Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Nederlandse Geloofsbelijdenis (68)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nederlandse Geloofsbelijdenis (68)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

ARTIKEL XXXIV (vervolg)

De besprenging met het water, zoals wij deze kennen, is afgeleid van het bijbelse gebruik van de besprenging met het bloed. Maar ook de onderdompeling in het water spreekt een bijbelse taal: het moment van sterven en opstanding wordt uitgebeeld, begrafeniskleed en opstandingsgewaad gezien, hetgeen wedergeboorte is voor ogen gesteld. Het water zal in beide gevallen, besprenging èn onderdompeling, stromen als zuiver water en dit water mogen we scheppen met vreugde uit de fonteinen des heils. De reiniging, waarvan hier sprake - is, geschiedt echter niet door het uiterlijke water, maar door de besprenging van het dierbaar bloed van de Zoon van God, Die onze Rode Zee is ... Christus is onze Rode Zee — achter ons zijn, zoals voor Israël, de tirannieën van

Farao, de slavernij van het land van de boze, en vóór ons wenkt de horizon van het land der belofte. En daar staan we met Israël voor de zee, de afgrond, het onbegaanbare. Zo baant God door de woeste baren en brede stromen een pad: de Zoon gaat over tot de Vader, gaat door de afgrond heen tot het vroege morgenlicht van de eerste dag. Zo is Christus onze Rode Zee, immers, Hij is de weg, letterlijk, door de diepte heen, en een andere weg tot het leven op de oever aan de overzijde is er niet. Op deze wijze hebben wij het teken van de doop te zien: ouders staan met hun kinderen voor de Rode Zee, en er is geen door-komen aan — de reiniging van ons kind, het rein en veilig aankomen en binnenkomen in het land der belofte: wie zal een reine geven uit een onreine? — en zoeken dan de rei-

nigmaking en zaligheid buiten zichzelf in de Rode Zee, zodat midden in de dood het leven wordt gevonden. Gaande in de ark, omsloten van de dood in het water van boven en van beneden, gaande in de Rode Zee, omsloten van water van links en van rechts, is Christus de ark, is Hij de Rode Zee, in Wie leven is, door Wie wij doorgaan. Zo zien we het woord van Christus voor ons: o iemand niet geboren wordt uit water en Geest — gedoopt in de zee en in de wolk, zegt de apostel —, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan" (Joh. 3 : 5).

Zo geven ons de dienaars het teken van het water, datgene, wat zichtbaar is. Het oog van het geloof echter ziet in en door dit teken heen een ontzaglijke werkelijkheid Gods — onzienlijke genaden, valt hier te lezen, namelijk: onzichtbare genadegaven, reiniging van zonden, vernieuwing van het hart, vervulling met alle troost, verzekering van Gods vaderlijke goedheid, het aandoen van de nieuwe mens en het afleggen van de oude mens. God hult Zich om onzentwille als in een genadige, heilzame verberging in het kleed van Woord en sacrament, waarbij te allen tijde Jezus Christus de waarheid is van het sacrament. Zo waarachtig als wij met onze ogen het water zien stromen over het kind, zo zeker reinigt het bloed van Christus van alle zonden. Het teken is gevuld van een geweldige, ingehouden spanning: het zou de waarheid onverhuld willen laten zien, zoals in de nieuwe schepping zijn zal, maar dit onverhulde licht zouden onze ogen nu niet kunnen verdragen en vandaar is er de verhulling Gods in het sacrament. Van hun zijde geven de dienaars niet meer dan het uiterlijke teken — wat kunnen zij méér geven? — maar daarin daalt God neer in Zijn onzichtbare genadegaven in reiniging en vernieuwing, in wedergeboorte en bekering, zö, „dat wij", aldus Calvijn (Inst. IV, 15, 14), „in de lichamelijke dingen de geestelijke aanschouwen, evenalsof ze zich voor onze ogen bevonden, daar het de Heere goedgedacht heeft, ze door dergelijke figuren voor ogen te stellen. Niet omdat dergelijke genadegaven aan het sacrament gebonden of er in gesloten zijn, om ons door de kracht van dit sacrament geschonken te worden, maar slechts omdat de Heere ons door dit teken Zijn wil betuigt: namelijk, dat Hij ons dit alles wil schenken. En Hij voedt niet alleen onze ogen door het blote schouwspel, maar Hij voert ons tot de zaak zelf en vervult tegelijkertijd doeltreffend, hetgeen Hij afbeeldt". -

„Hierom geloven wij, dat, zo wiens voornemen is in het eeuwige leven te komen, die moet maar ééns gedoopt worden ..." In dit verband valt de naam van de Wederdopers. Hun naam betekent: wederom, opnieuw dopen. Zelf willen ze zo niet verstaan worden, ook zij beseffen dat „wij niet tweemaal geboren kunnen worden", maar voor hen is de doop van een zuigeling geen werkelijke doop, en daarom, wanneer ze ouder geworden opnieuw gedoopt worden, zal dit naar hun overtuiging de eerste en enige maal zijn, dat zij de doop ontvingen. De doop kan slechts éénmaal in het leven geschieden, en vanuit de doortocht door de Rode Zee valt dit niet moeilijk te verstaan: het gaat hier om de unieke, eenmalige doortocht van Christus door de dood heen tot het leven. Met name de Hebreeënbrief getuigt van dit.eemnalige offer van de Zoon van God. Geen aanvulling en geen herhaling is hier mogelijk. Het duister van Golgotha en het licht van de Paasmorgen is niet voor enige herhaling vatbaar, maar betekent de enige doortocht van Christus in het unieke overgaan tot de Vader. Vandaar en vandaar - uit kan een mensenkind maar één maal gedoopt worden, maar dit éne gebeuren strekt zich dan ook uit door het ganse leven heen.

Deze doop is niet alleen nut, zolang het water op ons is en wij het water ontvangen, maar ook al de tijd van ons leven. Het „leven uit onze doop" ontvangt gestalte in het dagelijks met Christus sterven en het met Hem opstaan in een nieuw leven. We spreken hier van een dagelijkse bekering, waarin we onze doortocht door het water dieper leren verstaan, in geloof dieper leren blikken in de afgronden van de Rode Zee, toenemen in de kennis van de Zoon van God. in het beminnen van de Naam, waarin wij ondergegaan zijn in het uur van onze doop, en daarin toenemen in de kennis van de dieptén van ons leven, ontvangen en geboren in zonde als we zijn ...

En dan komt het in onze belijdenis tot de kern in het geding met de Wederdopers: het dopen van de kleine kinderen der gelovigen. Deze kinderen behoort men te dopen — zo klinkt hier dan — en met het merkteken van het verbond te verzegelen, gelijk de kinderen in Israël besneden werden op dezelfde beloften, die onze kinderen gedaan zijn. Wanneer binnen de gemeente van Christus het teken van de doop ook aan de pasgeborenen gegeven wordt, geschiedt dit niet op grond van een enkele los-staande tekst uit het Nieuwe Testament, maar op grond van de fundamentele éénheid van het verbond Gods: dezelfde beloften, waarop de kinderen in Israël besneden werden, zijn ook gegeven aan onze kinderen. Deze belofte komt ons en onze kinderen toe. Onze pasgeborenen mogen worden geteld als in Israël ingelijfd. Wanneer God Zijn belofte schenkt aan Abraham en zijn nageslacht, dan geldt ook het teken van deze belofte, het zegel van het verbond de pasgeborene. De grond voor de kinderdoop, ook in deze tijd, is nog immer de overeenkomst van besnijdenis en kinderdoop. Wanneer ons klassieke doopformulier zegt dat de doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen, mag deze uitspraak niet verstaan worden in de zin, dat de kerk zichzelf tegenover of zelfs in de plaats van Israël stelt, maar hier belijdt Christus' gemeente de fundamentele verbondenheid juist met Israël en het verbond van God met Abraham. Wanneer een moment in het Nieuwe Testament als het ware de geschiedenis stokt, vanwege de stellige verwachting van Christus' komst, dan moet het ons niet verwonderen, dat daarna, wanneer de kerk geroepen wordt nog door de eeuwen heen te trekken, er van een terugbuigen sprake is naar de orde van het verbond Gods met Israël. Het gaat hier om de doorgaande lijn van de onwrikbare trouw van God — zichtbaar voor het-oog des geloofs — in de orde van de geslachten. De kerk is niet een vereniging, waarbij individuen zich vrijwillig aansluiten, en hier is het geding met de Wederdopers: wanneer de kerk gezien wordt als een vereniging van gedoopten, van wedergeborenen, dan is de grote vraag altijd: waar horen de kinderen bij? Horen zij wezenlijk bij de gemeente van Christus, of eigenlijk niet? Wanneer een kind in Israël besneden wordt, is dat op uitdrukkelijk bevel van God: Hij wil kinderen rekenen tot Zijn verbond. Zo heeft Christus kinderen tot Zich laten komen, hen de handen opgelegd en gezegend. Deze kinderen ontvangen! Daarom beeldt voor ons oog de doop van een zuigeling nog altijd op de meest rijke en overtuigende wijze uit het geheim van het verbond in de ontmoeting van God en de zondaar. Gedragen worden we dan, volkomen van hetgeen ons gegeven wordt leven we dan, onze eerste kerkgang is niet onze beslissing geweest: dat de genade van God verkiezend en vrij is straalt ons tegemoet in de doop van de kleine kinderen der gemeente... In dit licht hebben onze Dordtse vaderen hun troostwoord gesproken aangaande de jonggestorven kinderen der gelovigen, die heilig zijn, niet van nature, maar uit de kracht van het genadeverbond.

En voorwaar — zo klinkt dan — Christus heeft Zijn bloed niet minder vergoten om de kinderen van de gelovigen te wassen, dan Hij gedaan heeft om de volwassenen. In dit verband verwijst onze belijdenis naar het bevel van God in de wetten voor Israël, dat voor de pasgeboren kinderen een lam moest worden geofferd 1 . Dit offer was een sacrament van Jezus Christus: dit offer werd gebracht voor moeder en kind. Zo strekt de kracht van het bloed van de Zoon van God zich uit, ook over de kleine kinderen. Zo doet de doop hetgeen de besnijdenis doet aan het Joodse volk, en daarom is het, dat Paulus de doop noemt de besnijdenis van Christus.

Wij ervaren in onze tijd hoe de kinderdoop in haar geldigheid aangevochten wordt, vanuit groepen buiten de kerk en ook binnen de kerk zelf, en het laat zich verstaan, dat in een tijd en een wereld, die openligt, zoals de onze, de roep sterk is naar een gemeente van gedoopten, die ook wéét wat het betekent gedoopt te zijn in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. Wij kennen en erkennen de doop van volwassenen zonder voorbehoud — we vinden daartoe ook een formulier in ons kerkboek — maar tegelijk blijft de vraag, en in. dit laatste der dagen juist zeer sterk: en de kinderen dan? Wij belijden, in verbondenheid met Israël, dat de God des verbonds een antwoord geeft op deze vraag, een antwoord in Zijn Zoon: Laat de kinderen tot Mij komen, en verhindert ze niet... In dit antwoord blijven wij op aarde spreken van twee soorten kinderen van het verbond, „tweeërlei kinderen des verbonds", en vertrouwen, dat de komende Christus als Rechter goed en voorgoed weet te scheiden tussen licht en duisternis. Totdat Hij komt,

door het einde van de tijden heen, worden kinderen gedoopt in de heilige Naam van God, en de profeet heeft immers jongens en meisjes zien spelen op de straten en pleinen van Jeruzalem. Dit gezicht mogen wij door het water van de doop heenzien, met de profeet van Patmos, door de vuurdoop, door de volkomen loutering heen, deze klanken mogen we horen vanaf de oever aan de overzijde, wanneer daar gezongen wordt het lied van Mozes en het Lam. In het teken van het water horen en zien we de lof aan de Naam, waarin we mochten ondergaan, de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Nederlandse Geloofsbelijdenis (68)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's