Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Is de noodleugen geoorloofd?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is de noodleugen geoorloofd?

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het probleem dat in bovenstaande vraag is verwoord is duidelijk. Liegen is zonde tegen het negende gebod van Gods heilige Wet. Maar geldt dat altijd en in alle omstandigheden? Met andere woorden: Mag men, bijvoorbeeld als het leven van de naaste in gevaar is, en men door een leugen dat leven kan redden, dit gebod overtreden? Het gaat dus duidelijk om een geval van „nood". En iedereen zal wel begrijpen dat hier niet aan de orde is wat kinderen, en soms ook wel grote mensen, „een leugentje om bestwil" plegen te noemen.

Geen eenstemmigheid

Het vraagstuk is al héél oud. Reeds dooide Griekse denkers is de vraag opgeworpen of men in een noodsituatie de waarheid geweld mocht aandoen. In sommige gevallen, aldus de wijsgeer Plato, moet die vraag bevestigend worden beantwoord. Daarentegen heeft Aristoteles de noodleugen in alle omstandigheden veroordeeld: de waarheid gaat boven alles.

Ook onder de kerkvaders was geen eenstemmigheid. Origenes en Chrysostomus hielden in bepaalde gevallen de noodleugen voor geoorloofd, terwijl Augustinus haar onvoorwaardelijk verwiep. Geen enkele leugen, aldus deze kerkvader, is op grond van de Heilige Schrift te verdedigen. De Middeleeuwse theologie heeft in grote lijnen Augustinus gevolgd en de noodleugen veroordeeld.

Luther heeft aanvankelijk de noodleugen afgewezen (onder invloed van de theologie van de Middeleeuwen? ) maar later heeft hij ze niet alleen geoorloofd, maar zelfs geboden geacht indien ze kon dienen tot redding van het leven van de naaste.

Dit was zomaar een greep uit het vele dat er over de noodleugen is gezegd en geschreven. Genoeg om te laten zien hoe ingewikkeld het probleem is en hoe weinig eenstemmigheid erover bestaat.

fïet gebod der liefde

In de laatste wereldoorlog werden de ethici als het. ware gedwongen zich opnieuw op het probleem van de noodleugen te bezinnen. Ook zij die tevoren de noodleugen categorisch hadden afgewezen kwamen voor moeilijkheden te staan. Een heel simpel voorbeeld: iemand had onderduikers in huis en leden van de bezettende macht stonden aan de deur met de vraag of men soms mensen in htiis verborg? Moest zo'n vraag bevestigend worden beantwoord? Dat zou het leven van die onderduikers hebben gekost!

Zo zijn theologen gekomen tot de construktie dat „het gebod der liefde" gaat boven het gebod der waarheid. Met andere woorden: uit liefde tot de naaste mag men in bepaalde gevallen dc waarheid geweld aandoen.

Nu is deze laatste beschouwing niet ongevaarlijk. Want op grond van deze redenering wordt vandaag de dag met allerlei geboden van Gods heilige Wet de hand gelicht. Zo kan men echtscheiding, homofilie,

euthanasie, enz., verdedigen met het beroep op „liefde tot de naaste"! Alsof er een tegenstelling zou bestaan tussen de geboden van Gods Wet en het gebod der liefde!

Bijbelse voorbeelden

Het Oude Testament geeft enkele voorbeelden van wat wij de „noodleugen" noemen. Daaronder valt natuurlijk niet het voorbeeld van Abraham, die tegen de farao van Egypte zei dat Saraï zijn zuster was, want dat was zuiver „een leugen om bestwil"! De vroedvrouwen in Egypte zijn wèl een duidelijk voorbeeld. W 7 ant aan de opdracht om alle pasgeboren jongetjes te verdrinken in de Nijl weten ze te ontkomen door een handige leugen (zie Exodus 1).

Het duidelijkste voorbeeld is wel dat van Rachab de hoer. Zij heeft de verspieders verborgen op het dak, onder de vlasstoppels. Maar als de dienaren van de koning van Jericho komen, zegt zij dat ze allang vertrokken zijn! (Jozua 2).

En om niet méér te noemen, wanneer Jonathan en Ahimaaz op de vlucht zijn voor Absalom en verborgen worden in een gortput, dan zegt de eigenares van die put: „Ze zijn over dat waterriviertje gegaan" (2 Sam. 17).

Duidelijke voorbeeden van het gebruik van de noodleugen om het leven van mensen te redden!

Een merkwaardige uitspraak

Ik heb verschillende Catechismusverklaringen uit de tijd van de Nadere Reformatie geraadpleegd om te zien hoe de onder ons bekende „oude schrijvers" over deze zaak hebben gedacht. Tot mijn verwondering echter laten ze bijna allemaal — voor zover ik kon nagaan — de „noodleugen" onbesproken. De enige die er een enkele regel aan wijdt is Mr. Justus Vermeer — geen theoloog, maar 'n jurist! — die in zijn verklaring van het negende gebod deze merkwaardige uitspraak doet:

„Ook is het geen leugen en bedrog, als men in een wettigen oorlog krijgslisten gebruikt, waardoor men zijne vijandige naasten afbreuk doet of hun naam of crediet benadeelt; de Heere Zelve heeft aan Israël krijgslisten geleerd, of het gebruiken van krijgsbedrog".

Tegen uw naaste

Misschien geeft ook het negende gebod zelf ons nog een handvat. We zijn zo geneigd de woorden: „Gij zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste" te lezen als een categorisch: „gij zult niet liegen". We vatten dan de woorden „tegen uw naaste" op als: „tot uw naaste", „ten overstaan van uw naaste". Het Hebreeuwse woord kan echter ook betekenen: tégen uw naaste, in het nadeel van uw naaste. Het vals getuigenis spreken zou dan beperkt w T orden tot die gevallen waarin men zijn naaste op de een of andere manier schade berokkent, en het zou tegelijk ruimte laten voor noodgevallen waarin men liegen mag in het voordeel van de naaste.

Spanning

Het zal wel duidelijk zijn dat de „noodleugen" een omstreden zaak is. Het ene grote gebod is dat we God zullen liefhebben boven alles en onze naaste als onszelf. Terwille van de waarachtigheid van God zijn wij verplicht de waarheid en niets dan de waarheid te spreken. En tegelijk zijn we verplicht het goede voor onze naaste te zoeken. Dat er tussen die twee soms spanning optreedt wijst op de gebrokenheid van deze bedéling. Er moet weieens een keuze worden gemaakt die niet. geheel bevredigt.

Daarom moet — aldus J. van den Berg in de Chr. Ene. — „juist deze situatie ons doen uitzien naar het Koninkrijk Gods, waarin geen spanning meer aamvezig zal zijn tussen

woord en werkelijkheid".

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Is de noodleugen geoorloofd?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's