Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het laatste Heilsfeit

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het laatste Heilsfeit

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(een korte nabeschouwing)

Eigenlijk is wat er tussen haakjes staat achter het opschrift boven dit artikel, niet helemaal juist. Het zou de indruk kunnen wekken dat we tenslotte nog een nabeschouwing geven op het laatste heilsfeit, de wederkomst van Christus, en dat dan daarmee de zaak als afgedaan beschouwd kan worden. Zo is het zeker niet bedoeld. Want het laatste heilsfeit, waarover we een reeks artikelen in ons blad schreven, is nog volop in beweging. De geschiedenis stuwt naar de grote dag dat Christus zal verschijnen op de wolken des hemels. De vraag is: zijn wij als degenen, die de Naam van Christus dragen, wel in (voldoende) beweging naar die dag toe, die we naar het woord van onze Belijdenis, (d.w.z. naar het Woord van God) verwachten met groot verlangen? Beschouw deze nabeschouwing dus niet als een punt.

ik wil in dit artikel nog eens ingaan op de correspondentie die mij bereikte, vragen, opmerkingen, waarvoor ik degenen die reageerden hartelijk dank zeg. Het is fijn om te merken dat er met belangstelling en met zegen kennis genomen wordt van het geschrevene. Maar dan nu ter zake.

Ik zal geen initialen vermelden van de lezers(eressen) die reageerden. Ik zal zo duidelijk zijn dat u uw vragen herkent. Er is een briefschrijver die inhaakt op een zaak die al in het verleden door hem aan de orde gesteld is, namelijk of de tweede dienst op de zondag niet bestemd kan worden voor de prediking van de wederkomst van Christus, inplaats van de Catechismusprediking. Deze gedachte laat hem blijkbaar niet los, omdat, en dat hebben wij ons als predikanten wel aan te trekken, als dit zo is er anders te weinig over de wederkomst gepreekt wordt.

Ik wil graag iets aan mijn vriend kwijt waarin hij m.i. niet helemaal terecht oordeelt. Hij zegt namelijk: „Vermoedelijk zal dit (de prediking over de wederkomst) meer studie van de predikanten vergen, dan wanneer dezelfde preken weer kunnen worden opgezocht over de bekende onderwerpen". Ik zou hem vriendelijk willen vragen: is dat zo dat oude preken worden opgezocht? Als dit zo is, dan is dat afkeurenswaardig. Meen niet, beste vriend, dat de Catechismuspreken minder studie vraagt dan preken over „vrije stof". Wij predikers zijn het èn aan de gemeente èn aan ons ambt verplicht de schatten van het Woord op te delven en dat kost inspanning, dat kan ook alleen maar biddend gebeuren. Laten we er nooit aanleiding toe geven dat de gemeente de indruk krijgt dat we na 52 zondagen van de Heidelberger bepreekt te hebben „het stapeltje omkeren".

Nogmaals wil ik het toch kwijt dat de zogenaamde leerdienst niet mag verdwijnen uit het midden van de gemeente. De fundamenten van de Bijbelse verkondiging worden grondig gelegd en wij preken niet de Catechismus, maar bedienen het Woord Gods langs de in de Catechismus uitgezette schriftuurlijke lijnen. Daarbij gedachtig aan het woord van de apostel Paulus: ebt acht op uzelve en op de leer, volhardt daarin, want dat doende zult gij en uzelf behouden en die u horen (1 Tim. 4 : 16).

Maar een grondige uiteenzetten van de goddelijke leerstukken behoeft toch niet ten koste te gaan van een voortdurende prediking over en aandacht voor de wederkomst van Christus? Ik heb duidelijk gesteld dat wie niet regelmatig de wederkomst van Christus verkondigt, niet al de raad Gods verkondigt. Maar we moeten dan wel erbij zeggen, dat wie alléén maar de wederkomst verkondigt en andere in Gods Woord geopenbaarde heilgeheimen laat liggen, evenmin de volle raad Gods verkondigt. Dit laatste zal mijn vriend wel hartelijk beamen.

Daarmee heb ik — denk ik — een goede overgang gemaakt naar het volgende onderwerp dat door hem aan de orde gesteld wordt. Ik heb geschreven over sectarisch e opvattingen over de wederkomst van Christus. Nu is mijn vriend bezig uit dit woord sectarisch dat ik gebruikte iets af te leiden wat ik beslist niet heb bedoeld.

Laten we eerst eens bekijken wat is eigenlijk sectarisch? Als een persoon of groep van personen uit de hele bijbelse waarheid slechts één of twee gegevens licht en dat verabsoluteert tot de enige waarheid. Alsof er daarnaast niets meer in de Bijbel zou staan. Dan gaat men met bepaalde waarheden uit de Schrift een kant op die we beslist niet op moeten. En ter verduidelijking wil ik best erkennen dat we niet alleen sectarisch kunnen zijn naar de kant van de wederkomst van Christus, met al de berekeningen van dag en uur en datüm, maar ook naar verschillende kanten. Elke eenzijdigheid heeft het gevaar van sectarisme in zich. Ik ben het met u eens dat we dan ook bij onszelf genoeg sectarische tendenzen en gevoelend en neigingen kunnen en zullen aantreffen. Ik heb dan ook beslist niets verkeerds willen zeggen van mensen die, in het geheel van hun geloofsbeleving en christelijke levenspraktijk en prediking, meer aandacht vragen voor de wederkomst dan onder ons te doen gebruikelijk is. Wie eenzijdig nadruk legt op welk onderdeel van de Schrift ook, is sectarisch bezig. Ik geloof zelfs dat we juist van die christenen, die zich met de wederkomst van Christus bezig houden veel kunnen leren. Maar het moet dan niet gaan ten koste van de prediking van wedergeboorte, bekering en geloof in Christus. Wee»-denk ik aan een wpord van Paulus: l de Schrift is van God ingegeven en is nuttig tot lering en wederlegging en tot verbetering, tot onderwijzing die in de rechtvaardigheid is, opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaakt toegerust (2 Tim. 3 : 16).

Om nu concreet te worden moet ik zeggen dat er in de loop der eeuwen tot op vandaag aan de dag vele groepen zijn, vele secten zijn, die juist de wederkomst van Christus als een deel van het geheel in hun vaandel hebben geschreven, waarbij het geheel van de Schrift is verdwenen en een deel zó met nadruk naar voren is gebracht dat men op grond daarvan tot allerlei uitspraken berekeningen en voorstellingen gekomen is, ja, dat het zelfs tot uitspattingen heeft geleid die niets, maar dan ook niets met de wederkomst des Heeren hebben uit te staan. Me dunkt dat we daartegen moeten waarschuwen en dat bedoelde ik met „huppelgeloof" dat men over de andere grondwaarheden der Schrift heenhuppelt, als zou waarachtige bekering niet noodzakelijk zijn.

Tenslotte hebben we niet alleen een brandende lamp nodig die je heel hoog kunt opdraaien en die prachtig licht geeft, maar ook olie als de lamjp in de nacht leeggebrand is. En wat is die olie anders dan de werkelijke verbondenheid met Christus door het geloof, in de Heilige Geest zoals we in Hem rechtvaardig zijn voor God ? Ik mis met u de vrijmoedigheid om mensen die intensief op het punt van de wederkomst de Schrift onderzoeken, en daarbij de hele Schrift in aanmerking laten komen, sectarisch te noemen. Maar ik houd ook in gedachten het woord van Christus dat wanneer ze zeggen: zie hier is de Christus en zie daar is de Christus, gelóóft ze niet.

Graag wil ik ruimte laten, zoals er binnen de kerk altijd ruimte geweest is voor een worsteling met het Woord der profetie, als de grondwaarheden maar niet verdrongen worden voor deelwaarheden. En we zullen de Schrift in dit opzicht vrijmoedig mogen bevragen mits we ons door de Schrift ook laten bevragen op dit ene punt: hebt gij de Heilige Geest ontvangen?

Nog een onderdeel van uw brief wil ik toelichten. U noemt in uw brief Filippenzen 1 : 18: at dan? Nochtans wordt Christus op allerlei wijze verkondigd, hetzij onder een deksel, hetzij in der waarheid, en daarin verblijd ik mij en ik zal mij ook verblijden. Wat wil Paulus met deze woorden zeggen?

Het gaat vooral om de woorden „onder een deksel". Bedoelt de apostel hiermee dat hij er niet om geeft en dat het er niet op aankomt hoe er verkondigd wordt als er maar iets van Christus in naar voren komt? Dat kunnen we van een man die zo vanuit het hart van het evangelie tegen allerlei dwaalleer te velde trekt moeilijk aannemen. Hij laat dus geen ruimte voor de gedachte dat de reine en de onzuivere prediking hand in hand kunnen gaan. Hij roept zelfs het wee over zichzelf uit als hij het evangelie niet verkondigt. En ook onder ons — ik geef het u graag toe — is de prediking niet steeds evenwichtig ten aanzien van de drie stukken ellende, verlossing en dankbaarheid. (Wat ben ik blij dat u de Catechismus toch goed kent.) We moeten nooit zo gauw over onze prediking tevreden zijn, dan worden we lui en zelfgenoegzaam. Maar nu Paulus' bedoeling.

U moet eens letten op vers 15 uit dit zelfde hoofdstuk, waar de apostel schrijft: Sommigen prediken ook wel Christus door nijd en twist, maar sommigen ook door goedwilligheid. Genen verkondigen wel Christus uit twisting, niet zuiver, menende aan mijn banden verdrukking toe te brengen. Doch deze uit liefde dewijl zij weten dat ik tot verantwoording van het evangelie gezet ben.

Er zijn er die Christus wel prediken, maar daarin zichzelf zoeken, uit valse bijmotieven. Ze vatten de prediking op als een erebaantje of ze zoeken geldelijk voordeel. Daaruit ontstaat twist en tweedracht. Niet dat hun prediking niet zuiver was, want dan zou Paulus ze wel anders van repliek gediend hebben, maar de drijfveer was niet zuiver of heilig en ze gebruiken de evangelieprediking om hun verkeerde bedoelingen te verbergen. Ze zoeken eigen aanhang, eigen eer, eigen geldelijk voordeel. Ze jagen eigen grootheid na. Hier is dus geen sprake van onzuivere ketters, halve of verkeerde Christusprediking. De fout ligt niet in de inhoud der prediking, doch alleen in de drangreden waaruit en het doel waarmee de zuivere Evangelieverkondiging geschiedt. Welnu, hun motieven zullen ze eens voor God moeten verantwoorden, dat is mijn zaak niet, zegt Paulus. Grootmoedig, edelmoedig zegt hij dan: Als Christus maar verkondigd wordt, dan ben ik blij, want afgezien van de prediker doet het Woord zijn werk. Daarin verblijd ik mij. Dat is een staaltje van ambtelijke zelfverloochening, nee meer, dat is de kracht van de liefde van Christus.

Ik hoop dat mijn vriend, die in een goede toon schreef, mij in de beantwoording van zijn vragen kan volgen en laten we elkaar, ja in het geheel van de gemeente(n) opwekken om het goede voor Jeruzalem te zoeken, te bidden voor haar vrede, en de dienstknechten gelijk zijn die op hun Meester wachten.

De volgende keer nog enkele andere vragen uit brieven die ik ontving.

K.a.Z.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 december 1982

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het laatste Heilsfeit

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 december 1982

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's