onze doopnaam!

Deze door Christus ingezette doop dient voltrokken te worden alleen met rein water. Hier klinkt de belijdenis opnieuw met name tegen een gebruik in de Rooms-katholieke kerk. Tijdens de Paasnacht werd het doopwater vermengd met olie. als teken van de Heilige Geest, en werd de bediening van de doop met andere gebruiken omgeven, zoals het bezweren van de duivel, het toedienen van zout en speeksel. Alleen met zuiver water dient er gedoopt te worden, opdat spreke de eenvoud van het teken, de heldere doorzichtigheid van de reiniging. Het water reinigt ons lichaam, en zo begint het zichtbare teken te soreken: het water wijst aan de onreinheid van ons en onze kinderen, èn het water reinigt. De heilige doop betuigt en verzegelt ons de afwassing der zonden door Jezus Christus. Het bloed van Christus doet hetzelfde — namelijk reinigen zoals het water het lichaam — binnen in de ziel door de Heilige Geest. Het teken van het water getuigt hier op ontzaglijke wijze van onze onreinheid voor God: het water van de zondvloed, het water van de Rode Zee is in het doopbekken samengestroomd. De baren en de golven van de toorn Gods slaan over ons en onze kinderen heen, ons kind draagt in het lange, witte doopkleed reeds het begrafeniskleed. Dit is met recht een ontzaglijk teken te noemen, waarin ons van Godswege de onreinheid van onze * zielen wordt aangewezen. Wij zijn dan met Hem begraven, door de doop in de dood: wanneer de apostel deze woorden spreekt, heeft hij geblikt in de oerwateren, waarin de Zoon van God op de kale heuvel des doods wegzonk. En het is dit water, ditzelfde, dat teken mag zijn van de reiniging, teken van het bloed , en zegel daarvan: zoals het water, reinigt het bloed van Jezus Christus, Gods

Zoon, van alle zonde.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's