Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BIDDENDE GEEST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BIDDENDE GEEST

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

En desgelijks komt ook de Gees onze zwakheden mede te hulp. Want wij weten niet wat wij bidd zullen gelijk het behoort, maar d Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen. En die de harten doorzoekt, weet welke de mening des Geestes zij dewijl Hij naar God voor de heili bidt. Rom. 8:26-27

Genade viert haar triomfen in het leven van Gods kerk op aarde. Zij doet dat door de Heilige Geest. In de afgelopen weken heeft Paulus onze aandacht gevestigd op de Heilige Geest en Zijn werk. Hij wederbaart, verheerlijkt Christus in ons hart, leidt op de levensweg, woont in in de gemeente, leert ons het Abba-Vader spellen en schenkt diepe zekerheid van zaligheid in Christus Jezus onze Heere. De Heilige Geest houdt ook het geestelijk leven van Gods kinderen in heilzaam evenwicht. Dat horen en zien wij tenslotte als we overdenken het werk van de biddende Geest.

De genade, die de Heilige Geest wil bewijz

Deze genade is met recht genade overvloeiende voor de grootste der zondaren. Het gaat bij de Geest nooit van de krappe kant. Dat kan ook niet als Hij Christus verheerlijkt en zondaars tot Gods kinderen maakt. Hij voert ze door het geschonken geloof omhoog, uit de diepte van zondekennis, langs de vrijspraak op Golgotha, tot op het Vaderhart Gods.

De genade van de Heilige Geest waarvan in onze tekst sprake is, is er één van heel bijzondere aard. Het is een opvallend aspect van de menigerlei genade. De afdalende, de indalende genade van de Heilige Geest wordt sterk benadrukt.

En desgelijks ook de Geest...

Ja, zélfs de Geest moet je eigenlijk zeggen. U moet even heel goed op het woordje „desgelijks" letten. Het legt immers een strikt verband met wat er onmiddellijk aan voorafgaat. Daar is sprake van het zuchten van de Geest dat hoorbaar wordt in het zuchten van de schepping, en die al zuchst tend haakt naar het einde van alle dingen. Door de Geest verwacht zij de openbaar-en wording van de zonen Gods. Zij verkeert in e de geboorteweeën van de eeuwige en volmaakte toekomst. In dit zuchten, zuchten zoals wij zagen, de gelovigen mee. Ook wijzelven, die de eerstelingen des Geestes heb-, ben, zuchten in onszelven naar het uur van ge Gods grote bevrijding. We doen dat met de ongeziene, door de liefde Gods uitgestorte hoop in ons hart (vs 21 — 24). Nu zegt Paulus: de Geest doet desgelijks. Niet vaag en op een afstand doet hij iets dergelijks, iets wat er op lijkt min of meer. Neen duidelijker: desgelijks. Hij zucht ook. De schepping doet het op haar wijze, de kinderen Gods doen het op hun wijze en de Heilige Geest doet het ook en wel op zijn eigen manier.

Hoé dan? Door Zijn zuchten te verbinden met het zuchten van de schepping, en met het zuchten van de kerk. Niet dat ieder uit zichzelf en op zichzelf zucht. Maar de Geest doortrekt en doortrilt het zuchten van schepping en gemeente. Dat is genade ten top. De Geest zegt niet tegen de kinderen zen Gods: nu moeten jullie allemaal, op Mijn niveau zien te komen, maar Hij daalt af tot ons lage niveau. Hij zucht in en voor en door ons. Hij weet dat wij nimmer op kunnen stijgen. Daarom daalt Hij neer, daarom daalt Hij zo laag af. Hij doet dat „desgelijks", dus op de manier van het zuchten. Hij komt onze zwakheden mede te hulp.

Onze zwakheden. Hier wordt belijde is gedaan van eigen kleinheid en onvermogen, ook van eigen onwaardigheid. Zwakheden worden beleden. Ze halen geen streep door het kindschap Gods-. Ze vlakken de genade, die Gods kind ten deel viel niet uit. Misschien denkt u dat vaak. Mogelijk vreest u er voor. Zeker maken we het er naar omdat onze zwakheid zo dikwijls schuldige zwakheid is. Kan zoiets met genade bestaan, vragen we ons dan af. Gelukkig maar dat bij de Heere niemand zich groter heeft voor te doen dan hij is. Het mag aan het licht komen, wie we zijn en nog wel voor Gods aangezicht.

Waar denken we aan bij het woord zwakheden? Aan een gebrek hier, een fout daar.

Aan velerhande ellendigheden en gebreken (Avond maalsformulier). Misschien koesteren we wel een stille hoop dat we op den duur die zwakheden wel te boven komen. Daar dient immers de heiligmaking voor. Echter bij nader inzien blijkt dat de vertaling wel spreekt van zwakheden, maar oorspronkelijk staat er zwakheid in het enkelvoud. Het is dus erger dan u denkt. De kwaal zit dieper. Zwakheid hoort bij je. Net als iemand die een zwakke gezondheid heeft. Dat is een zwakke man, zeggen we dan meestal. Zwakke mensen blijven hun leven lang zwak, komen er nooit van af. Gods kinderen zijn daar niet vreemd aan. Ze kennen die zwakheid maar al te goed. Wat ze er ook tegen doen, en ze strijden er tegen en ze bidden er tegen in, de kwaal wordt niet beter. Paulus zelf heeft meermalen gedacht, gebeden, zó sterk te mogen worden dat hij alles kon. Wat doet nu de Geest? Helpt Hij de gelovigen van hun zwakheid af? Geen sprake van. Laat dan de Heilige Geest u aan uw lot over? Allerminst. Hij doet boven bidden en boven denken.

De Geest komt onze zwakheden mede te hulp. Dat is wat anders dan ons er van af helpen. Hij komt mede te hulp. Hij zet om zo te zeggen Zijn sterke schouders onder onze zwakheid. Hij maakt ons zo sterk daarin dat we inplaats van zuchten onder onze zwakheid gaan roemen in onze zwakheid. U weet wat een moeder doet als ze haar kleine peuter leert lopen. Dan legt ze haar sterke handen onder de okseltjes van haar kleine. Het kind zet zijn eerste kromme pasjes en zowaar, het tilt de voetjes op. Stapje voor stapje. Gij Heilige Geest ondersteunt mijn zwakke schreden. We hoeven zelf de weg niet uit te stippelen, geen koers te bepalen. We-worden nooit sterker in onszelf. Maar hoe meer we de ondersteuning van de Heilige Geest ontvangen wordt Christus' kracht in onze zwakheid volbracht.

Vroeger, toen we pas begonnen in de geestelijke loopbaan, konden we lopen, draven wellicht. Maar nu hoe meer genade hoe meer we de eigen zwakheid ontdekken. Deze zwakheid wordt niet omgetoverd in kracht. De Geest leert ons dit levenskruis de Heere vrolijk na te dragen. We hoeven niet hoger te komen dan de vader der gelovigen, dan Abraham, die beleed. Heere ik ben stof en

as. De Heilige Geest draagt mee. Hij tilt aan de last tot het einde toe. Ik las in dit verband een uitspraak die ik u niet wil onthouden, Er is geloofsmoed voor nodig om zo zwak te durven zijn, om zo hopeloos te mogen zijn, dat we het helemaal op de genade van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest laten aankomen. De andere mogelijke werkelijkheid is dat u op eigen benen blijft lopen. De weg naar het verderf loojpt immers dood. Keer weder op uw schreden en kus de Zoon dat Hij niet toorne en gij op de weg vergaat. Ga tot Christus, desnoods kruipend maar ga en... haast u om uws levens wil.

De gebeden die de Heilige Geest voor ons bidt

De apostel scherpt de zwakheid van Gods kinderen op één punt heel duidelijk aan. Hij spitst de zaak toe op het gebed. Want wij weten niet... Misschien vindt u dat dit heel erg onzeker klinkt tegenover het in dit hoofdstuk telkens herhaalde: ij weten (21, 28, 38). Een tegenstelling? Slechts een schijnbare. Het „wij weten" wordt nie.t afgezwakt door: wij weten niet". U moet ook niet denken dat het geloofsleven zich beter kenmerkt door het meer niet dan wel te weten. Dat is vrome schijn die velen bedriegt. Zo komt men het ongeloof en het ongelovig zuchten in het gevlei en houdt men al wat uit het geloof is verdacht. Terwijl de Bijbel precies andersom leert: l wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Wie twijfelt is een baar der zee gelijk. Leerden we toch meer bijbels spreken en preken. Zijn we soms zo „rooms" geworden dat de klare geloofstaal en de kloeke geloofsbelijdenis niet meer wordt verstaan? Velen spreken half joods en half asdodisch (Nehemia 13 : 24). Of dan Gods kind altijd op de hoogte van het geloof staat, merkt u op en werp u er tegen in? Natuurlijk niet. Maar wat weten ze dan zo zeker? Dat ze niets zijn en nergens voor deugen. Dat willen ze weten. Het „niet weten" van de tekst is betrokken op de eigen zwakheid. Op het punt van het gebed bijvoorbeeld zijn we al uitermate zwak.

Wij weten niet wat wij bidden zullen, gelijk het behoort. Wat weet de mens van bidden af als de Heilige Geest het hem niet leert? Niets! Toen Paulus nog Saulus was had hij onnoemelijk veel gebeden en... nooit gebeden. Pas als Christus van hem zegt: want zie hij bidt, bereiden de tonen van zijn gebroken hart en verslagen geest de genadetroon. Wij weten niet wat wij bidden zullen gelijk het behoort, gelijk recht is. Pas nu op. Leidt hier niet ter enige verontschuldiging uit af: De mens van nature kan niet bidden. Het staat er toch? Zou dit woord een handvat zijn voor dode rechtzinnigheid en natuurlijke biddeloosheid ? Geen sprake van. Over wie gaat het hier in de tekst? Over de kinderen Gods. Dan mag u dit in het oog houden niet zeggen zie je wel een onbekeerd mens kan niet bidden. Er staat voor dezulken met nadruk in de Schrift: bid en gij zult ontvangen, zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal worden opengedaan. Een nadere vraag. Zou de apostel het oog hebben op de biddeloze tijden van Gods kinderen? Tijden dat het hart verstijfd is, de hemel van koper schijnt, de hand waarmee we wensen te worstelen met Jacobs God slap neerhangt? Zeker ook dan wil de Heere in ons opnieuw uitstorten de Geest der genade en der gebeden. Toch wordt hier 'n heel speciaal bidden bedoeld. Let eens op het verband. Hij schrijft in vers 23 over het zuchten van Gods kinderen. Het heimwee — zuchten van de Bruidskerk. Welnu dit speciale zuchten kan de gelovige niet goed onder woorden brengen. Hij kan de taal niet vinden om de ongeziene hoop uit te drukken.

Dit gebed, deze zuchten kan de Kerk niet behoorlijk onder woorden brengen. Nog moeilijker volhouden. Het wachten duurt zo lang. Als wij eens, zo zegt Paulus moesten zeggen waarom we zuchten, dan kunnen we geen woorden vinden om de ongeziene hoop uit te drukken. Zo zwak zijn we nu. We kunnen het „hoe" van de komende heerlijkheid niet invullen. We stamelen als een kind. Het klinkt zo gebrekkig, dat we ons afvragen of het wel doorklinkt bij de Heere onze God. Ik bid: geef dat mijn oog het goede aanschouwe, maar wat omvat „het goede" allemaal? Ik jaag er naar of ik „het" ook grijpen mocht, maar moet ik de rijkdom van dit „het" naar voren brengen? Het heet „de prijs der roeping Gods" of „de onverwelkelijke kroon der heerlijkheid". Maar wie is in staat om precies te zeggen wat dat is? Ze stotteren de zaligheid die zij bedoelen uit in de woorden „de hoop die niet gezien wordt".

Welnu deze specifieke zwakheid bedoelt nu Paulus. Wie vertolkt ons heimwee bij de Vader? Als uw kind bij u komt en het doet niets dan huilen, omdat het niet zeggen kan wat het verlangt, dan moet u het zeggen. Wat doet nu de biddende Geest? Hij zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen. Vaak legt men dit woord uit naar de bidder toe. En zeker kan dit het geval zijn, dat de Geest woordeloze gebeden baart in ons hart. Hiskia bijvoorbeeld piepte als een zwaluw en kirde als een duif. Woorden kunnen stokken terwijl zuchten uit het gejaagde hart stromen. Zo te bidden zegt Spurgeon is heel wat verkieselijker dan voor de driemaal Heilige als redenaar op te treden. Want vele gebeden hebben meer de pronk van pauweveren, dan dat ze met vleugelen des geloofs naar de troon der genade vliegen. Maar toch moeten we dit woord meer uitleggen naar de kant van de Hoorder der gebeden, naar de richting van het Vaderhart Gods. Het woord „bidden" betekent hier: op de afgesproken plaats ten gunste van iemand de ander tegemoet treden. De Heilige Geest als Voorbidder brengt onze zuchten en al wat wij niet kunnen zeggen voor Gods aangezicht. Hij vertaalt onze zuchten om zo te zeggen naar God toe. Hij vertolkt precies wat wij in ons zuchten bedoelen. Moeder hoort haar kind brabbelen. U verstaat er niets van. Maar moeder zegt: o, ik weet het al, hij wil dit of dat. En als moeder het zegt begint de kleine te lachen. Zo zegt de Heilige Geest tegen de Vader. Ik weet wat uw kinderen bedoelen Vader, mag Ik het zeggen? En wat zegt dan de Geest? En de Geest zegt: Kom! En de Bruid zegt dan: Kom, Heere Jezus kom haastelijk. De biddende Geest zucht het adventsgebed voor ons uit. Dit bepaalt ons tenslotte bij de gedachte

De verhoring die de Heilige Geest waarborgt

En die de harten doorzoekt weet welke de mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt. Die de harten doorzoekt, dat is God de Vader. Hij kent immers de verborgenheden van het hart. De Vader peilt het diepste verlangen en ziet in het hart Zijn eigen werk, het werk van de Geest. Nog sterker, de Vader doorziet de mening, dat is de bedoeling van de Geest. Hoe dan? Wel, omdat de Geest naar God, dat wil zeggen in overeenstemming met de wil van God, voor de heiligen bidt. En dat ziet God, of in ons hart de Geest der gebeden woont, die maar één doel heeft namelijk God te eren, Hem te prijzen. Wij zitten wanneer we bidden met de beste bedoelingen nog zo vol met bijbedoelingen. De Heilige Geest niet. Hij beoogte de verheerlijking van de Vader en de Zoon. Op de wijze van de Geest bidden wil zeggen dat we al biddend door de Geest gedragen worden in onze zwakheden. Wij kunnen aan ons verlangen nauwelijks gestalte en vorm geven, maar de Geest doet dat in overeenstemming met de wil van God. Hij legt de gebeden der heiligen op het gouden wierrookaltaar voor Gods troon, alwaar Christus ze zuivert van al het zondige dat er aan kleeft. De Geest kan niet anders dan God bedoelen en daarin het heil van de zondaar. De Geest schenkt ons dit heil als Hij de vergeving der zonden neemt uit de volheid van Christus en die indraagt in ons hart. In dit heil leert Hij ons wandelen als kinderen aan Zijn hand in de weg van de heiligmaking. Het keil dat eens volkomen zal zijn, als het zuchten der schepping op zal houden en als de laatste zucht van Gods kinderen op aarde uitgezucht is, als de laatste zucht van de Geest, die alle eeuwen door tot aan de wederkomst heeft meegezucht wordt omgezet in het loflied voor de troon der heerlijkheid Gods. Dan wordt het zuchten eeuwig zingen van Gods goedertierenheid. Wat zal dat zijn. Eeuwig God bedoelen, nooit tneer onszelf op het oog hebben. Zover zijn we nog niet. Maar het zij ons intussen wel tot troost.

Dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt. Voor de heiligen, ja dat leest u goed. Mooie heilige smaalt de duivel, de wereld en zegt ons eigen verdorven hart. Jij een heilige? Wie zijn dat wel? Dat zijn Gods

gezochten en met Jezus' bloed gekochten. In de rij van tollenaren en zondaren kunt u ze vinden. Ze hebben geen hoge dunk van zichzelf. Ik ellendig mens, hoger komen-ze niet. Ze geven hoog op van hun Zaligmaker. Ik dank God, door Jezus Christus onze Heere. U die zegt wat moet ik, want ik heb niets van die Geest in mij, u moet de Vader om de Heilige Geest bidden. Verder mag u dan net zo kreupel op het Vaderhuis aanstrompelen als het maar kan. Op de laatste zucht „op Uw zaligheid wacht ik Heere" opent zich de poort tot de blijde jubel voor Gods troon. Mijn God U zal ik eeuwig loven.

K.a.Z. H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

DE BIDDENDE GEEST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's