DE ZIEKENTROOST
(1)
Achter in ons gereformeerd kerkboek bevindt zich een klein, door velen vergeten geschrift. Ik doel op de Ziekentroost. Enige jaren geleden heeft dr. C. A. Tukker (thans te Urk) het goede initiatief genomen om een aantal in de hervormde kerk te Kamerik gehouden preken over dit geschrift in druk te doen verschijnen. Zo werd in 1976 bij 'De Banier' te Utrecht uitgegeven het boekje In het nooit ontdekte spoor. Aan dat boekje zal ik in een aantal artikelen over de Ziekentroost het een en ander ontlenen. Daarnaast willen we eens luisteren naar de kritiek die van verschillende kanten op dit geschrift is geuit en zien in hoeverre die kritiek terecht is. Het gaat mij vooral 0111 twee dingen: eens de aandacht vragen voor een klassiek-gereformeerde tekst als de Ziekentroost is èn zo een bescheiden bijdrage leveren aan de bezinning oip het pastoraat, genormeerd aan Schrift en belijdenis. De schrijver van de Ziekentroost is Cornelis van Hille (1540-1600), geboren te Yperen, gestorven te Rotterdam. In 1571 werd te Norwich in Engeland zijn 'Siecken Troost' voor het eerst uitgegeven, in 1579 verscheen een uitgebreider versie die bekend werd als 'de grote Ziekentroost'.
Dr. Tukker vermeldt in zijn historische inleiding nog de bijzonderheid dat de Ziekentroost aan Johan van Oldenbarnevelt voorgelezen is na diens doodvonnis en op diens eigen verzoek. Reeds in 1591 werd de Ziekentroost — in zijn korte en meest bekend geworden vorm — achter in een 'kerkboek', namelijk de psalmberijming van Marnix van Sint Aldegonde afgedrukt. Op die wijze kreeg de Ziekentroost een algemene bekendheid en goede reputatie onder het kerkvolk. Waarschijnlijk zullen de zogenaamde 'ziekentroosters' (over wie ds. Van Gorsel al eens schreef in ons blad) van deze handreiking vaak gebruik gemaakt hebben in de pastorale praktijk. In het 'Dienstboek voor de Ned. Herv. Kerk in ontwerp' is de Ziekentroost niet meer opgenomen. Het geschrift kon geen genade vinden in de ogen van de samenstellers, en wel om de volgende reden: „Ondanks het waardevolle in de Ziekentroost... is deze om zijn geheel verouderd karakter niet opgenomen en is een geheel nieuwe opzet gegeven, die rekening houdt met de vragen in onze tijd rondom gezond-en ziek-zijn."
Dr. C. A. Tukker acht dit verouderd karakter van de Ziekentroost echter niet zondermeer bewezen en schrijft: „De laatste nood van ons mensen vraagt niet naar
menselijke woorden, maar naar het Woord van God, ofwel naar woorden die de Heilige Geest leert. Zo is de Ziekentroost ontstaan, en zo is dit geschrift aktueel."
inzet: verantwoordelijkheid
De Ziekentroost zet in bij de zondeval, bij dc schuld van de mens in Adam. Ziekte, lijden en dood hangen samen met zonde, schuld en vloek. Het gaat daarbij niet om een vergeldingsschema, waarbinnen platweg geredeneerd wordt: hij of zij ondervindt moeilijkheden, dus hij of zij zal wel een bijzonder groot zondaar zijn... Dat is een al te doorzichtig en kortzichtig verband tussen zonde en leed. Telkens weer is er door zulke redeneringen kortsluiting ontstaan en in pastoraal opzicht enorme schade aangericht. En nog steeds lopen we vaak met klompen over de tere plantjes. We trappen onze naaste op het hart door onze met bijbelteksten doorspekte redeneringen te spuien, die geen recht doen aan het onbegrepene, aan het 'waarom', aan het bange raadsel van het lijden. Deze opmerkingen gaan voorop, om zo meteen caricaturen af te weren. Het verband tussen zonde en leed is een veelszins verborgen verband. Maar niettemin — het is er.
„God verwent ons niet op ons ziekbed, maar Hij vertroost ons en maakt daar plaats voor door ons onze schuld te doen kennen en belijden." (Tukker). Als mensen worden we verantwoordelijk gesteld, persoonlijk, maar ook collectief verantwoordelijk in Adam. Ziekte en dood zijn geen lotgevallen die door het noodlot over ons beschikt zijn in een volstrekte willekeur. Neen, ziekte en dood zijn de konsekwenties van de keus tegen God. Een keus die ons al lang over het hoofd gegroeid is, maar die we als Gods genade het niet verhoedt vanuit onszelf dagelijks blijven herhalen. De Ziekentroost confronteert dus. Dat wil zeggen: de mens wordt niet zielig neergezet en als een onmondige over de bol geaaid. Niet beklaagd, wel aangeklaagd. Ernstig zieken worden vaak besproken: 'hij is er toch zo naar aan toe, zij is al zo ver heen'. Maar zij zijn en blijven toch aansprakelijk, als ook nu nog steeds ver-antwoord-elijke en door het Woord aangesproken mensen.
In het opschrift van de Ziekentroost staat dan ook dat deze een handreiking bedoelt te bieden 'om gewillig te sterven'. Dat is niet 'berustend', maar 'eenswillend', in de weg van wedergeboorte en bekering, zodat onze wil wil wat Gód wil. Zo wordt de mens tot gehoorzaamheid geroepen vanuit een vernieuwd hart. De klassiek-gereformeerde pastorale benadering appelleert op de mens tot aan de laatste grens. Niet dat de mens het sterven in eigen beheer zou nemen als een daad die hij zelf stelt. Zo'n visie is ondenkbaar in een bijbels doortrokken klimaat. Maar wèl dat hij zich willens en wetens overgeeft aan de God die uit dit leven wegroept.
Vergankelijkheid en eeuwig leven
Het leven van de mens op aarde heeft waarde in zichzelf, maar niet óp zichzelf. Dat betekent dat we het vergankelijk leven sub specie aeternitatis, onder het gezichtspunt van de eeuwigheid, hebben te beschouwen. Het leven is pelgrimage en het is preparatie, voorbereiding, om de weg der zaligheid te vinden en te leren bewandelen. Het is bepaald niet christelijk om van het leven te walgen. Integendeel, juist vanuit het geloof in God is het leven de moeite waard. Maar de christelijke levensaanvaarding wordt getemperd door een diep doorleefd besef van de broosheid en vergankelijkheid die het aardse leven na de zondeval zijn gaan typeren. De Ziekentroost haalt een groot aantal Schriftplaatsen aan die van deze kortstondigheid spreken. „En als wij lang leven, zo leven wij honderd jaren. Gelijk een droppel water is te rekenen tegen het water van de zee, alzo zijn duizend jaren tegen dc dagen der eeuwigheid. En Petrus zegt, dat één dag bij de Heere is als duizend jaren, en duizend jaren als één dag. Alzo zijn onze jaren, te rekenen bij de eeuwigheid."
Het geloof maakt eerlijk en nuchter. Pastoraat naar het Woord verdoezelt niet, maar confronteert. De dingen, óók 'de laatste dingen' worden bij de naam genoemd. Struisvogelpolitiek is hier ondenkbaar. Is dit leven niet 'een gestadige dood', een voortdurend sterven? En dat woordgebruik wordt niet bij een stervende, maar bij pasgeboren zuigelingen gebezigd — in het Doopformulier! Ons levenshuis is een doorgangshuis. Voorlopigheid en vreemdelingschap kenmerken het leven van de christen. Hij of zij ziet zichzelf in de afgang met Adam, maar dan ook tegelijkertijd in de opgang met Christus. Zo is het een leven sub custodia speï, onder de hoede van de hoop.
„Dewijl wij nu, volgens de Heilige Schrift, allen sterven moeten, wie zou niet hartelijk naar de dood verlangen, als wij zien, in wat staat en verderf wij door Adam gekomen zijn, te weten in alle ongerechtigheid, tegenspoed en lijden; zodat wij boos zijn, en tot boosheid genegen, van der jeugd en jonkheid af."
Wij verstaan deze woorden niet als een getuigenis van verachting van het aardse leven als zodanig. Dat zou neerkomen op minachting van een allerminst te versmaden weldaad van God, onze Schepper. Het is immers goed op aarde te leven voor Zijn aangezicht? Maar het is niet goed, het is dwaas, met wat Calvijn zou noemen 'een beestachtige liefde' aan het aardse te hangen en in het aangezicht van de dood krampachtig te willen vasthouden aan het wegvlietende leven.
Hoe diep hebt u de tentpinnen ingeslagen ?
V.
J. H.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's