Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VREEST NIET

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VREEST NIET

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vreest niet, gij wormpje Jacobs, gij volkje Israëls, lk help u, spreekt de Heere, en uw Verlosser is de Heilige Israëls. Jes. 41 : 14

Het volk Juda en de inwoners van Jeruzalem zitten in Babel, in het land van de ballingschap. Ze zitten daar niet ongewaarschuwd, de profeten hebben het voorzegd. En het volk heeft niet willen luisteren, maar de Heere heeft Zijn bedreiging waar gemaakt.

Maar nu is er tot dat volk in ballingschap een troostbrief gekomen. Eeuwen tevoren al geschreven door de profeet Jesaja. De Heere zal opstaan tot de strijd. Hij zal te hulp komen ter verlossing. Na jaren van verdrukking zal Zijn volk weer mogen terugkeren naar het land van de vaderen.

Maar hóé zal dat gebeuren? Wel, daar zal de Heere voor zorgen. Hij is immers de Machtige Die spreekt en het is er, Die gebiedt en het staat er? Het machtige rijk van Babel zal tenonder gaan. En daarvoor zal de Heere gebruiken de opkomende macht van de Meden en Perzen. Cyrus, de koning van dat rijk, wordt dan ook herhaaldelijk genoemd: Gods knecht. .

Dat Perzische rijk is zó snel opgekomen dat de volken ervoor gesidderd hebben. Ze hebben hun goden aangeroepen, zó bang waren ze. Maar, zegt de Heere, Israël hoeft niet bang te zijn, want die grote wereldmacht ga Ik gebruiken tot üw verlossing! Vreest niet! Dat is het woord dat iedere keer terugkomt. Ook al is üw macht klein. Mijn macht is groot, Mijn trouw zal nooit vergaan.

1) Israëls volk is klein

Tussen die grote wereldmachten is Jacob, Israël, maar een klein, onbeduidend volkje. Wormpje Jacobs, volkje Israëls, zegt de Heere. Een worm is maar klein. Je ziet hem nauwelijks, als hij over de grond kruipt. Van Israël is ook niet veel overgebleven. En de Kerk van Christus is ook maar klein in vergelijking met de grote mensenmassa. Een klein kuddeke...

Een worm is ook onrein. Hij kruipt over de grond, hij is vuil. Israël moet ook zeggen: wij allen zijn als een onreine. Gods overblijfsel moet klagen: ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde. Een worm is weerloos en' machteloos. Hij heeft evenveel vijanden als de voeten over de aarde gaan. Israël staat weerloos en machteloos in de botsing tussen de wereldmachten. De Kerk is omringd door zoveel doodsvijanden die niet zullen ophouden haar aan te vechten.

Een worm is ook veracht. Israël telt niet mee in het wereldgebeuren. De Kerk van Christus telt niet mee in deze wereld. Aller uitvaagsel en afschrapsel...

Het is geen eervolle naam, een wormpje. En toch wél een eervolle naam, want de Koning van Zijn Kerk draagt die naam óók. Hij klaagt in de psalmen: Ik ben een Worm en geen man...

De Koning der koningen heeft Zich zo diep vernederd dat Hij geen gedaante of heerlijkheid had. Als een worm heeft Hij gekropen over de grond in Gethsémané. En als een worm is Hij gelegd in het stof des doods.

Zijn Beeld gelijk — ook in Zijn vernedering. De discipel is niet meer dan zijn Meester... Dan is het geen schande, maar juist een eer, een worm te heten. Ik vervul in mijn vlees, zegt Paulus, de overblijfselen der verdrukking van Christus. Een wormpje, een volkje. Dat duidt nóg een keer de kleinheid, de nietigheid van het volk aan, temidden van de grootmachten. Het was toch al geen groot volk, maar na de ballingschap is er maar een armzalige rest overgebleven.

Volkje — het beeld van het geestelijk Israël. Miljoenen mensen kennen de ware God niet, dienen afgoden. Trek er dan nog maar af allen die de naam van christen dragen, maar toch niet van Christus zijn. Wat blijft er dan over? Een mindr . ld die in de wereld niet meetelt, die geen enkele invloed heeft. Het verachte en het onedele en hetgeen niet is.

Maar vergeten we één ding niet! De Heere zegt: wormpje Jacobs, volkje Israëls! Want het is het volk dat uit Jacob voortgekomen is. Het zaad van Jacob, die Israël werd. De krachteloze Jacob heeft in het geloof de Almachtige God overwonnen. Zó zal ook het kleine, machteloze Israël in Zijn kracht overwinnen.

Het is bijna niet te geloven: zwak en krachteloos in onszelf, maar in Hem méér dan overwinnaars. Wat is er dan, heeft iemand gezegd, een luister in het kruis dat we te dragen krijgen." Onze honger is de volheid van Christus. Onze zwakheid is de kracht van Christus. Onze droefheid is onze blijdschap. En onze dood is ons leven. Dan willen we niet onder het kruis vandaan, ook al is onze schouder erdoor bebloed. Dan dragen we het vrolijk achter Hem. Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbijgaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid.

2) Israëls God is groot

Vreest niet, zegt de Heere tegen dat kleine volkje. De Heere vrezen, dat moeten we wél. Zult gij Mij niet vrezen? vraagt de Heere. Hem vrezen, dat is: ontzag, respect voor Hem hebben. Vervuld zijn met kinderlijke eerbied. Hem dienen omdat Hij het waard is.

Onszelf vrezen, dat moeten we ook. We kunnen wel bang zijn van onszelf. Want we zijn tot alle boosheid in staat. Maar wie de Heere vreest en wie bang is voor zichzelf hoeft verder voor niemand te vrezen. Vreest niet, zegt de Heere. En Hij bedoelt: weest niet bang voor al die machten die het op uw ondergang gemunt hebben. Dat kleine volk in Babel heeft zichzelf ingeprent: we komen hier nooit meer vandaan! Maar de Heere zegt: Ik open de weg naar de vrijheid. Ik zal Mijn gevangenen bevrijden. Ik zal de ballingen uit Babel verlossen.

Staart u zich niet 'blind op de grootmachten van deze wereld, want Ik ben er óók nog...

Zo diep buigt de Heere Zich neer. Hij is als een vader die zijn kind, dat bang is in het donker, bij de hand neemt, en zegt: niet bang zijn, ik ben bij je... Vreest niet! Dat zegt de Heere vele malen tegen Zijn volk. Hij heeft het gezegd in de Kerstnacht tegen herders die vreesden met grote vreze: vreest niet want ziet, Ik verkondig u grote blijdschap. Hij heeft het gezegd op de Paasmorgen tegen ontstelde vrouwen: vreest niet, want Ik weet dat gij zoekt Jezus Die gekruisigd was... En Hij zegt het tegen Johannes op Patmos, toen hij als dood aan de voeten van Christus viel: vreest niet, Ik ben de Eerste en de Laatste, en Die leeft en Ik ben dood geweest...

Vreest niet. Dat kan alleen maar gezegd

worden omdat HIJ gekomen is om de oorzaak van onze eeuwige honger en kommer weg te nemen. Omdat Hij de zonde heeft verzoend en de schuld heeft betaald. Omdat Hij alle machten — dood en hel en verderf — heeft ontwapend en omdat Hij door Zijn kruis en dood over alle vijanden heeft getriumfeerd. Gij Heere, alleen, Gij zijt Verwinnaar in de strijd en geeft Uw volk de zegen.

Vreest niet, Ik help U... En dan denken we wéér aan Hem van Wie de Heere heeft gezegd: Ik heb hulp besteld bij een Held. Hij is toch de Held Die van Edom komt en Die machtig is om te verlossen?

Ik help u... Dat zegt HIJ voor Wie geen hulp was in de dag der benauwdheid. Van Wie de vijanden zeiden: anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen. En het was waar, want Hij was gebonden met banden van eeuwige zondaarsliefde, om machtelozen te kunnen bevrijden.

U die geen kracht hebt, die vreest voor het geweld van de vijanden, de Heere zegt: IK help u. Dat geldt ook voor dit leven met alle moeite en zorg. Wanneer gij zult gaan door het water, Hij zal bij u zijn... Uw brood is zeker en uw water gewis. Hij zal u nimmer óm doen komen. Ik help u, ook wanneer de vijanden u van alle kanten benauwen. Ik help u in uw strijd tegen de zonde, tegen de wereld en uw eigen vlees. Ik help u in het uur van uw dood.

De Gemeente van Christus kan er nóg zo ellendig aan toe zijn, maar groter dan de Helper is de nood toch niet. Ook al heeft, geen oog medelijden met u, Zijn oog is in gunst en genade op u gericht. God in de hemel is onze Vader, Die niet zal toelaten dat we verzocht worden boven vermogen. En Christus is onze oudste Broeder, Die in al onze benauwdheid benauwd was. En de Heilige Geest is onze Trooster en Leidsman op de weg naar 't eeuwig zalig leven.

Wat hebben we méér nodig dan de almacht van de Vader en de liefde van de Zoon en de leiding van de Heilige Geest?

3) Israëls verlossing is zeker

En uw Verlosser is de Heilige Israëls... Uw Verlosser. Uw Goël. Dat woord kennen we. De losser is in de wetgeving van Israël een bekend figuur. Was er iemand in de familie verarmd, dan moest de losser schuld betalen. Was er iemand in de familie als slaaf verkocht, dan moest de losser hem vrijkopen. Was iemand genoodzaakt geweest zijn vaderlijk erfgoed te verkopen, dan kocht de losser het terug. De losser was meestal een bloedverwant, een familielid; Maar ook een vriend kon losser zijn. Uw Losser is de Heilige Israëls. Niet een mens, maar de Heilige Israëls. Een Naam die vaak voorkomt in de profetie van Jesaja. De Heere is de Heilige, vèr verheven boven deze zondige mensenwereld. Maar Hij is ook de Heilige van Israël, Die dat onbeduidende volk heeft verkoren. Hij heeft op Zich genomen dat volk te lossen, te verlossen. Onbegrijpelijk! Dat een mens voor een ander mens in de bres springt, dat kunnen we nog verstaan. Maar dat de Heilige Israëls Zelf de Losser wil zijn van een zondig en schuldig volk, dat gaat ons begrip te boven. Mag het zó vertaald worden? Voor de goeden zal mogelijk nog niemand bestaan te sterven. Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren.

Want de Losser is Christus! Hij was onze nabestaande niet, Hij was geen familie. Maar Hij is familie gewórden, heeft ons vlees en bloed aangenomen. Slaaf van alle slaven en Knecht van alle knechten geworden. Zo kon Hij onze Losser zijn. Wij waren verarmd, diep in de schuld geraakt. Maar Hij nam héél die hemelhoge schuld voor Zijn rekening. Wij hadden onszelf als slaven verkocht aan de duivel. Maar Hij kwam om die slaven vrij te kopen en ze te verheffen in de adelstand. Wij zaten in de gevangenis, maar Hij kwam die gevangenen bevrijden, Hij stelde hen in de vrijheid van de kinderen Gods.

Zoekt u een Losser, een Verlosser? Wie is er die tienduizend talenten schuld heeft en geen penning om te betalen? Wie zit er in de slavernij van de zonde en kan zichzelf niet bevrijden? Wie zit er in de gevangenis, gebonden met ijzeren boeien en achter dikke, ondoordingbare muren? Hier is de Losser! De wet kan u niet lossen. Hetgeen der wet onmogelijk was, heeft God Zijn Zoon zendende in gelijkheid van het zondige vlees, en dat voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees.

Uw Verlosser is de Heilige Israëls. Hoe zou u zó'n Losser kunnen afwijzen? Hoe zullen we ontvlieden indien we op zo grote zaligheid geen acht geven? Israël wordt verlost door de Heere met een eeuwige verlossing. Hij is het Die verlost hééft, en Die nóg verlost, op Wie wij hopen dat Hij ons nog verlossen zal. Vreest niet, zegt Hij, Ik help u. Dat blijft geldig, ook over de grenzen van dit leven heen.

O Heer', Die mij verblijdt, Mijn Rots en Losser zijt, Dan heb ik niets te vrezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

VREEST NIET

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's